Artikel 25
§ 1. Algemene uitgangspunten uitstelbeleid
- Inleiding
Op grond van artikel 25 van de wet kan de ontvanger onder door hem te stellen voorwaarden uitstel van betaling verlenen aan de belastingschuldige voor (een gedeelte van) de hem opgelegde belastingaanslag. Volledigheidshalve wordt opgemerkt dat uitstel ook kan worden verleend nadat executoriaal beslag is gelegd. Het uitstelbeleid is dan onverkort van toepassing. Zodra de ontvanger blijkt van het bestaan van een tot H.M. de Koningin, de Commissie(s) voor de Verzoekschriften uit de Tweede of Eerste Kamer der Staten-Generaal, de Nationale Ombudsman of een tot het Ministerie van Financiën gericht verzoekschrift neemt hij een overeenkomstige houding aan als tijdens de behandeling van een verzoek om uitstel. De ontvanger kan als blijk van het bestaan van zulk een verzoekschrift eisen dat hem een kopie daarvan wordt overgelegd. Onherroepelijke invorderingsmaatregelen mogen alleen worden genomen na voorafgaande toestemming van het ministerie.
- Redenen voor een verzoek om uitstel
Een verzoek om uitstel van betaling zal in de regel op grond van één van de vijf hierna volgende redenen worden ingediend:
a. de hoogte van de belastingaanslag wordt betwist (paragrafen 1 en 2);
b. binnen afzienbare tijd wordt een uit te betalen bedrag verwacht waarbij dit bedrag kan dienen voor de voldoening van de belastingaanslag waarvoor uitstel wordt gevraagd (paragrafen 1 en 3);
c. de belastingaanslag kan niet binnen de betalingstermijn(en) worden voldaan in verband met betalingsproblemen (paragrafen 1 en 7 tot en met 14);
d. het betreft de aan een belastingplichtige opgelegde conserverende belastingaanslag of door de belastingplichtige verschuldigde inkomstenbelasting als bedoeld in artikel 25, negende, veertiende, zestiende of achttiende lid, van de wet (paragrafen 4 tot en met 6);
e. het betreft de aan een belastingplichtige opgelegde conserverende belastingaanslag betreffende de rechten van successie of schenking of de door belastingplichtige verschuldigde rechten van successie of schenking als bedoeld in artikel 25, dertiende lid, van de wet (paragraaf 6a).
- Uitstel van betaling op verzoek of ambtshalve
Het verlenen van uitstel van betaling gebeurt in beginsel op schriftelijk verzoek van de belastingschuldige. Onder voorwaarden kan de ontvanger aan een particulier ook op telefonisch verzoek kort uitstel verlenen (zie §13, tweede lid, hierna). Als de ontvanger van oordeel is dat in een daartoe aanleiding gevend geval uitstel van betaling gewenst is, deelt hij de belastingschuldige mee dat hem desgevraagd uitstel kan worden verleend. In daartoe aanleiding gevende gevallen kan de ontvanger ook ambtshalve uitstel van betaling verlenen. Uiteraard kan de ontvanger ook in daartoe aanleiding gevende gevallen om hem moverende redenen ambtshalve besluiten om de invordering op te schorten.
In dat geval wordt geen beschikking gegeven. Het uitstelbeleid is niet van toepassing bij ambtshalve opschorting.
- Houding van de ontvanger tijdens behandeling verzoek
Gedurende de behandeling van het verzoek om uitstel van betaling handelt de ontvanger overeenkomstig het beleid dat wordt gevoerd als ware het verzoek toegewezen. Als er aanwijzingen bestaan dat de belangen van de Staat kunnen worden geschaad, kan de ontvanger ondanks het verzoek om uitstel wel invorderingsmaatregelen treffen.
- Toewijzing van het verzoek om uitstel
Bij toewijzing van het verzoek worden de voorwaarden waaronder uitstel van betaling is verleend in de beschikking vermeld. (Zie ook lid 15 van deze paragraaf).
- Wanneer wordt het verzoek onder meer afgewezen
Een verzoek om uitstel van betaling wordt onder meer afgewezen als:
a. de medewerking van de verzoeker aan de Belastingdienst naar het oordeel van de ontvanger onvoldoende wordt geacht;
b. onjuiste gegevens worden verstrekt;
c. de gevraagde gegevens niet (volledig) binnen de door de ontvanger daartoe gestelde termijn zijn verstrekt;
d. de gevraagde zekerheid niet wordt gesteld (zie lid 16 van deze paragraaf);
e. zonder bezwaar elders krediet kan worden verkregen om de belastingschuld te voldoen dan wel zonder bezwaar vermogensobjecten te gelde kunnen worden gemaakt;
f. de berekende betalingscapaciteit zodanig is dat de schuld direct voldaan kan worden;
g. de betalingsregeling slechts mogelijk is als deze zich over een voor de ontvanger onaanvaardbare termijn uitstrekt;
h. de betalingsproblemen structureel zijn en een betalingsregeling volgens de ontvanger geen uitkomst zal bieden;
i. sprake is van een verzoek om uitstel van betaling van een belastingaanslag in verband met betalingsmoeilijkheden en voorafgaande aan dat verzoek uitstel is genoten in verband met een bezwaar- of beroepsprocedure tegen die aanslag, terwijl gedurende die procedure betalingsmiddelen ter beschikking hebben gestaan, waarmee de belastingschuld kon worden betaald.
De ontvanger is niet verplicht de belastingschuldige in de gelegenheid te stellen zijn zienswijze naar voren te brengen voordat hij het verzoek om uitstel geheel of gedeeltelijk afwijst. Als het verzoek om uitstel wordt afgewezen, moet gemotiveerd worden waarom tot afwijzing van het verzoek is besloten. Daarbij dienen alle afwijzingsgronden te worden genoemd. Niet kan worden volstaan met het noemen van de voornaamste afwijzingsgrond.
- Beëindigen uitstel/intrekking beschikking
Het uitstel wordt bij beschikking onder meer beëindigd als:
a. niet aan de voorwaarden wordt voldaan waaronder het uitstel is verleend;
b. tijdens de looptijd van het uitstel blijkt dat onjuiste gegevens zijn verstrekt;
c. de aanleiding tot uitstel van betaling is weggevallen;
d. de financiële omstandigheden van de belastingschuldige zodanig veranderen of zijn veranderd dat het naar het oordeel van de ontvanger onjuist is het uitstel te continueren;
e. de medewerking van de verzoeker aan de Belastingdienst naar het oordeel van de ontvanger onvoldoende wordt geacht;
f. er een situatie is ontstaan zoals omschreven in de artikelen 10 / 15 van de wet en de ontvanger van mening is dat de verhaalbaarheid van de belastingschuld, waarvoor uitstel is verleend, ernstig in gevaar komt, behoudens voorzover anders bepaald.
Zie voorts artikel 25, paragrafen 4 tot en met 6a, van deze leidraad.
- Voordat het uitstel wordt beëindigd
Als bij een betalingsregeling meer dan één termijn is toegestaan, kan de ontvanger bij niet-nakoming van de regeling betrokkene in de gelegenheid stellen om alsnog binnen tien dagen de achterstand te voldoen.
- Beëindiging van een verleend uitstel en "hoorplicht"
De ontvanger is niet verplicht de belastingschuldige in de gelegenheid te stellen zijn zienswijze naar voren te brengen voordat hij tot beëindiging van het uitstel overgaat.
- Van rechtswege vervallen van een verleend uitstel
Wanneer het uitstel is verleend tot een bepaald tijdstip en dit tijdstip is verstreken dan is daardoor het uitstel van rechtswege vervallen. Indien het verzoek om uitstel van betaling schriftelijk was ingediend, wordt de belastingschuldige van het vervallen ervan schriftelijk, onder opgaaf van reden, op de hoogte gesteld. Dit is geen beschikking in de zin van de Awb, maar slechts een mededeling van informatieve aard. Dit doet zich bijvoorbeeld voor als de inspecteur uitspraak heeft gedaan op een bezwaarschrift of de rechter op een beroepschrift heeft beslist en tot dat tijdstip uitstel van betaling was verleend.
- Geen invordering tijdens verleend uitstel
Artikel 25, eerste lid, tweede volzin, van de wet bepaalt wat het gevolg is van het verlenen van uitstel van betaling: gedurende het uitstel wordt de invordering niet aangevangen dan wel geschorst. Tenzij in de leidraad anders aangegeven kunnen in de periode dat met betrekking tot een belastingaanslag uitstel loopt, ten aanzien daarvan dus geen invorderingsmaatregelen worden aangevangen of voortgezet en kan geen verrekening plaatsvinden.
Gelegde beslagen blijven liggen. De bepaling verhindert uiteraard niet dat een voor een bepaalde belastingschuld gelegd beslag in het kader van een voor die schuld verleend uitstel van betaling wordt opgeheven. Te denken valt dan met name aan de situatie waarin uitstel van betaling voor een belastingschuld waarvoor beslag is gelegd, gepaard gaat met zekerheidstelling voor die schuld. In die situatie kan de ontvanger het beslag opheffen. De kosten die in het kader van het beslag zijn gemaakt blijven voor rekening van de belastingschuldige.
- Tien dagen wachttijd bij voortzetting invordering
Als de ontvanger geen (verder) uitstel van betaling verleent of een verleend uitstel beëindigt, dan wel de directeur afwijzend heeft beslist op een ingediend beroepschrift tegen de afwijzing of beëindiging, wordt de vervolging in beginsel niet aangevangen of voortgezet binnen een termijn van tien dagen na dagtekening van de beschikking. Hetzelfde geldt als het uitstel van betaling van rechtswege is vervallen en daarvan een mededeling is gedaan. Een dergelijke mededeling blijft overigens achterwege, als op telefonisch verzoek uitstel is verleend. In dat geval geldt de termijn van tien dagen dus niet. Verkorting of het niet verlenen van deze termijn vindt onder meer plaats als er aanwijzingen zijn dat de belangen van de Staat kunnen worden geschaad. Voorts geldt deze termijn niet als het uitstel is verleend in het kader van een prolongatie (zie artikel 14, § 1, lid 11a, van deze leidraad).
- Ambtshalve belastingaanslagen
Als uitstel van betaling wordt gevraagd voor een ambtshalve opgelegde belastingaanslag kan de ontvanger dit alleen voor een korte termijn verlenen om verzoeker in de gelegenheid te stellen alsnog het aangiftebiljet in te dienen. De door de ontvanger te bepalen termijn waarbinnen het biljet moet worden ingediend zal worden gesteld op ten hoogste één maand na dagtekening van zijn beschikking. Wanneer het biljet niet binnen deze termijn wordt ingediend, wordt aan de belastingschuldige medegedeeld dat het uitstel derhalve is vervallen. Aan de belastingschuldige wordt niet nogmaals uitstel van betaling verleend om het biljet alsnog in te dienen. Geen uitstel als hiervoor bedoeld wordt verleend wanneer het een heffing van een andere instantie betreft waarvan de invordering aan de Belastingdienst is opgedragen en die andere instantie al in een eerder stadium uitstel heeft verleend om betrokkene de gelegenheid te geven alsnog aangifte te doen.
13a. Aanslag ter behoud van rechten
Voor een aanslag die uitsluitend wordt opgelegd met het doel de bevoegdheid tot het vaststellen van een aanslag te behouden, een en ander als bedoeld in artikel 11, lid 3, artikel 16, lid 3 en artikel 20, lid 3, van de AWR, verleent de ontvanger ambtshalve uitstel van betaling. Het uitstel wordt verleend voor het gehele bedrag van de aanslag en duurt voort tot het moment waarop de inspecteur de belastingplichtige de precieze elementen van de aanslag heeft meegedeeld.
