Terug naar bibliotheek
Hoofdstuk 3. : Niet voor menselijke consumptie bestemde dierlijke producten
§ 3. : Werkgebieden
Artikel 3.20. Aanwijzing dierlijke bijproducten

Artikel 3.20. Aanwijzing dierlijke bijproducten

Laatste versie

Dierlijke bijproducten als bedoeld in artikel 3.3, eerste lid, van de wet zijn kadavers en delen daarvan als bedoeld in de artikelen 8 en 9 van verordening (EG) nr. 1069/2009 (verordening), met uitzondering van: a. dode gezelschapsdieren die worden begraven overeenkomstig artikel 3.10, eerste lid of overeenkomstig artikel 12, onderdeel a, subonderdeel i of onderdeel b, subonderdeel i, van verordening (EG) nr. 1069/2009 (verordening) worden verbrand of meeverbrand in een dierencrematorium; b. dode paarden, indien deze overeenkomstig artikel 13, onderdeel a, subonderdeel i of onderdeel b, subonderdeel i, van verordening (EG) nr. 1069/2009 (verordening) worden verbrand of meeverbrand in een dierencrematorium; c. kadavers van pelsdieren die nog niet zijn onthuid, indien ze worden onthuid in een daarvoor op grond van artikel 24, eerste lid, onderdeel h, van verordening 1069/2009 (verordening) erkende inrichting of erkend bedrijf; d. kadavers of delen daarvan die worden gebruikt voor activiteiten, bedoeld in artikel 17, eerste lid, en artikel 18, eerste en tweede lid, van verordening (EG) nr. 1069/2009 (verordening), waarvan het gebruik is toegestaan; e. producten van bijen en bijenteelt die overeenkomstig artikel 3.10, aanhef en onderdeel b worden verwijderd; f. Op een broederij in de schaal gestorven pluimvee en kadavers van pluimvee die zijn ontstaan op een broederij.