Artikel 2
1. De afstanden tot al dan niet geprojecteerde kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten, bedoeld in de artikelen 4, vijfde lid, en 5, derde lid, van het besluit, zijn de afstanden die zijn vermeld in of volgen uit:
a. bijlage 1, tabel 1, indien het risico wordt veroorzaakt door een LPG-tankstation als bedoeld in artikel 4, vijfde lid, onderdeel a, van het besluit; b. bijlage 1, tabel 3, indien het risico wordt veroorzaakt door een inrichting waar verpakte gevaarlijke afvalstoffen of verpakte gevaarlijke stoffen, niet zijnde nitraathoudende kunstmeststoffen, worden opgeslagen als bedoeld in artikel 4, vijfde lid, onderdeel b, van het besluit; c. vervallen; d. bijlage 1, tabel 6, indien het risico wordt veroorzaakt door een inrichting waarin een koel- of vriesinstallatie aanwezig is als bedoeld in artikel 4, vijfde lid, onderdeel c, van het besluit; e. bijlage 1, tabel 7, indien het risico wordt veroorzaakt door een inrichting waarin meerdere koel- of vriesinstallaties als bedoeld in artikel 4, vijfde lid, onderdeel c, van het besluit in een machinekamer aanwezig zijn; f. bijlage 1, tabel 8, indien het risico wordt veroorzaakt door een richting als bedoeld in artikel 1c, onderdeel a, en g. bijlage 1, tabellen 9 en 10, indien het risico wordt veroorzaakt door een inrichting als bedoeld in artikel 1c, onderdeel b.
2. Voor de toepassing van bijlage 1, tabel 3, geldt dat:
a. indien binnen een opslagvoorziening het zwavelgehalte, uitgedrukt in gewichtspercentage, danwel het gehalte van chloor, fluor en broom gezamenlijk, uitgedrukt in gewichtspercentage, hoger is dan de in tabel 3 genoemde stikstofcategorie, de afstand behorende bij de in de tabel 3 daarop volgende hogere stikstofcategorie wordt gehanteerd, en b. indien er sprake is van een sterk wisselende, op het moment van de aanvraag om een vergunning als bedoeld in artikel 4, eerste tot en met vierde lid, juncto artikel 15 van het besluit onbekende, samenstelling van de aanwezige gevaarlijke stoffen, bij de toepassing van tabel 3 een stikstofgehalte van 10% wordt gehanteerd.
3. Voor de toepassing van bijlage 1, tabel 6:
a. is de hoogste afscheider- of verdampingstemperatuur bepalend. Indien die hoogste temperatuur wordt bepaald door een afscheidervat waarin minder dan 400 kg ammoniak aanwezig is, mag in afwijking van de vorige zin de afstand worden toegepast die behoort bij de werktemperatuur die heerst in het afscheidervat met de op een na hoogste werktemperatuur, en b. wordt, indien de desbetreffende installatie niet is uitgerust met een pompbeveiliging, de bij de opstellingsuitvoeringen 2 en 3 vermelde afstand vermeerderd met 30 meter.
4. Voor de toepassing van bijlage 1, tabel 7, wordt, indien een of meer van de installaties in opstellingsuitvoering 2 of 3 niet is uitgerust met een pompbeveiliging, de afstand die volgt uit tabel 7 vermeerderd met 30 meter.
5. Indien bij de vaststelling van een besluit als bedoeld in de artikelen 3.1, eerste tot en met derde lid, 3.6, eerste lid, 3.26, eerste lid, 3.28, eerste lid, 4.2, eerste lid, of 4.4, eerste lid, onder a, van de Wet ruimtelijke ordening en bij het verlenen van een omgevingsvergunning waarbij met toepassing van artikel 2.12, eerste lid, onder a, onder 2º of 3º, of tweede lid, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht van het bestemmingsplan of de beheersverordening wordt afgeweken dan wel krachtens artikel 11 van de Woningwet van de bouwverordening wordt afgeweken zodanige voorschriften aan dat besluit zijn verbonden of op zodanige wijze toepassing is gegeven aan artikel 2.30 of 2.31, eerste lid, aanhef en onder b, of tweede lid, aanhef en onder b, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, dat binnen drie jaar na vaststelling van dat besluit aan de afstanden, bedoeld in het eerste lid, voorzover het betreft kwetsbare objecten, wordt voldaan, zijn, in afwijking van dat lid, gedurende die drie jaar de in acht te nemen afstanden tot de op het tijdstip van vaststelling van dat besluit aanwezige kwetsbare objecten, de op dat tijdstip bestaande afstanden, indien die afstanden groter zijn dan de afstanden die overeenkomen met de risicocontour 10–5 per jaar.
Details
[Regeling vervallen per 01-01-2024]