- Uitstel voor een bestuurlijke boete
Uitstel van betaling voor een bestuurlijke boete wordt verleend in verband met bezwaar, beroep of hoger beroep tegen de bestuurlijke boete. Voorts wordt uitstel van betaling verleend van een bestuurlijke boete als sprake is van een bezwaarschrift tegen een belastingaanslag en de bedragen van die belastingaanslag en van een voor bezwaar vatbare beschikking waarbij een bestuurlijke boete wordt opgelegd op één aanslagbiljet zijn vermeld, tenzij uit het bezwaarschrift blijkt dat het bezwaar zicht niet richt tegen de bestuurlijke boete. Aan het uitstel kan de voorwaarde worden verbonden dat maatregelen worden getroffen die ertoe strekken de belangen van de Staat veilig te stellen. Het uitstel wordt verleend tot het moment waarop op het bezwaarschrift is beslist.
Gedurende de periode waarin voor een bestuurlijke boete uitstel is verleend, wordt een betaling die op de desbetreffende belastingaanslag wordt verricht, afgeboekt met inachtneming van het bepaalde in artikel 7, § 1, zesde lid, van deze leidraad.
- De ontvanger kan aan het uitstel voorwaarden verbinden
Artikel 25, eerste lid, van de wet bepaalt dat de ontvanger aan het verlenen van uitstel van betaling voorwaarden kan verbinden. De te stellen voorwaarden zullen uiteraard steeds het belang van de invordering moeten dienen. Zo kan de voorwaarde worden gesteld dat de belastingaanslag waarvoor uitstel wordt verleend op vaste tijdstippen in termijnen wordt voldaan. Bij uitstel wegens betalingsmoeilijkheden stelt de ontvanger de voorwaarde dat voor nieuwe belastingaanslagen geen betalingsachterstand zal ontstaan. Ook kan de ontvanger de voorwaarde stellen dat hij door tussentijdse verstrekking van gegevens op de hoogte wordt gehouden van de stand van zaken in een bedrijf.
- Zekerheid
De ontvanger kan aan het verlenen van uitstel van betaling de voorwaarde stellen dat de belastingschuldige of een derde zekerheid stelt. In welke gevallen de ontvanger deze voorwaarde stelt, is geregeld in de paragrafen hierna. Bij het stellen van zekerheid gaat de voorkeur uit naar zekerheden die op eenvoudige wijze kunnen worden gesteld, bewaakt en zo nodig uitgewonnen. Met name valt te denken aan een bankgarantie, (stille of openbare) verpanding van een volwaardige vordering, hypotheek en verpanding van geldswaardige papieren of borgstelling door de directeur groot aandeelhouder van een BV. Opgemerkt wordt dat de ontvanger terughoudend dient te zijn met het aanvaarden van aangeboden zekerheid op goederen die sterk aan waardeverandering onderhevig zijn, zoals bijvoorbeeld aandelen. Is echter sprake van een zodanige zekerheidsstelling, dan dient de ontvanger extra alert te zijn bij het bewaken daarvan. Een aangeboden zekerheid in de vorm van een bezitloze verpanding van voorraden is in beginsel niet aanvaardbaar. Dit laatste lijdt slechts uitzondering indien aannemelijk is dat de belastingschuld niet kan worden betaald en andere zekerheidsvormen niet voorhanden zijn. De reden dat een bezitloze verpanding van voorraden niet kan worden aanvaard, is gelegen in de aard van het zekerheidsobject. In het uitzonderlijke geval dat sprake is van een bezitloze verpanding van voorraden, dient ook hier de ontvanger extra alert te zijn bij het bewaken daarvan.
- Uitstel van betaling volgens het CDW
Uitstel van betaling in de zin van het CDW wordt door de ontvanger in één van de onderstaande vormen verleend:
-
voor elk afzonderlijk verschuldigd geworden bedrag dat voortvloeit uit een individueel gedane aangifte (de zogenaamde klassieke aangifte ten invoer) dat op de voorgeschreven wijze (door middel van een uitnodiging tot betaling) aan de schuldenaar is meegedeeld en geboekt;
-
voor het totaal van de verschuldigd geworden bedragen van de gedurende de afgelopen maand gedane en geboekte aangiften (het zogenaamde maandkrediet);
-
voor het totaal verschuldigde bedrag dat op grond van de aanvullende periodieke aangifte na afloop van de aangifteperiode in één keer is geboekt.
Het uitstel van betaling dat op grond van de wet wordt verleend, met name in geval van bezwaar, beroep en hoger beroep, wordt in het CDW omschreven als "het verlenen van andere betalingsfaciliteiten". Aan het verlenen van uitstel is in het CDW steeds de eis verbonden dat zekerheid moet worden gesteld. Nu de bepalingen van het CDW in beginsel ook van toepassing zijn voor de nationale heffingen die terzake van invoer verschuldigd zijn, zal bij uitstel dus ook zekerheid gevraagd moeten worden voor de nationale heffingen. De eis van zekerheid kan worden gematigd dan wel achterwege worden gelaten als hierdoor ernstige economische of sociale moeilijkheden zouden kunnen worden veroorzaakt. Of deze situatie zich voordoet dient van geval tot geval te worden beoordeeld.
- Tijdstip indiening verzoek
Een verzoek om uitstel van betaling van een opgelegde belastingaanslag zal door de goedwillende belastingschuldige doorgaans vóór het verstrijken van de betalingstermijn worden ingediend. Als, zonder nadere motivering, het verzoek om uitstel wordt gedaan nadat de belastingaanslag invorderbaar is, zal de ontvanger in het algemeen minder geneigd zijn om uitstel van betaling te verlenen. De ontvanger zal overigens een verzoek om uitstel van betaling ongeacht het tijdstip van indiening en het stadium van de invordering altijd in behandeling nemen.
Een verzoek om uitstel van betaling in verband met betalingsproblemen wordt echter in het algemeen afgewezen als het verzoek is ingediend nadat aankondiging van een ten laste van de belastingschuldige te houden executoriale verkoop in een dagblad heeft plaatsgevonden, dan wel publicatie daarvan niet meer door de ontvanger te voorkomen is. Geen enkel verzoek om uitstel wordt meer ingewilligd wanneer de met de executoriale verkoop belaste belastingdeurwaarder feitelijk is aangevangen met de executoriale verkoop.
- Mondeling meedelen beschikking
Om de belangen van de Staat niet te schaden, kan de beschikking op een vlak voor de executoriale verkoop ingediend verzoek om uitstel door de ontvanger mondeling worden bekendgemaakt. Deze beschikking zal zo spoedig mogelijk schriftelijk worden bevestigd. In dat geval geldt uiteraard niet de termijn van tien dagen waarbinnen de invordering niet mag worden aangevangen of voortgezet.
- Toetsing door de directeur
Als de ontvanger een schriftelijk ingediend verzoek om uitstel afwijst of een verleend uitstel beëindigt kan de belastingschuldige daartegen schriftelijk opkomen bij de directeur. Het gemotiveerde beroepschrift dient te worden gericht tot de directeur. Het beroepschrift wordt ingediend bij de ontvanger die de beschikking heeft genomen. Als ambtelijke beroepsinstantie toetst de directeur de beschikking van de ontvanger aan het beleid, waarbij de directeur zal bezien in hoeverre de ontvanger in de concrete situatie in redelijkheid tot zijn beschikking heeft kunnen komen. Zodra de ontvanger blijkt van een zodanig beroepschrift aan de directeur neemt hij een overeenkomstige houding aan als tijdens de behandeling van een verzoek om uitstel.
- Beroepsfase
Met overeenkomstige toepassing van artikel 24 van de regeling geldt dat de termijn voor het indienen van een beroepschrift tien dagen bedraagt. Als uit het beroepschrift niet duidelijk blijkt waarop het beroep gebaseerd is, verzoekt de ontvanger de belastingschuldige het beroepschrift binnen een redelijke termijn (nader) te motiveren. De ontvanger wijst daarbij op een mogelijke niet-ontvankelijk verklaring bij het niet voldoen aan deze motiveringsplicht.
- Niet tijdig nemen van een beslissing
Tegen het niet tijdig nemen van een beslissing door de ontvanger op een verzoek om uitstel kan beroep worden ingesteld. Het indienen van een beroepschrift is in deze situatie niet aan een termijn gebonden. Blijkt tijdens de beroepsprocedure dat uitstel had moeten worden verleend, dan behoeft de directeur niet te volstaan met de uitspraak dat de ontvanger niet tijdig heeft beslist, maar kan hij op het beroepschrift van de belastingschuldige inhoudelijk beslissen.
- `Beroep' of herhaald verzoek bij de ontvanger
Zoals hiervoor is aangegeven, kan de belastingschuldige tegen bepaalde uitstelbeschikkingen beroep instellen bij de directeur. Mocht de belastingschuldige echter bij de ontvanger zelf (schriftelijk) bezwaar maken, of voor dezelfde belastingschuld een herhaald verzoek om uitstel indienen, dan behandelt de ontvanger het geschrift als een beroepschrift. Als de ontvanger op dat moment aanleiding ziet tot een (voor de belastingschuldige) gunstigere beslissing, geeft hij echter een nieuwe beschikking. Wanneer de belastingschuldige het ook met de nieuwe beschikking niet eens is, kan hij daartegen binnen tien dagen in beroep gaan bij de directeur.
- Bezwaarschrift tegen een beslissing op een verzoek om uitstel
In de gevallen dat het mogelijk is tegen een beslissing op een verzoek om uitstel een bezwaarschrift als bedoeld in artikel 23 AWR in te dienen bedraagt de termijn zes weken. Deze gevallen betreffen bijvoorbeeld conserverende belastingaanslagen en belastingaanslagen in het recht van successie of van schenking als bedoeld in artikel 25, dertiende lid, van de wet. Met betrekking tot deze bezwaarschriftprocedure gelden dezelfde regels als die welke van toepassing zijn op bezwaar als bedoeld in hoofdstuk V, afdeling 1, AWR, hetgeen ook inhoudt dat in dezen hoofdstuk 6 van het Voorschrift Awb 1997 van toepassing is.
§ 2. Uitstel in verband met bezwaren tegen de belastingaanslag
- Inleiding
Bezwaren tegen de hoogte van een belastingaanslag kunnen door middel van een bezwaar- of beroepschrift kenbaar worden gemaakt. Onder bezwaarschrift wordt hierna ook begrepen een door de belastingschuldige ingediend (hoger) beroepschrift. Een in verband daarmee gevraagd uitstel van betaling kan door de ontvanger worden verleend tot het moment waarop uitspraak op het bezwaarschrift is gedaan. Het in deze paragraaf neergelegde uitstelbeleid ziet uitsluitend op het door de belastingschuldige bestreden deel van de belastingaanslag, waarvoor uitstel is verzocht of verleend. Daarnaast is het gestelde in § 1, hiervoor, onverkort van toepassing. De ontvanger kan desgevraagd ook uitstel van betaling verlenen wanneer bij de gemeente bezwaar is gemaakt tegen de WOZ-beschikking in het geval een belastingaanslag is geregeld met inachtneming van de bestreden WOZ-taxatiewaarde. Om te kunnen beoordelen in hoeverre de WOZ-taxatie wordt bestreden zal een kopie van het bezwaarschrift tegen de WOZ-beschikking dienen te worden overgelegd. Een bezwaarschrift tegen de desbetreffende belastingaanslag behoeft niet te worden ingediend, aangezien een uitspraak op een bezwaarschrift tegen de WOZ-beschikking, waarbij de taxatiewaarde wordt herzien, automatisch leidt tot herziening van de belastingaanslag.
Naast bezwaren tegen de hoogte van een belastingaanslag kunnen ook bezwaren worden ingebracht tegen een op grond van enige bepaling van de (belasting)wet door de inspecteur of de ontvanger genomen beschikking of kennisgeving. Te denken valt bijvoorbeeld aan een beschikking heffings- of invorderingsrente en aan een beschikking aansprakelijkstelling. Het beleid is daarop zoveel mogelijk van overeenkomstige toepassing.
