Terug naar bibliotheek
Titel I. Over onteigening in gewone gevallen
Hoofdstuk IV. Over de betaling van de schadeloosstelling
Artikel 61

Artikel 61

Laatste versie

Vervallen

Details

[Vervallen per 01-01-2024]

Gerelateerde rechtspraak

Hoge Raad2x keer aangehaald in latere zaken

ECLI:NL:HR:1941:10 - Hoge Raad - 3 juni 1941

ECLI:NL:HR:1941:103 juni 1941Dit wetsartikel wordt 19 keer genoemd in deze uitspraak
BestuursrechtOmgevingsrecht
Civiel RechtBurgerlijk Procesrecht, Goederenrecht
Hoge Raad10x keer aangehaald in latere zaken

ECLI:NL:HR:2019:757 - Aanvullende schadeloosstelling bij ontijdige onteigening: geen boete, wel een prikkel - 16 mei 2019

ECLI:NL:HR:2019:75716 mei 2019Dit wetsartikel wordt 13 keer genoemd in deze uitspraak

De aanvullende schadeloosstelling van art. 61 lid 2 Onteigeningswet heeft geen punitief karakter. Het is een tegemoetkoming en een prikkel om ontijdige onteigening te voorkomen, waarvan de hoogte wordt bepaald naar billijkheid met inachtneming van alle omstandigheden van het geval.

Civiel RechtVastgoedrecht, Verbintenissenrecht, Burgerlijk Procesrecht
Hoge Raad1x keer aangehaald in latere zaken

ECLI:NL:HR:1978:AT1544 - Hoge Raad - 4 april 1978

ECLI:NL:HR:1978:AT15444 april 1978Dit wetsartikel wordt 13 keer genoemd in deze uitspraak
Civiel RechtGoederenrecht, Burgerlijk Procesrecht, Verbintenissenrecht
BestuursrechtOmgevingsrecht
Hoge Raad3x keer aangehaald in latere zaken

ECLI:NL:HR:2011:BO9554 - Onteigening: Terugvordering ex art. 61 Ow alleen tegen onteigenende partij - 24 februari 2011

ECLI:NL:HR:2011:BO955424 februari 2011Dit wetsartikel wordt 7 keer genoemd in deze uitspraak

De vordering tot teruggave op grond van artikel 61 Onteigeningswet kan uitsluitend worden ingesteld tegen de onteigenende partij, niet tegen een derde aan wie de onteigende zaak is overgedragen. Voorbereidende werkzaamheden, zoals bodemonderzoek, gelden niet als uitvoering van het werk in de zin van dit artikel.

Hoge Raad

ECLI:NL:HR:2003:AI1061 - Hoge Raad - 18 december 2003

ECLI:NL:HR:2003:AI106118 december 2003Dit wetsartikel wordt 8 keer genoemd in deze uitspraak
Hoge Raad2x keer aangehaald in latere zaken

ECLI:NL:HR:2011:BO9557 - Terugvordering na onteigening (art. 61 Ow): grenzen en voorbereidende handelingen - 24 februari 2011

ECLI:NL:HR:2011:BO955724 februari 2011Dit wetsartikel wordt 7 keer genoemd in deze uitspraak

De terugvorderingsactie uit artikel 61 Onteigeningswet kan enkel worden ingesteld tegen de onteigenende partij, niet tegen een derde-verkrijger zoals de Staat. Voorbereidende handelingen, zoals bodemonderzoek, kwalificeren niet als "werkzaamheden ter uitvoering van het werk" die de termijn voor terugvordering stuiten.

Hoge Raad

ECLI:NL:HR:2011:BO9555 - Onteigening: vordering tot teruggave ex art. 61 Onteigeningswet en werkzaamheden - 24 februari 2011

ECLI:NL:HR:2011:BO955524 februari 2011Dit wetsartikel wordt 7 keer genoemd in deze uitspraak

Een vordering tot teruggave op grond van artikel 61 Onteigeningswet kan uitsluitend worden ingesteld tegen de onteigenende partij, niet tegen een derde-verkrijger zoals de Staat. Voorbereidende handelingen zoals bodemonderzoek zijn geen werkzaamheden ter uitvoering van het werk waarvoor is onteigend.

Hoge Raad2x keer aangehaald in latere zaken

ECLI:NL:HR:1979:AC0076 - Hoge Raad - 6 december 1979

ECLI:NL:HR:1979:AC00766 december 1979Dit wetsartikel wordt 3 keer genoemd in deze uitspraak
Civiel RechtVerbintenissenrecht, Vastgoedrecht, Burgerlijk Procesrecht
Hoge Raad3x keer aangehaald in latere zaken

ECLI:NL:HR:2016:2623 - Verjaring rentevordering: korte termijn geldt ook bij onbepaald bedrag - 17 november 2016

ECLI:NL:HR:2016:262317 november 2016Dit wetsartikel wordt 1 keer genoemd in deze uitspraak

De korte verjaringstermijn van vijf jaar voor periodieke betalingen (art. 3:324 lid 3 BW) is ook van toepassing op een veroordeling tot betaling van wettelijke rente waarvan het precieze bedrag nog niet is vastgesteld. De dreiging dat de schuld onredelijk oploopt, bestaat immers ook dan.

Hoge Raad3x keer aangehaald in latere zaken

ECLI:NL:HR:1999:ZD2951 - Hoge Raad - 19 juli 1999

ECLI:NL:HR:1999:ZD295119 juli 1999Dit wetsartikel wordt 1 keer genoemd in deze uitspraak