1a. Het verzoek om uitstel
In § 1, hiervoor, is aangegeven dat uitstel van betaling in beginsel wordt verleend op schriftelijk verzoek van de belastingschuldige. Als de belastingschuldige een bezwaarschrift tegen een belastingaanslag indient, wordt het bezwaarschrift ook als een verzoek om uitstel van betaling aangemerkt. Dit geldt echter uitsluitend, indien in het bezwaarschrift het be-streden bedrag van de belastingaanslag en de berekening van dat bedrag zijn vermeld. Een expliciet verzoek om uitstel is in dat geval niet nodig.
Een beroepschrift tegen de uitspraak van de inspecteur op het bezwaarschrift en een door de belastingschuldige ingesteld beroep tegen een rechterlijke uitspraak over de juistheid van een dergelijke uitspraak, gelden niet als een verzoek om uitstel van betaling. In die gevallen moet de belastingschuldige dus een afzonderlijk verzoek om uitstel van betaling indienen bij de ontvanger.
Als bij de ontvanger een verzoek om uitstel wordt ingediend in verband met een op korte termijn in te dienen bezwaarschrift, licht de ontvanger de inspecteur daaromtrent in en wordt dit verzoek ook aangemerkt als een pro-forma bezwaarschrift.
- De beslissing op het verzoek om uitstel
In het algemeen wordt, ongeacht de hoogte van het bestreden bedrag en onder door de ontvanger te stellen voorwaarden, gunstig beslist op een verzoek om uitstel van betaling in verband met een tijdig ingediend bezwaarschrift. De toewijzende beslissing strekt zich niet verder uit dan tot het bestreden bedrag. In het verzoek dienen daarom het bestreden bedrag van de belastingaanslag en de berekening van dat bedrag te worden vermeld. Van de belastingschuldige kunnen nadere gegevens worden verlangd ter bepaling van de hoogte van het bestreden bedrag. Zo nodig kan de ontvanger in overleg treden met de inspecteur om de juistheid van de door de belastingschuldige verstrekte gegevens te verifiëren.
Als het bestreden bedrag of de berekening daarvan niet in het verzoek om uitstel zijn vermeld, wordt de belastingschuldige in de gelegenheid gesteld de ontbrekende gegevens alsnog schriftelijk mede te delen. Daartoe geeft de ontvanger de belastingschuldige een termijn van ten hoogste één maand vanaf de dagtekening van zijn verzoek om nadere gegevens. Een langere termijn (of verlenging van de eerder gegeven termijn) is mogelijk, als de ontvanger - na overleg met de inspecteur - van oordeel is dat dit redelijk is. Dit laatste zal bijvoorbeeld het geval zijn, als de belastingaanslag is opgelegd tot behoud van rechten. Als de belastingschuldige de verleende termijn ongebruikt voorbij laat gaan, wordt het verzoek om uitstel afgewezen.
Het verschil tussen het bedrag van de belastingaanslag en het bestreden bedrag dient tijdig te worden voldaan.
2a. Onderlinge overlegprocedure
Als een belastingschuldige van mening is dat het opleggen van een aanslag door de inspecteur niet in overeenstemming is met een door Nederland gesloten belastingverdrag, kan hij verzoeken om een overlegprocedure. Als beide verdragspartners de overlegprocedure accepteren, verleent de ontvanger uitstel van betaling voor de aanslag(en) in kwestie als:
– de inspecteur een verrekenprijscorrectie heeft aangebracht;
– de inspecteur in tegenstelling tot de belastingschuldige van mening is wel degelijk een heffingsrecht te hebben.
Het uitstel duurt in beginsel tot het tijdstip waarop de nationale en internationale procedures ter oplossing van het geschil zijn afgerond. Lid 3 van deze paragraaf is van overeenkomstige toepassing.
In de situatie waarin een overlegprocedure start omdat de verdragspartner een verrekenprijscorrectie aanbrengt of meent een heffingsrecht te hebben, zal de verdragspartner uitstel van betaling dienen te verlenen. Gebeurt dat niet, dan verleent de ontvanger slechts uitstel van betaling als er sprake is van ernstige liquiditeitsproblemen.
- Zekerheid
Als voorwaarde voor het verlenen van uitstel van betaling kan de ontvanger zekerheid verlangen voor de betwiste belastingschuld. In beginsel wordt alleen zekerheid gevraagd als de aard en omvang van de belastingschuld in relatie tot de bij de ontvanger bekende verhaalsmogelijkheden daartoe aanleiding geven. Het in het verleden getoonde aangifte- en betalingsgedrag wordt mede bij de beslissing van de ontvanger betrokken. Voor het geval voor de betwiste belastingschuld geen uitstel van betaling wordt verleend omdat de verlangde zekerheid niet wordt verstrekt, zij verwezen naar het bepaalde in § 2, lid 3a.
3a. Onherroepelijke invorderingsmaatregelen voor betwiste belastingschuld
Zolang de belastingaanslag waartegen een bezwaarschrift is ingediend niet onherroepelijk vaststaat, worden voor de betwiste belastingschuld in beginsel geen onherroepelijke invorderingsmaatregelen getroffen. Wanneer echter aanwijzingen bestaan dat de belangen van de Staat of de belangen van belastingschuldige door het achterwege laten van onherroepelijke invorderingsmaatregelen zouden worden geschaad, kunnen bedoelde maatregelen wel worden getroffen. Het enkel leggen van beslagen die feitelijk dienst doen als bewaringsmaatregel, geldt in dit verband niet als een onherroepelijke invorderingsmaatregel.
- De beslissing op een verzoek om uitstel in verband met een niet-tijdig ingediend bezwaarschrift
Als het bezwaarschrift te laat is ingediend, verleent de ontvanger eveneens in het algemeen desgevraagd uitstel van betaling tot op het bezwaarschrift ambtshalve door de inspecteur uitspraak is gedaan, tenzij het bezwaarschrift volstrekt ongegrond is of slechts tot doel heeft het invorderingsproces te traineren dan wel betalingsfaciliteiten te verkrijgen. Voordat een beslissing wordt genomen, pleegt de ontvanger in de daartoe aanleiding gevende gevallen overleg met de inspecteur.
- Verrekening met een teruggaaf en/of een uit te betalen bedrag uit anderen hoofde
Als de ontvanger uitstel heeft verleend, blijft verrekening van het bestreden bedrag met een teruggaaf op een andere belastingaanslag of andere uit te betalen bedragen, in afwachting van de uitspraak op het bezwaarschrift, achterwege. Hiervan kan worden afgeweken als de financiële situatie van de belastingschuldige, bijvoorbeeld gelet op de solvabiliteit van diens onderneming in relatie met de hoogte van de - bestreden
- belastingschuld, zodanig is dat vrees voor onverhaalbaarheid bestaat en voorts niet voldoende zekerheid is gesteld. Als wordt overgegaan tot verrekening met een teruggaaf en/of een uit te betalen bedrag uit anderen hoofde dient de ontvanger de belastingschuldige bij de bekendmaking van de beschikking over zijn beweegredenen in te lichten.
- Bedrag waarvoor geen uitstel is verleend
Is sprake van een bestreden en niet bestreden bedrag van een belastingaanslag, dan wordt uitstel verleend onder de opschortende voorwaarde dat het niet bestreden bedrag per omgaande dan wel tijdig wordt betaald. Wordt niet per omgaande dan wel niet tijdig betaald, dan wordt de invordering, zonder nadere aankondiging, voor de gehele belastingaanslag aangevangen, dan wel voortgezet. Een nieuw verzoek om uitstel voor de betreffende belastingaanslag in verband met bezwaar wordt niet eerder in behandeling genomen dan nadat het niet bestreden gedeelte van de belastingaanslag is voldaan.
- Uitstel voor het bedrag van de gehele belastingaanslag in verband met bezwaar blijkt niet juist
Als uitstel van betaling is verleend in verband met bezwaar voor het volledige bedrag van de belastingaanslag en later blijkt dat het bezwaar slechts betrekking heeft op een gedeelte van dat bedrag, trekt de ontvanger het uitstel in, onder mededeling dat een nieuw verzoek om uitstel voor de betreffende belastingaanslag in verband met bezwaar niet eerder in behandeling wordt genomen dan nadat het niet bestreden gedeelte van de belastingaanslag, dat invorderbaar is, is voldaan.
§ 3. Uitstel in verband met een te verwachten uit te betalen bedrag
- Inleiding uitstel in verband met een belastingteruggaaf en andere uit te betalen bedragen
Als binnen afzienbare tijd een door de ontvanger uit te betalen bedrag wordt verwacht, kan de ontvanger uitstel van betaling verlenen tot het moment waarop dit uit te betalen bedrag verrekend kan worden met de belastingaanslag waarvoor uitstel wordt gevraagd. In dit verband wordt opgemerkt dat van een binnen afzienbare tijd te verwachten belastingteruggaaf in ieder geval sprake is als het belastingjaar of belastingtijdvak waarover de teruggaaf wordt verwacht is afgelopen en de belastingschuldige een verzoek om teruggaaf heeft ingediend en over die teruggaaf tussen de inspecteur en de belastingplichtige geen verschil van mening bestaat. Het in deze paragraaf neergelegde uitstelbeleid ziet uitsluitend op het te verrekenen bedrag van de belastingaanslag waarvoor uitstel is verzocht of verleend. Daarnaast is het gestelde in § 1, hiervoor, onverkort van toepassing.
- Het verzoek om uitstel in verband met uit te betalen bedragen
Bij het verzoek om uitstel van betaling in verband met een te verrekenen belastingteruggaaf dient voldoende inzicht te worden geboden in de hoogte van de te verwachten teruggaaf. Bij het verzoek om uitstel dient een berekening van de teruggaaf te zijn gevoegd. Zo nodig treedt de ontvanger in overleg met de inspecteur om de juistheid van de door de belastingschuldige verstrekte gegevens te verifiëren. Bij uit te betalen bedragen, andere dan belastingteruggaven, is het vorenstaande van overeenkomstige toepassing.
- Niet volledig of ongemotiveerd verzoek
Als sprake is van een niet volledig gemotiveerd of een ongemotiveerd verzoek om uitbetaling kan gedurende een korte periode uitstel worden verleend om verzoeker in de gelegenheid te stellen alsnog zijn verzoek om uitbetaling (nader) te motiveren. De door de ontvanger te bepalen uitsteltermijn waarbinnen het verzoek (nader) moet worden gemotiveerd dient in de regel te worden gesteld op ten hoogste één maand na de dagtekening van de beschikking waarin deze voorwaarde is opgenomen, tenzij de ontvanger - eventueel na overleg met de inspecteur - van oordeel is dat een langere termijn redelijk is. Als na het verstrijken van de gestelde termijn het verzoek niet (nader) is gemotiveerd, is het uitstel vervallen en wordt na schriftelijke mededeling hiervan aan de belastingschuldige de invordering zo nodig aangevangen of voortgezet.
- De beslissing op het verzoek
Ongeacht de hoogte van het binnen afzienbare tijd te verwachten uit te betalen bedrag beslist de ontvanger in het algemeen onder door hem te stellen voorwaarden gunstig op het volledig gemotiveerde verzoek om uitstel van betaling. De toewijzende beslissing strekt zich niet verder uit dan tot het te verrekenen bedrag. Het verschil tussen het bedrag van de belastingaanslag en het te verrekenen bedrag dient tijdig of, zo daar aanleiding voor mocht bestaan, via een betalingsregeling te worden voldaan.
- Uit te betalen bedragen waarop het uitstel niet ziet worden in de regel niet uitgekeerd
Uit te betalen bedragen waarop het uitstel niet ziet worden in het algemeen niet uitgekeerd, maar in mindering gebracht op de openstaande belastingschuld waarvoor uitstel van betaling is verleend in verband met een te verwachten uit te betalen bedrag. Wanneer als gevolg van een eventuele verrekening van met name teruggaven omzetbelasting volgens de ontvanger de continuïteit van de bedrijfsvoering direct gevaar loopt en niet behoeft te worden gevreesd voor onverhaalbaarheid van de schuld, kan hij in bijzondere gevallen deze teruggaven (gedeeltelijk) uitbetalen.
- Het verzoek wordt afgewezen
Het verzoek om uitstel van betaling van een te betalen belastingaanslag in verband met een te verwachten uit te betalen bedrag wordt afgewezen als geen sprake is van een binnen afzienbare tijd te verwachten uit te betalen bedrag, dan wel andere belastingaanslagen aanwezig zijn waarmee de ontvanger verrekening beoogt en wettelijke bepalingen verrekening niet verhinderen. Ook zal de ontvanger geen uitstel verlenen of zelfs een al verleend uitstel intrekken als van de kant van de belastingschuldige onvoldoende medewerking wordt verleend voor het spoedig realiseren van het uit te betalen bedrag.
§ 4. Uitstelfaciliteiten inkomstenbelasting: algemeen
- Inleiding
In artikel 25 van de wet zijn in het vierde, vijfde, zesde, achtste, negende, veertiende, zestiende en zeventiende lid uitstelfaciliteiten opgenomen voor belastingaanslagen betreffende de inkomstenbelasting. In artikel 6 van het besluit en in de hoofdstukken I en IA van de regeling zijn terzake nadere regels gesteld. De op de uitstelregeling van artikel 25, vierde, vijfde, zesde, achtste en zeventiende lid, van de wet betrekking hebbende inkomstenbelasting wordt geheven bij een afzonderlijke conserverende belastingaanslag. Het is mogelijk dat een conserverende belastingaanslag betrekking heeft op verschillende te conserveren inkomensbestanddelen, bijvoorbeeld aanspraken op een pensioen, een lijfrente en een voordeel uit kapitaalverzekering eigen woning. Bij de uitstelregeling ingevolge artikel 25, negende, veertiende, zestiende en achttiende lid, van de wet is geen sprake van een afzonderlijke belastingaanslag, maar vormt de belasting waarvoor men uitstel van betaling kan krijgen onderdeel van de gewone belastingaanslag. De verschillende uitstelfaciliteiten kennen een aantal gemeenschappelijke kenmerken die in deze paragraaf aan de orde komen.
- Totstandkoming uitstel
De ontvanger verleent met ingang van 11 maart 2004 automatisch uitstel van betaling voor een conserverende aanslag die is opgelegd in verband met verschuldigde inkomstenbelasting als bedoeld in:
-
artikel 25, vijfde lid, van de wet: in het geval van emigratie van de belastingschuldige vanuit Nederland naar een ander land, waarbij de aanspraken uit een overeenkomst van levensverzekering of een pensioenregeling als bedoeld in artikel 1.7 van de Wet inkomstenbelasting 2001 in Nederland verzekerd blijven en zijn ondergebracht bij een verzekeraar die bevoegd is het directe verzekeringsbedrijf, bedoeld in de Wet toezicht verzekeringsbedrijf 1993, uit te oefenen en die de lijfrente- en pensioenverplichting rekent tot het binnenlands ondernemingsvermogen, dan wel zijn ondergebracht bij een in Nederland gevestigd lichaam dat ingevolge artikel 5, onderdeel b, van de Wet op de vennootschapsbelasting 1969 is vrijgesteld van de vennootschapsbelasting;
-
artikel 25, vijfde lid, van de wet: in het geval van overdracht van aanspraken van de belastingschuldige uit een overeenkomst van levensverzekering of een pensioenregeling als bedoeld in artikel 1.7 van de Wet inkomstenbelasting 2001 naar een verzekeraar die is gevestigd in een andere EU-lidstaat en die in die lidstaat bevoegd is tot het uitoefenen van het directe verzekeringsbedrijf;
-
artikel 25, zesde lid, van de wet: in het geval van emigratie van de belastingschuldige vanuit Nederland naar een andere EU-lidstaat;
-
artikel 25, achtste lid, van de wet: in het geval van emigratie van de belastingschuldige vanuit Nederland naar een andere EU-lidstaat;
-
artikel 25, achtste lid, van de wet: ingeval de inkomstenbelasting is verschuldigd door de toepassing van artikel 4.16, eerste lid, onderdeel e, van de Wet inkomstenbelasting 2001 en de verkrijger van de aandelen of winstbewijzen een natuurlijk persoon is en woont in een andere EU-lidstaat;
-
artikel 25, achtste lid, van de wet: ingeval de belastingschuldige woont in een andere EU-lidstaat en de inkomstenbelasting is verschuldigd door de toepassing van artikel 7.5, vierde, vijfde onderscheidenlijk zevende lid, van de Wet inkomstenbelasting 2001 waarbij de verwervende of verkrijgende vennootschap in een andere EU-lidstaat is gevestigd, onderscheidenlijk de verplaatsing van de werkelijke leiding geschiedt naar een andere EU-lidstaat.
In alle overige gevallen verleent de ontvanger slechts uitstel van betaling als de belastingschuldige daartoe een schriftelijk verzoek heeft ingediend. Als een zodanig verzoek wordt aangemerkt het indienen van een M-biljet.
Een automatisch verleend uitstel van betaling zal worden verleend op voorwaarde dat:
a. de belastingschuldige nalaat de zogenoemde verboden handelingen te verrichten; en
b. de belastingschuldige desgevraagd aan de ontvanger informatie verstrekt om te kunnen beoordelen of het automatisch verleende uitstel van betaling onverkort kan worden gecontinueerd.
Het laatste kan bijvoorbeeld aan de orde zijn als de belastingschuldige die was geëmigreerd naar een andere EU-lidstaat uit die lidstaat weer emigreert naar een land dat geen deel uitmaakt van de EU. Als de belastingschuldige de door de ontvanger gevraagde informatie niet verstrekt, kan de ontvanger besluiten het verleende uitstel in te trekken.
- Beslissing bij voor bezwaar vatbare beschikking
Besluiten tot afwijzing, verlening, herziening of gehele of gedeeltelijke beëindiging van het uitstel geschieden bij voor bezwaar vatbare beschikking. Met betrekking tot bezwaar tegen de beschikking, met betrekking tot beroep ter zake van een uitspraak op het desbetreffende bezwaar, met betrekking tot hoger beroep ter zake van een uitspraak op het desbetreffende beroep alsmede met betrekking tot beroep in cassatie terzake van de desbetreffende rechterlijke uitspraak, gelden dezelfde regels als die welke van toepassing zijn op bezwaar, beroep, hoger beroep of beroep in cassatie als bedoeld in hoofdstuk V van de AWR.
3a. Waarvoor uitstel in geval van een conserverende belastingaanslag
Wanneer een conserverende belastingaanslag is opgelegd die betrekking heeft op meerdere te conserveren inkomensbestanddelen en wanneer voor al deze of enkele bestanddelen uitstel van betaling wordt verzocht, geschiedt uitstelverlening conform de evenredigheidsmethode. Deze methode houdt in dat het uitstel wordt verleend lineair naar evenredigheid van het aandeel van het betreffende te conserveren inkomensbestanddeel in de grondslag van de geconserveerde belasting. Het onderscheid in de verschillende inkomensbestanddelen is gebaseerd op art. 25, vierde, vijfde, zesde en achtste lid, van de wet. Het uitstel wordt per voormeld bestanddeel bij voor bezwaar vatbare beschikking verleend. Zie voor een nadere uitwerking en enkele voorbeelden bijlage X bij deze leidraad.
- Wanneer zekerheid
Voor het automatisch verlenen van uitstel van betaling als bedoeld in het tweede lid wordt geen zekerheid geëist. Voorts wordt geen zekerheid verlangd als er sprake is van emigratie én waardeoverdracht van kapitaal aan een buitenlandse, niet in een EU-lidstaat gevestigde, aangewezen verzekeraar die of een pensioenfonds dat zich heeft verplicht tot het verschaffen van inlichtingen en tot het stellen van zekerheid, dan wel zich uitsluitend heeft verplicht tot het verschaffen van informatie en de belastingschuldige zich heeft verplicht in dezen zekerheid te stellen.
In overige gevallen wordt, met uitzondering van verleend uitstel van beta-ling inzake staking door overlijden (zie paragraaf 5 e) wel zekerheid geëist waarbij geldt dat de hoogte van de zekerheidstelling steeds gelijk dient te zijn aan de actuele waarde van de fiscale claim. Voor de vormen van zekerheid wordt verwezen naar artikel 25, §1, lid 16, van deze leidraad.
- Vermindering
Indien voor een bedrag uitstel van betaling is verleend op de voet van artikel 25, vierde, vijfde, zesde, achtste, negende, veertiende, zestiende, zeventiende of achttiende lid, van de wet en dit bedrag ondergaat wijziging door een vermindering, beëindigt de ontvanger bij voor bezwaar vatbare beschikking het uitstel voor het bedrag van die vermindering. Voor het resterende bedrag blijft het uitstel doorlopen. De termijn waarop het uitstel uiterlijk eindigt blijft derhalve onveranderd.
- Bestuurlijke boete
Voor een bestuurlijke boete die samenhangt met een conserverende belastingaanslag, dan wel samenhangt met de belasting waarvoor anderszins een uitstelfaciliteit van toepassing is, wordt nooit uitstel van betaling verleend als bedoeld in artikel 25, vierde, vijfde, zesde, achtste, negende, veertiende, zestiende, zeventiende of achttiende lid, van de wet. Uitstel van betaling voor de bestuurlijke boete kan wel worden verleend in verband met redenen als omschreven in de paragrafen 2, 3, 7 e.v. van dit artikel. Zie tevens § 1, lid 14, hiervoor. Behoudens in de gevallen dat uitstel van betaling voor de bestuurlijke boete is verleend, kan de bestuurlijke boete die samenhangt met een conserverende belastingaanslag, dan wel samenhangt met de belasting waarvoor ingevolge artikel 25, negende, veertiende of zestiende lid, van de wet uitstel is verleend, worden ingevorderd zodra die boete opeisbaar is. De boete hoeft dus niet onherroepelijk vast te staan. Ook verrekening is mogelijk, ondanks het feit dat de bestuurlijke boete niet onherroepelijk vaststaat, zelfs in het geval uitstel van betaling is verleend, tenzij uistel van betaling is verleend in verband met bezwaar, beroep en hoger beroep.
- Verrekening
Als uitstel van betaling is verleend ingevolge artikel 25, vierde, vijfde, zesde, achtste, negende, veertiende, zestiende tot en met negentiende lid, van de wet, wordt gedurende de looptijd van het uitstel niet tot verrekening van uit te betalen bedragen met de bedragen waarvoor uitstel van betaling is verleend overgegaan. Met betrekking tot verrekening van uit te betalen bedragen met bestuurlijke boeten wordt verwezen naar het zesde lid van deze paragraaf.
- Versnelde invordering
Wanneer uitstel van betaling is verleend voor een conserverende belastingaanslag, wordt dat uitstel niet beëindigd als zich een omstandigheid voordoet als bedoeld in artikel 10, eerste lid, van de wet. Bij uitstel van betaling ingevolge artikel 25, negende, veertiende of zestiende lid, van de wet is artikel 25, §1, zevende lid, van deze leidraad van toepassing. Dit houdt in dat het op grond van artikel 25, negende, veertiende of zestiende lid, van de wet verleende uitstel onder meer wordt beëindigd als er een situatie is ontstaan zoals omschreven in de artikelen 10/15 van de wet en de ontvanger van oordeel is dat de verhaalbaarheid van de belastingschuld, waarvoor uitstel is verleend, ernstig in gevaar komt. Hierbij wordt opgemerkt dat bij het uitstel van betaling ingevolge artikel 25, veertiende of zestiende lid, van de wet, reeds zonder meer uit de wettekst volgt dat het uitstel wordt beëindigd in geval van faillissement van de belastingschuldige of in het geval de schuldsaneringsregeling natuurlijke personen ten aanzien van de belastingschuldige van toepassing is.
- Revisierente
De uitstelfaciliteit strekt zich bij toepassing van artikel 25, vijfde lid, van de wet, eveneens uit tot de verschuldigde revisierente.
- Voorlopige conserverende aanslag gevolgd door definitieve conserverende aanslag
Indien een voorlopige conserverende aanslag is opgelegd en die aanslag wordt gevolgd door een definitieve conserverende aanslag vindt geen verrekening van de voorlopige aanslag plaats ingevolge artikel 15 AWR. De voorlopige aanslag vervalt op het moment waarop de definitieve conserverende aanslag wordt opgelegd. Een ter zake van de voorlopige conserverende aanslag verleend uitstel van betaling, de daartoe gestelde zekerheid en eventuele betalingen op de voorlopige conserverende aanslag worden van rechtswege dan toegerekend aan de definitieve. De ontvanger stelt de belastingschuldige hiervan schriftelijk in kennis. Voor zover de definitieve conserverende aanslag meer bedraagt dan de voorlopige conserverende aanslag verleent de ontvanger, met overeenkomstige toepassing van het bepaalde in lid 2 van deze paragraaf, uitstel van betaling voor het bedrag dat de voorlopige conserverende aanslag te boven gaat. Het uitstel wordt verleend met inachtneming van de voor die conserverende aanslag geldende bepalingen, hetgeen onder meer inhoudt dat alleen voor de duur van het uitstel van betaling voor het bedrag van de definitieve conserverende aanslag dat de voorlopige conserverende aanslag te boven gaat, wordt uitgegaan van de vervaldag van de definitieve conserverende aanslag.
- Uitstelregeling ingevolge artikel XIVa van de Wet ondernemerspakket 2001
Op de uitstelregeling ingevolge artikel XIVa van de Wet ondernemerspakket 2001 is het in deze leidraad opgenomen beleid zoals dat geldt voor de uitstelregeling ingevolge artikel 25, vijftiende lid, van de wet van overeenkomstige toepassing, tenzij daarvan uitdrukkelijk in deze leidraad wordt afgeweken.
§ 5. Uitstel van betaling van inkomstenbelasting inzake staking door overheidsingrijpen
- Waarvoor uitstel
Het uitstel van betaling ingevolge artikel 25, vierde lid, van de wet heeft betrekking op de conserverende belastingaanslagen betreffende de inkomstenbelasting die is verschuldigd bij staking van een onderneming die een direct gevolg is van bepaalde vormen van overheidsingrijpen op vrijvallende stille reserves die zijn begrepen in de bedrijfsmiddelen en op de vrijvallende herinvesteringsreserves. Bij het verzoek om uitstel van betaling dient de belastingplichtige aannemelijk te maken dat het deel van de stakingswinst waarop het uitstel betrekking heeft zal worden geherinvesteerd in een nieuw op te starten onderneming of in een reeds bestaande onderneming.
- Duur van het uitstel
Het uitstel loopt 12 maanden, te rekenen vanaf de dag na de vervaldag van de voor de belastingaanslag geldende enige of laatste betalingstermijn of zoveel langer, ingeval de inspecteur in het kader van de heffing de termijn van 12 maanden heeft verlengd. De termijn van 12 maanden kan namelijk worden verlengd in het geval bijvoorbeeld in verband met de aard van de aan te schaffen bedrijfsmiddelen voor de herinvestering een langer tijdvak nodig is. De inspecteur beslist bij voor bezwaar vatbare beschikking in het kader van de heffing of de termijn van 12 maanden wordt verlengd.
- Opeisbaarheid conserverende belastingaanslag/beëindiging uitstel
Het uitstel eindigt van rechtswege na verloop van de 12 maanden termijn, of ingeval van verlenging, nadat de verlengde termijn is verstreken. Na die termijn wordt de aanslag dus invorderbaar. Het uitstel wordt ingetrokken bij voor bezwaar vatbare beschikking indien de herinvesteringen niet leiden tot in Nederland belastbare winst of bij emigratie van de belastingschuldige. De belastingaanslag wordt alsdan invorderbaar.
- Rente
Over de periode waarover voor een conserverende belastingaanslag uitstel van betaling op grond van artikel 25, vierde lid, van de wet is verleend, is invorderingsrente verschuldigd. Zie ook artikel 28, § 1, tweede lid, van deze leidraad.
§ 5a. Uitstel van betaling van inkomstenbelasting inzake pensioen- en lijfrente-aanspraken
- Algemeen
In artikel 25, vijfde lid, van de wet is een uitstelregeling opgenomen in verband met conserverende belastingaanslagen inkomstenbelasting die in bepaalde grensoverschrijdende situaties worden opgelegd aan belastingplichtigen die ten laste van Nederlands inkomen pensioen- en/of lijfrentekapitaal hebben opgebouwd. Deze belastingaanslagen worden opgelegd indien het pensioen- of lijfrentekapitaal wordt ondergebracht bij een niet aangewezen buitenlandse verzekeraar in het kader van het aanvaarden van een dienstbetrekking in het buitenland of bij een voortzetting van de premiebetaling aan een buitenlandse niet aangewezen verzekeraar door immigranten. Daarnaast worden belastingaanslagen opgelegd bij emigratie.
- Duur van het uitstel/kwijtschelding
Het uitstel loopt uiterlijk tot het begin van het tiende jaar na afloop van het kalenderjaar waarop de belastingaanslag betrekking heeft. Na die tien jaar wordt het nog openstaande bedrag van de conserverende belastingaanslag kwijtgescholden, tenzij zich een situatie heeft voorgedaan als bedoeld in het vijfde lid van deze paragraaf.
- Vormen van zekerheid
Naast de normale vormen van zekerheid, zie in dit verband artikel 25, § 1, lid 16, van deze leidraad, kan zekerheidsstelling ook plaatsvinden door verpanding van het pensioenkapitaal aan de Belastingdienst, mits de buitenlandse verzekeraar instemt met die verpanding. In dit verband wordt gewezen op artikel 32 van de Pensioen- en spaarfondsenwet dat een zodanige verpanding voor pensioenen mogelijk maakt. Verpanding van het pensioenkapitaal in het kader van artikel 25, vijfde lid, van de wet is geen handeling die tot invordering van de conserverende belastingaanslag leidt.
[Red: Vervallen.]
- Opeisbaarheid conserverende belastingaanslag/beëindiging uitstel
Het uitstel wordt beëindigd bij voor bezwaar vatbare beschikking:
a. indien een aanspraak ingevolge een pensioenregeling of een regeling voor vervroegde uittreding niet langer als zodanig is aan te merken, de aanspraak wordt afgekocht, wordt vervreemd dan wel formeel of feitelijk voorwerp van zekerheid wordt, anders dan ten behoeve van uitstel van betaling op grond van artikel 25, vijfde lid, van de wet, zo'n aanspraak - onder bepaalde omstandigheden - wordt prijsgegeven, de zekerheidsstelling ex artikel 19a, eerste lid, onderdeel f, van de Wet op de loonbelasting 1964 door de werknemer of gewezen werknemer wordt beëindigd of indien een verplichting ingevolge een pensioenregeling of een regeling voor vervroegde uittreding geheel of gedeeltelijk overgaat, met inachtneming van de bepalingen bij of krachtens de artikelen 2, vierde lid, 32, 32a of 32b van de Pensioen- en spaarfondsenwet, op een andere verzekeraar, niet zijnde een verzekeraar bedoeld in artikel 19a, eerste lid, onderdelen a, b, d, e of f, van de Wet op de loonbelasting 1964;
b. indien een aanspraak op lijfrente zodanig wordt gewijzigd dat deze niet langer aan de gestelde voorwaarden voldoet, de aanspraak wordt afgekocht of vervreemd, de aanspraak formeel of feitelijk voorwerp van zekerheid wordt, anders dan ten behoeve van uitstel van betaling op grond van artikel 25, vijfde lid, van de wet, de aanspraak - onder bepaalde omstandigheden - wordt prijsgegeven, de verzekeraar of de belastingplichtige niet langer voldoen aan de gestelde voorwaarden, de lijfrenteverplichting overgaat op een andere verzekeraar dan bedoeld in artikel 3.126, eerste lid, onderdeel a, onder 1(, onderdeel b of onderdeel d, van de Wet inkomstenbelasting 2001, dan wel een pensioentekort waarvoor premies voor lijfrenten in aanmerking zijn genomen nadien wordt gecompenseerd door middel van verbetering van een aanspraak ingevolge een pensioenregeling;
c. indien de aanspraak uit een pensioenregeling als bedoeld in artikel 1.7, tweede lid, onderdeel b, van de Wet inkomstenbelasting 2001 zodanig wordt gewijzigd dat deze niet langer is aan te merken als een aanspraak uit een zodanige pensioenregeling, dan wel deze geheel of gedeeltelijk niet langer bestaat uit een recht op belastbare periodieke uitkeringen of verstrekkingen, de aanspraak wordt afgekocht of vervreemd, de aanspraak formeel of feitelijk voorwerp van zekerheid, anders dan ten behoeve van uitstel van betaling op grond van artikel 25, vijfde lid, van de wet wordt, of de verplichting inzake de aanspraak geheel of gedeeltelijk overgaat op een andere instelling dan de instelling waarbij de aanspraak op grond van de in artikel 1.7, tweede lid, onderdeel b, van de Wet inkomstenbelasting 2001 genoemde wettelijke regelingen is ondergebracht.
- Rente
Over de periode waarover uitstel van betaling wordt verleend wordt geen invorderingsrente berekend. Indien echter het uitstel wordt beëindigd in verband met een omstandigheid als bedoeld in artikel 25, vijfde lid, eerste volzin, van de wet, en mitsdien de belasting invorderbaar is, wordt invorderingsrente berekend vanaf 1 september van het jaar waarin de handeling of omstandigheid zich voordoet op grond waarvan het uitstel wordt beëindigd. Zie ook artikel 28, § 1, tweede lid, van deze leidraad.
- Verscheidene contracten
Wanneer een belastingaanslag is opgelegd die betrekking heeft op meer dan één lijfrentecontract of pensioenregelingen en vervolgens worden één of meer van die contracten of regelingen op niet-reguliere wijze afgewikkeld, dan dient het uitstel te worden ingetrokken voor die contracten of regelingen en wordt het uitstel gecontinueerd voor de contracten en regelingen die niet zodanig zijn afgewikkeld. Hierbij wordt gehandeld met inachtneming van het bepaalde in § 4 en met inachtneming van het bepaalde in deze paragraaf. De hierbij noodzakelijke toerekening van het uitstel enerzijds aan de contracten of regelingen ten aanzien waarvan zich een omstandigheid als hiervoor bedoeld heeft voorgedaan en anderzijds de overige contracten en regelingen, zal naar evenredigheid kunnen plaatsvinden. Zie voor een nadere uitwerking en enkele voorbeelden bijlage X bij deze leidraad.
- Remigratie
Als een belastingschuldige aan wie een conserverende belastingaanslag is opgelegd, binnen tien jaar nadat hem uitstel van betaling op de voet van artikel 25, vijfde lid, van de wet is verleend, remigreert, wordt, wanneer zich daarna een omstandigheid voordoet als bedoeld in artikel 25, vijfde lid, tweede volzin, van de wet (zie ook het vijfde lid van deze paragraaf) niet op basis van die conserverende belastingaanslag tot invordering overgegaan. De inspecteur zal dan een (nieuwe) belastingaanslag opleggen naar aanleiding van die omstandigheden.
§ 5b. Uitstel van betaling van inkomstenbelasting inzake kapitaalverzekering eigen woning
- Waarvoor uitstel
Het uitstel van betaling ingevolge artikel 25, zesde lid, van de wet heeft betrekking op conserverende belastingaanslagen betreffende de inkomstenbelasting uit het voordeel kapitaalverzekering eigen woning die bij emigratie is verschuldigd.
- Duur van het uitstel
Het uitstel vangt aan vanaf de dag na de vervaldag van de voor de belastingaanslag geldende enige of laatste betalingstermijn. De maximale termijn waarvoor uitstel van betaling kan worden verleend wordt indirect bepaald door de omstandigheden genoemd in de artikelen 3.111 en 3.116, eerste en derde lid, Wet inkomstenbelasting 2001.
- Opeisbaarheid conserverende belastingaanslag/beëindiging uitstel
Het uitstel eindigt van rechtswege als zich een omstandigheid voordoet waardoor de woning ophoudt een eigen woning te zijn in de zin van artikel 3.111 van de Wet inkomstenbelasting 2001, indien de belastingschuldige een voordeel geniet als gevolg van een kapitaalsuitkering op grond van de kapitaalsverzekering eigen woning (vgl. artikel 3.116, eerste lid, Wet inkomstenbelasting 2001) of indien de kapitaalsverzekering eigen woning geacht wordt tot uitkering te zijn gekomen in de zin van artikel 3.116, derde lid, van de Wet inkomstenbelasting 2001. De ontvanger trekt alsdan het uitstel in bij voor bezwaar vatbare beschikking. De belastingaanslag wordt vervolgens invorderbaar.
- Rente
Over de periode waarover voor een conserverende belastingaanslag uitstel van betaling op grond van artikel 25, zesde lid, van de wet is verleend, is geen invorderingsrente verschuldigd. Indien echter krachtens artikel 25, zesde lid, van de wet het uitstel wordt beëindigd wordt invorderingsrente berekend vanaf 1 september van het jaar waarin de handeling of omstandigheid zich voordoet op grond waarvan het uitstel wordt beëindigd. Zie ook artikel 28, § 1, tweede lid, van deze leidraad.
§ 5c. Uitstel van betaling van inkomstenbelasting wegens inkomen (vervreemdingsvoordelen) uit aanmerkelijk belang
Afdeling 1. Buitenlandsituaties
- Algemeen
In artikel 25, achtste lid, van de wet is een uitstelregeling opgenomen voor conserverende belastingaanslagen betreffende de inkomstenbelasting die is verschuldigd wegens inkomen (vervreemdingsvoordelen) uit aanmerkelijk belang geheven ter zake van:
a. emigratie van de aandeelhouder;
b. verplaatsing van de werkelijke leiding van een vennootschap uit Nederland;
c. een aandelenfusie door een buitenlandse belastingplichtige waarbij deze zijn aandelen of winstbewijzen in een in Nederland gevestigde vennootschap ruilt voor aandelen of winstbewijzen in een buiten Nederland gevestigd lichaam;
d. de overgang onder algemene titel alsmede de overgang krachtens erfrecht onder bijzondere titel van aandelen of winstbewijzen naar een niet in Nederland woonachtige natuurlijke persoon.
- Duur van het uitstel/kwijtschelding
Het uitstel loopt uiterlijk tot het begin van het tiende jaar na afloop van het kalenderjaar waarop de belastingaanslag betrekking heeft. Na die tien jaar wordt het nog openstaande bedrag van de conserverende belastingaanslag kwijtgescholden, tenzij zich een situatie heeft voorgedaan als bedoeld in het derde lid van deze paragraaf.
- Opeisbaarheid conserverende belastingaanslag/beëindiging uitstel
Het uitstel wordt bij voor bezwaar vatbare beschikking beëindigd als:
a. aandelen of winstbewijzen die aan het uitstel ten grondslag liggen worden vervreemd in de zin van artikel 4.12 of artikel 4.16, eerste lid, onderdelen a tot en met g en i, tweede, derde of vierde lid, van de Wet inkomstenbelasting 2001. De ontvanger beëindigt het uitstel voor het gedeelte dat betrekking heeft op de aandelen of de winstbewijzen die worden vervreemd. Het uitstel wordt voortgezet voor het gedeelte dat betrekking heeft op de aandelen of winstbewijzen die na de hiervoor bedoelde vervreemding nog tot het vermogen van de belastingschuldige behoren;
b. de onderneming van de vennootschap waarin de aandelen of winstbewijzen worden gehouden geheel of nagenoeg geheel wordt gestaakt en de aanwezige reserves geheel of nagenoeg geheel aan de aandeelhouders worden uitgekeerd;
c. sprake is van een teruggaaf van wat op aandelen of winstbewijzen van deelgerechtigdheid in een fonds voor gemene rekening is gestort dan wel van wat door houders van winstbewijzen is gestort of ingelegd.
- Voortzetting van het uitstel na vervreemding
Ingeval van een vervreemding in de zin van artikel 4.16, eerste lid, onderdelen d tot en met g, van de Wet inkomstenbelasting 2001 kan het uitstel van betaling onder nader te stellen voorwaarden worden voortgezet wanneer de belastingschuldige daartoe een verzoek doet. Dit is mogelijk in de volgende situaties:
a. wanneer de vervreemding plaatsvindt in het kader van een juridische fusie. De aandelen in of de winstbewijzen van de verwervende vennootschap worden voor het uitstel geacht in de plaats te treden van de aandelen in of winstbewijzen van de verdwijnende vennootschap;
b. wanneer aandelen of winstbewijzen onder algemene titel overgaan of overgaan onder bijzondere titel krachtens erfrecht;
c. wanneer aandelen of winstbewijzen vanuit de privé-sfeer worden ingebracht in het vermogen van een voor rekening van de belastingschuldige gedreven onderneming of tot het vermogen gaan behoren dat dienstbaar is aan het behalen van belastbaar resultaat uit overige werkzaamheden;
d. wanneer een aanmerkelijk belang niet langer aanwezig is doordat de belastingschuldige na een vervreemding een belang van minder dan 5% in het kapitaal van de vennootschap overhoudt. Het uitstel heeft dan betrekking op de aandelen of winstbewijzen die nog tot het vermogen van de belastingschuldige behoren.
- Nadere voorwaarden voor voortzetting van het uitstel na vervreemding
Het uitstel als bedoeld in het vierde lid, onderdelen b en c, van deze paragraaf zal slechts worden voortgezet als de belastingschuldige instemt met door de ontvanger nader te stellen voorwaarden. Ingeval van overgang naar de ondernemings- of resultaatssfeer zullen de voorwaarden er op zijn gericht het uitstel te beëindigen in dezelfde situaties als ware de aandelen of winstbewijzen niet overgebracht naar de ondernemings- of resultaatssfeer. Ingeval van overgang onder algemene titel zal het uitstel worden voortgezet wanneer de belastingschuldige ermee instemt dat het uitstel wordt beëindigd in dezelfde situaties als wanneer de aandelen of winstbewijzen nog tot zijn vermogen zouden behoren. Voorts kan de voorwaarde worden gesteld dat degene op wie de aandelen of winstbewijzen onder algemene titel zijn overgegaan, zich aansprakelijk stelt voor de belastingschuld waarvoor uitstel van betaling is verleend.
- Rente
Over de periode waarover voor een conserverende belastingaanslag uitstel is verleend, is geen invorderingsrente verschuldigd. Indien echter krachtens artikel 25, achtste lid, van de wet het uitstel wordt beëindigd wordt invorderingsrente berekend vanaf 1 september van het jaar waarin de handeling of omstandigheid zich voordoet op grond waarvan het uitstel wordt beëindigd. Zie ook artikel 28, § 1, vijfde lid, van deze leidraad.
Afdeling 2. Situaties in de familiesfeer
- Algemeen
In artikel 25, negende lid, van de wet is een uitstelregeling opgenomen met betrekking tot belastingaanslagen inkomstenbelasting voorzover daarin is begrepen belasting die is verschuldigd in verband met vervreemding van tot een aanmerkelijk belang behorende aandelen of winstbewijzen in de familiesfeer. Het gaat om de belasting terzake van vervreemding van tot een aanmerkelijk belang behorende aandelen of winstbewijzen - waarbij de koopsom schuldig is gebleven of de aandelen of winstbewijzen zijn geschonken
- aan de partner, aan de kinderen van de belastingschuldige of hun partner, dan wel aan een lichaam waarvan alle aandelen of winstbewijzen door de partner, de kinderen of hun partner worden gehouden.
- Waarvoor uitstel
Het uitstel wordt verleend voor het bedrag van de belasting dat over de vervreemding is verschuldigd, alsmede voor het bedrag van de heffingsrente dat daaraan kan worden toegerekend wanneer de verschuldigde belasting en de heffingsrente gezamenlijk een bedrag van € 2269 te boven gaan. Voor het verlenen van het uitstel wordt overigens als voorwaarde gesteld dat de overgedragen aandelen of winstbewijzen ten minst 5% van het geplaatste kapitaal uitmaken en dat de bezittingen van de vennootschap waarvan de aandelen of winstbewijzen worden overgedragen niet in belangrijke mate onmiddellijk of middellijk bestaan uit beleggingen.
- Duur van het uitstel
Het uitstel houdt in dat de verschuldigde belasting kan worden voldaan in tien gelijke jaarlijkse termijnen, waarvan de eerste termijn twee maanden na de dagtekening van het aanslagbiljet vervalt en elk van de volgende termijnen telkens een jaar later.
- Beëindiging van het uitstel
Het uitstel wordt, naast de omstandigheden genoemd in artikel 25, § 1, zevende lid, onderdelen a tot en met f, van deze leidraad, beëindigd als:
a. aflossing op de schuldig gebleven koopsom plaatsvinden;
b. aandelen of winstbewijzen die aan het uitstel ten grondslag liggen door de verkrijger worden vervreemd;
c. uit aandelen of winstbewijzen die aan het uitstel ten grondslag liggen reguliere voordelen van substantiële omvang worden genoten.
Als aflossingen plaatsvinden of reguliere voordelen van substantiële omvang worden genoten (a en c) wordt het uitstel beëindigd voorzover die aflossingen of de reguliere voordelen uitgaan boven het dubbele van de belasting die in dat jaar op de openvallende termijn moet worden voldaan. Het uitstel wordt beëindigd met de helft van het bedrag dat er boven uitgaat. Worden aandelen of winstbewijzen door de verkrijger vervreemd (onderdeel b), dan beëindigt de ontvanger het uitstel voor het gedeelte dat betrekking heeft op de aandelen of de winstbewijzen die worden vervreemd. Voor aandelen of winstbewijzen die daarna nog tot het vermogen van de koper behoren, wordt het uitstel voortgezet.
- Rente
Wanneer een betalingsregeling is getroffen voor de belastingaanslag die is opgelegd bij vervreemding van tot een aanmerkelijk belang behorende aandelen of winstbewijzen in de familiesfeer, is over die betalingen geen invorderingsrente verschuldigd. Invorderingsrente komt wel aan de orde voorzover niet tijdig de betaling plaatsvindt van de verschenen termijnen. Invorderingsrente wordt dan berekend vanaf het tijdstip waarop de desbetreffende termijnen zijn verschenen tot het moment van de feitelijke voldoening. Wanneer het recht op uitstel geheel of ten dele is vervallen, wordt invorderingsrente berekend vanaf het moment dat de rechtvaardigingsgrond voor het uitstel niet langer bestaat. Zie ook artikel 28, § 1, vijfde lid, van deze leidraad.
§ 5d. Uitstel van betaling van inkomstenbelasting inzake beëindiging van een terbeschikkingstelling van een zaak
- Waarvoor uitstel
Het uitstel van betaling ingevolge artikel 25, veertiende lid, van de wet heeft betrekking op de in een belastingaanslag inkomstenbelasting begrepen belasting die is verschuldigd wegens het beëindigen van een terbeschikkingstelling in de zin van artikel 3.91 of artikel 3.92 van de Wet inkomstenbelasting 2001 van een zaak zonder dat sprake is van een vervreemding van die zaak.
Zo gaat het bijvoorbeeld om de situatie waarin een pand wordt verhuurd aan een vennootschap door de enig aandeelhouder van deze vennootschap en hij de aandelen vervreemdt terwijl de huurovereenkomst met betrekking tot het pand in stand blijft. Ook valt te denken aan gevallen waarin sprake is van een terbeschikkingstelling aan een partner waarbij deze terbeschikkingstelling eindigt doordat de belastingschuldige en zijn partner duurzaam gescheiden zijn gaan leven.
- Duur van het uitstel
Het uitstel houdt een betalingsregeling in en loopt maximaal tien jaren, te rekenen vanaf de dag na de vervaldag van de voor de belastingaanslag geldende enige of laatste betalingstermijn.
- Beoordeling verzoek om uitstel van betaling
Als uitgangspunt voor de betalingsregeling geldt de door belastingschuldige naar tijd en omvang aannemelijk gemaakte betalingsmogelijkheden. Bij de beoordeling van de betalingscapaciteit houdt de ontvanger geen rekening met de waarde van de desbetreffende zaken. De ontvanger zal in het kader van het treffen van een betalingsregeling dus niet verlangen dat (eerst) de waarde van de desbetreffende zaken zal worden aangewend voor de betaling van de belasting.
Ook de aandelen in of de winstbewijzen van een vennootschap waaraan direct of indirect zaken ter beschikking worden gesteld en ter zake van welke zaken afgerekend dient te worden omdt deze aandelen of winstbewijzen alleen nog tot een aanmerkelijk belang behoren op grond van de artikelen 4.10 of 4.11 van de Wet inkomstenbelasting 2001 blijven bij de beoordeling van de betalingscapaciteit buiten beschouwing.
Ten aanzien van de overige vermogensbestanddelen van de belastingschuldige wordt bij de beoordeling van de betalingscapaciteit gehandeld in overeenstemming met het reguliere uitstelbeleid.
- Beëindiging uitstel
Het uitstel wordt, naast de omstandigheden genoemd in artikel 25, § 1, zevende lid, onderdelen a tot en met f, van deze leidraad, beëindigd bij voor bezwaar vatbare beschikking:
a. ingeval van faillissement van de belastingschuldige;
b. ingeval de schuldsaneringsregeling natuurlijke personen ten aanzien van de belastingschuldige van toepassing is;
c. in geval van overlijden van de belastingschuldige;
d. ingeval de desbetreffende zaak wordt vervreemd.
- Rente
Over de periode waarover uitstel van betaling op grond van artikel 25, veertiende lid, van de wet is verleend, is invorderingsrente verschuldigd. Zie ook artikel 28, § 1, tweede lid, van deze leidraad.
- Belastingschuldige kan niet aannemelijk maken de belasting te voldoen
Indien de belastingschuldige ten tijde van het uitstelverzoek niet aannemelijk maakt dat hij in staat zal zijn de verschuldigde belasting binnen een periode van tien jaar te voldoen, komt hij niet voor de faciliteit in aanmerking doch kan de ontvanger hem in beginsel en onder het stellen van nadere voorwaarden - waaronder zekerheidsstelling
- in de gelegenheid stellen de zaken, aandelen of winstbewijzen die voor de uitstelfaciliteit buiten de beoordeling van de betalingscapaciteit worden gehouden binnen één jaar te vervreemden teneinde uit de daarbij te behalen opbrengst de verschuldigde belasting te voldoen.
§ 5e. Uitstel van betaling van inkomstenbelasting inzake staking door overlijden
- Waarvoor uitstel
Het uitstel van betaling ingevolge artikel 25, zeventiende lid, van de wet heeft betrekking op conserverende belastingaanslagen betreffende de inkomstenbelasting die kan worden toegerekend aan winst die wordt gerealiseerd bij overlijden van de ondernemer of een medegerechtigde als bedoeld in artikel 3.3, eerste lid, onderdeel a, van de Wet inkomstenbelasting 2001. Het verzoek om uitstel van betaling kan door of namens de gezamenlijke erfgenamen van de overleden ondernemer of medegerechtigde worden ingediend.
- Geen zekerheid
Voor het verlenen van uitstel van betaling op grond van artikel 25, zeventiende lid, van de wet wordt geen zekerheid verlangd.
- Duur van het uitstel
Het uitstel eindigt van rechtswege uiterlijk op de dag waarop sedert de vervaldag van de voor de belastingaanslag geldende enige of laatste betalingstermijn tien jaren zijn verstreken. Na die tien jaren wordt de aanslag dus invorderbaar.
- Rente
Over de periode waarover voor een conserverende belastingaanslag uitstel is verleend op grond van artikel 25, zeventiende lid, van de wet, is geen invorderingsrente verschuldigd. Wanneer het recht op uitstel is vervallen, wordt invorderingsrente berekend over het tijdvak dat aanvangt op de dag na de dag waarop het uitstel is geëindigd. Zie ook artikel 28, § 1, vijfde lid, van deze leidraad.
§ 5 f. Uitstel van betaling van inkomstenbelasting inzake stakingswinst bij bedrijfsovername
- Waarvoor uitstel
Het uitstel van betaling ingevolge artikel 25, achttiende lid, van de wet heeft betrekking op aanslagen inkomstenbelasting ter zake van winst behaald met of bij het staken van een onderneming of een gedeelte van een onderneming door de overdracht aan een natuurlijk persoon die de onderneming voortzet en de overdrachtsprijs geheel of gedeeltelijk schuldig is gebleven. Het te verlenen uitstel (aan de overdragende ondernemer) ziet uitsluitend op de hiervoor bedoelde belasting voor zover die betrekking heeft op de overdracht van vermogensbestanddelen. Om uitstel te kunnen verlenen is het noodzakelijk dat de ontvanger een afschrift van de overeenkomst tussen de overdrager en de overnemer ontvangt, waaruit blijkt welk deel van de overdrachtsprijs schuldig is gebleven, wat de duur van de aflossingsperiode is en in welke termijnen de koopsom wordt betaald.
- Duur van het uitstel
Het uitstel wordt verleend voor de aflossingsperiode die is overeengekomen tussen de overdrager en de overnemer. Indien geen aflossingsperiode is overeengekomen of de aflossingsperiode bedraagt meer dan tien kalenderjaren, eindigt de uitstelperiode bij het begin van het tiende jaar na afloop van het kalenderjaar waarop de belastingaanslag betrekking heeft.
Artikel 25, negentiende lid, van de wet bevat de beëindigingsgronden voor het op grond van het achttiende lid verleende uitstel. Artikel 5b van de regeling bevat in verband hiermee informatieverplichtingen voor de overdrager jegens de ontvanger.
Er geldt geen minimale voortzettingseis met betrekking tot de overgedragen onderneming. De ontvanger beëindigt het uitstel als de onderneming na de overdracht wederom is gestaakt en de overnemer als gevolg daarvan voldoende liquide middelen heeft verkregen om de verschuldigde overdrachtsprijs te kunnen voldoen.
- Rente
Over de periode waarover uitstel van betaling is verleend op grond van artikel 25, achttiende lid, van de wet is geen invorderingsrente verschuldigd.
Wanneer het recht op uitstel is vervallen, wordt invorderingsrente berekend over het tijdvak dat aanvangt op de dag volgend op de dag waarop het uitstel is geëindigd.
§ 6. Uitstel van betaling van inkomstenbelasting inzake staking en overbrenging van de ondernemerswoning naar het privé-vermogen
Afdeling 1. Algemene regeling
- Waarvoor uitstel
Het uitstel van betaling ingevolge artikel 25, zestiende lid, van de wet heeft betrekking op de in een belastingaanslag inkomstenbelasting begrepen belasting die is verschuldigd bij staking van een onderneming en kan worden toegerekend aan de winst ter zake van de overgang naar het privé-vermogen van de voormalige ondernemerswoning.
- Duur van het uitstel
Het uitstel houdt een betalingsregeling in en loopt maximaal tien jaren, te rekenen vanaf de dag na de vervaldag van de voor de belastingaanslag geldende enige of laatste betalingstermijn.
- Beoordeling verzoek om uitstel van betaling
Als uitgangspunt voor de betalingsregeling geldt de door belastingschuldige naar tijd en omvang aannemelijk gemaakte betalingsmogelijkheden. Bij de beoordeling van de betalingscapaciteit houdt de ontvanger geen rekening met de waarde van de woning. De ontvanger kan dus niet verlangen dat (eerst) de waarde van de woning wordt aangewend voor de betaling van de belasting. Ten aanzien van de overige bestanddelen van de belastingschuldige wordt bij de beoordeling van de betalingscapaciteit gehandeld in overeenstemming met het reguliere uitstelbeleid.
- Beëindiging uitstel
Het uitstel wordt, naast de omstandigheden genoemd in artikel 25, § 1, zevende lid, onderdelen a tot en met f, van deze leidraad, beëindigd bij voor bezwaar vatbare beschikking:
a. ingeval van faillissement van de belastingschuldige;
b. ingeval de schuldsaneringsregeling natuurlijke personen ten aanzien van de belastingschuldige van toepassing is;
c. in geval van overlijden van de belastingschuldige, tenzij de partner als bedoeld in artikel 1.2 van de Wet inkomstenbelasting 2001 aannemelijk maakt dat de resterende belasting binnen de periode waarvoor het uitstel is verleend zal worden voldaan;
d. ingeval zich een omstandigheid voordoet waardoor de woning ophoudt een eigen woning te zijn.
- Rente
Over de periode waarover uitstel van betaling op grond van artikel 25, zestiende lid, van de wet is verleend, is invorderingsrente verschuldigd. Zie ook artikel 28, § 1, tweede lid, van deze leidraad.
- Belastingschuldige kan niet aannemelijk maken de belasting te voldoen
Indien de belastingschuldige ten tijde van het uitstelverzoek niet aannemelijk maakt dat hij in staat zal zijn de verschuldigde belasting binnen een periode van tien jaar te voldoen, komt hij niet voor de faciliteit in aanmerking doch kan de ontvanger hem in beginsel en onder het stellen van nadere voorwaarden - waaronder zekerheidsstelling
- in de gelegenheid stellen de woning binnen één jaar te vervreemden teneinde uit de daarbij te behalen opbrengst de verschuldigde belasting te voldoen.
Afdeling 2. Regeling voor veehouders
- Inleiding
In het kader van de invulling van het flankerend mestbeleid is bij besluit van 31 juli 2000, RTB2000/335M, een uitstelregeling getroffen ten behoeve van veehouders die hun onderneming beëindigen en ten gevolge van de heffing van inkomstenbelasting over de in verband met het onttrekken van de ondernemerswoning behaalde stakingswinst in financiële moeilijkheden geraken. Het in voormeld besluit opgenomen uitstelbeleid is wettelijk vastgelegd in artikel XIVa van de Wet ondernemerspakket 2001.
- Wie komen voor de uitstelfaciliteit in aanmerking
De uitstelfaciliteit ingevolge artikel XIVa van de Wet ondernemerspakket 2001 geldt voor veehouders die hun onderneming hebben gestaakt na 19 maart 2000 en voor 1 januari 2001.
- Waarvoor uitstel
Het uitstel van betaling heeft betrekking op de in de belastingaanslag inkomstenbelasting begrepen belasting die is verschuldigd bij staking van een onderneming en kan worden toegerekend aan de winst ter zake van de overgang naar het privé-vermogen van de voormalige ondernemerswoning.
- Duur van het uitstel
Het uitstel houdt een betalingsregeling in en loopt maximaal tien jaren, te rekenen vanaf de dag na de vervaldag van de voor de belastingaanslag geldende enige of laatste betalingstermijn.
- Beoordeling verzoek om uitstel van betaling
Als uitgangspunt voor de betalingsregeling geldt de door belastingschuldige naar tijd en omvang aannemelijk gemaakte betalingsmogelijkheden. Bij de beoordeling van de betalingscapaciteit houdt de ontvanger geen rekening met de waarde van de woning. De ontvanger kan dus niet verlangen dat (eerst) de waarde van de woning wordt aangewend voor de betaling van de belasting. Ten aanzien van de overige bestanddelen van de belastingschuldige wordt bij de beoordeling van de betalingscapaciteit gehandeld in overeenstemming met het reguliere uitstelbeleid.
- Beëindiging uitstel
Het uitstel wordt, naast de omstandigheden genoemd in artikel 25, § 1, zevende lid, onderdelen a tot en met f, van deze leidraad, beëindigd bij voor bezwaar vatbare beschikking:
a. ingeval van faillissement van de belastingschuldige;
b. ingeval de schuldsaneringsregeling natuurlijke personen ten aanzien van de belastingschuldige van toepassing is;
c. in geval van overlijden van de belastingschuldige, tenzij de partner met wie de beslastingschuldige duurzaam een gezamenlijke huishouding heeft gevoerd en die ten tijde van het overlijden van de belastingschuldige als ingezetene op het gezamenlijke woonadres is ingeschreven in de basisadministratie persoonsgegevens, aannemelijk maakt dat voldoening van de belasting gedurende de periode waarvoor het uitstel is verleend mogelijk is en zich verbindt de resterende belastingschuld binnen die periode te voldoen;
d. ingeval de woning wordt vervreemd of indien de woning anderszins het karakter van eigen woning verliest.
- Rente
Over de periode waarover uitstel van betaling op grond van artikel XIVa van de Wet ondernemerspakket 2001 is verleend, is invorderingsrente verschuldigd.
- Belastingschuldige kan niet aannemelijk maken de belasting te voldoen
Indien de belastingschuldige ten tijde van het uitstelverzoek niet aannemelijk maakt dat hij in staat zal zijn de verschuldigde belasting binnen een periode van tien jaar te voldoen, komt hij niet voor de faciliteit in aanmerking doch kan de ontvanger hem in beginsel en onder het stellen van nadere voorwaarden - waaronder zekerheidsstelling
- in de gelegenheid stellen de woning binnen één jaar te vervreemden teneinde uit de daarbij te behalen opbrengst de verschuldigde belasting te voldoen.
§ 6a. Uitstel van betaling van het recht van successie of schenking bij bedrijfsopvolging
Afdeling 1. Algemene regeling
- Inleiding
In artikel 25, elfde tot en met dertiende lid, van de wet is de gewijzigde uitstelregeling opgenomen op grond waarvan uitstel van betaling kan worden verleend voor conserverende belastingaanslagen betreffende de rechten van successie of schenking bij bedrijfsopvolging (artikel 25, elfde en twaalfde lid, van de wet) dan wel voor belastingaanslagen successie- of schenkingsrecht als bedoeld in artikel 25, dertiende lid, van de wet. Deze faciliteiten zijn bedoeld om te voorkomen dat de continuïteit van een onderneming in gevaar zou komen doordat op korte termijn liquiditeiten aan de onderneming dienen te worden onttrokken om de successie- of schenkingsrechten te kunnen voldoen. In artikel 6 van het besluit en in de hoofdstukken I en IB van de regeling zijn terzake nadere regels gesteld.
- Uitstel op schriftelijk verzoek
De ontvanger verleent uitsluitend uitstel van betaling wanneer de belastingschuldige daartoe een schriftelijk verzoek heeft ingediend. Het indienen van een aangiftebiljet voor het recht van successie waarin een beroep wordt gedaan op de invorderingsfaciliteiten bedoeld in artikel 25, leden 11 en 12, van de wet, wordt als een zodanig verzoek aangemerkt.
- Beslissing bij voor bezwaar vatbare beschikking
Besluiten tot afwijzing, verlening, herziening of gehele of gedeeltelijke beëindiging van het uitstel geschieden bij voor bezwaar vatbare beschikking. Met betrekking tot bezwaar tegen de beschikking, met betrekking tot beroep ter zake van een uitspraak op het desbetreffende bezwaar, alsmede met betrekking tot hoger beroep en beroep in cassatie ter zake van de desbetreffende rechterlijke uitspraak, gelden dezelfde regels als die welke van toepassing zijn op bezwaar, beroep of beroep in cassatie als bedoeld in hoofdstuk V van de AWR.
- Bestuurlijke boete
Voor een bestuurlijke boete die samenhangt met een (conserverende) belastingaanslag waarvoor ingevolge artikel 25, elfde, twaalfde of dertiende lid, van de wet uitstel van betaling is verleend, wordt nooit uitstel van betaling verleend als bedoeld in 25, elfde, twaalfde of dertiende lid, van de wet. Uitstel van betaling voor de bestuurlijke boete kan wel worden verleend in verband met redenen als omschreven in de paragrafen 2, 3, 7 e.v. van dit artikel. Zie tevens § l, lid 14, hiervoor. Behoudens in de gevallen dat uitstel van betaling voor de bestuurlijke boete is verleend, kan de bestuurlijke boete die samenhangt met een (conserverende) aanslag waarvoor ingevolge artikel 25, elfde, twaalfde of dertiende lid, van de wet uitstel van betaling is verleend, worden ingevorderd zodra die boete opeisbaar is. De boete hoeft dus niet onherroepelijk vast te staan. Ook verrekening is mogelijk, ondanks het feit dat de bestuurlijke boete niet onherroepelijk vaststaat, zelfs in het geval uitstel van betaling is verleend, tenzij uitstel van betaling is verleend in verband met bezwaar en beroep.
- Verrekening
Als uitstel van betaling is verleend ingevolge artikel 25, elfde, twaalfde of dertiende lid, van de wet, wordt gedurende de looptijd van het uitstel niet tot verrekening van uit te betalen bedragen met de bedragen waarvoor uitstel van betaling is verleend overgegaan. Met betrekking tot verrekening van uit te betalen bedragen met bestuurlijke boeten wordt verwezen naar het vierde lid van deze paragraaf.
- Versnelde invordering
Wanneer uitstel van betaling is verleend voor een (conserverende) belastingaanslag ingevolge artikel 25, elfde, twaalfde of dertiende lid, van de wet, wordt dat uitstel niet beëindigd als zich een omstandigheid voordoet als bedoeld in artikel 10, eerste lid, van de wet.
Afdeling 2. Uitstelregeling van artikel 25, elfde lid, van de wet
- Waarvoor uitstel
Het uitstel van betaling ingevolge artikel 25, elfde lid, van de wet betreft het recht van successie of schenking over de waarde van het ondernemingsvermogen vastgesteld overeenkomstig het bepaalde in de artikelen 31a, derde lid, en 35c, eerste en tweede lid, van de Successiewet 1956.
- Duur van het uitstel
Het uitstel vangt aan op 1 januari van het kalenderjaar volgend op het jaar waarin de verkrijging heeft plaats gevonden en eindigt uiterlijk vijf jaar later. De inspecteur vermindert overeenkomstig het bepaalde in artikel 53c van de Successiewet 1956 de in de conserverende aanslag begrepen belasting, als bedoeld in artikel 31a, derde lid, van de Successiewet 1956, na een periode van voortzetting van de onderneming of het aandeelhouderschap van vijf jaren, tot nihil.
- Beëindiging uitstel
Het uitstel wordt beëindigd:
a. in geval van faillissement van de belastingschuldige;
b. ingeval de schuldsaneringsregeling natuurlijke personen ten aanzien van de belastingschuldige van toepassing is.
- Rente
Over de periode waarover voor een conserverende belastingaanslag uitstel is verleend op grond van artikel 25, elfde lid, van de wet, is geen invorderingsrente verschuldigd. Wanneer het recht op uitstel geheel of ten dele is vervallen, wordt invorderingsrente berekend vanaf het moment dat de rechtvaardigingsgrond voor het uitstel niet langer bestaat. Zie ook artikel 28 § l, vijfde lid, van deze leidraad.
- Vermindering
Indien voor een bedrag uitstel van betaling is verleend op de voet van artikel 25, elfde lid, van de wet en dit bedrag ondergaat wijziging door een vermindering, beëindigt de ontvanger bij voor bezwaar vatbare beschikking het uitstel voor het bedrag van die vermindering. Voor het resterende bedrag blijft het uitstel doorlopen. De termijn waarop het uitstel uiterlijk eindigt blijft derhalve onveranderd.
Afdeling 3. Uitstelregeling van artikel 25, twaalfde lid, van de wet
- Waarvoor uitstel
Het uitstel van betaling ingevolge artikel 25, twaalfde lid, van de wet betreft het recht van successie of schenking over de waarde van het ondernemingsvermogen vastgesteld overeenkomstig het bepaalde in de artikelen 31a, vierde lid, en 35c, derde lid, van de Successiewet 1956.
- Duur van het uitstel
Het uitstel vangt aan op 1 januari van het kalenderjaar volgend op het jaar waarin de verkrijging heeft plaats gevonden en eindigt uiterlijk tien jaar later. Na die tien jaar wordt de aanslag dus invorderbaar.
- Beëindiging uitstel
Het uitstel wordt beëindigd:
a. in geval van faillissement van de belastingschuldige;
b. ingeval de schuldsaneringsregeling natuurlijke personen ten aanzien van de belastingschuldige van toepassing is.
- Rente
Over de periode waarover uitstel van betaling op grond van artikel 25, twaalfde lid, van de wet is verleend, is invorderingsrente verschuldigd.
- Vermindering
Indien voor een bedrag uitstel van betaling is verleend op de voet van artikel 25, twaalfde lid, van de wet en dit bedrag ondergaat wijziging door een vermindering, beëindigt de ontvanger bij voor bezwaar vatbare beschikking het uitstel voor het bedrag van die vermindering. Voor het resterende bedrag blijft het uitstel doorlopen. De termijn waarop het uitstel uiterlijk eindigt blijft derhalve onveranderd.
Afdeling 4. Uitstelregeling van artikel 25, dertiende lid, van de wet
- Waarvoor uitstel
Ingevolge artikel 25, dertiende lid, van de wet kan uitstel van betaling worden verleend voor belastingaanslagen in de rechten van successie of schenking voorzover die rechten kunnen worden toegerekend aan een (overbedelings)vordering die de belastingschuldige heeft verkregen op de medeverkrijger(s) terzake van een door deze medeverkrijger(s) verkregen ondernemingsvermogen als bedoeld in artikel 35b, tweede lid, van de Successiewet 1956.
- Duur van het uitstel
Het uitstel vangt aan op 1 januari van het kalenderjaar volgend op het jaar waarin de verkrijging heeft plaats gevonden en eindigt uiterlijk tien jaar later. Na die tien jaar wordt de aanslag dus invorderbaar.
- Beëindiging uitstel
Het uitstel wordt beëindigd:
a. in geval van faillissement van de belastingschuldige;
b. ingeval de schuldsaneringsregeling natuurlijke personen ten aanzien van de belastingschuldige van toepassing is;
c. ingeval zich ten aanzien van de medeverkrijger tijdens de in het tweede lid van deze paragraaf bedoelde periode een gebeurtenis voordoet als bedoeld in artikel 53b, derde lid, van de Successiewet 1956;
d. voor zover de vordering, bedoeld in het eerste lid van deze paragraaf, wordt voldaan.
- Rente
Over de periode waarover uitstel van betaling op grond van artikel 25, dertiende lid, van de wet is verleend, is invorderingsrente verschuldigd.
§ 7. Uitstel van betaling in verband met betalingsproblemen
- Inleiding op uitstel in verband met betalingsmoeilijkheden
Als de verschuldigde belasting niet binnen de wettelijke betalingstermijnen geheel of gedeeltelijk uit het aanwezige vermogen of het inkomen kan worden voldaan, kan onder door de ontvanger te stellen voorwaarden aan de belastingschuldige op diens verzoek uitstel van betaling in verband met betalingsmoeilijkheden worden verleend. Dat zal zich met name voordoen bij cumulatie van belastingaanslagen of een (tijdelijke) terugval van inkomen waarbij de financiële omstandigheden van dien aard zijn dat het vorderen van betaling redelijkerwijs naar een later tijdstip moet worden verschoven.
Bij de beoordeling van het verzoek om een betalingsregeling dient de ontvanger aan de hand van het in § 1 hiervoor en het in deze paragraaf en het hierna in de paragrafen 8 tot en met 14 verwoorde beleid een verantwoorde afweging te maken tussen enerzijds de belangen van verzoeker bij overschrijding van de wettelijke betalingstermijnen en anderzijds de belangen van de Staat bij het zo beperkt mogelijk houden van deze termijnoverschrijding. Volledigheidshalve wordt opgemerkt dat onder het begrip "betalingsregeling" ook een uitstel van betaling in verband met betalingsmoeilijkheden tot een bepaalde datum wordt begrepen.
- Beslissing op een verzoek
Bij de beoordeling van het verzoek om een betalingsregeling spelen vele omstandigheden en factoren een rol, zoals de mogelijkheid om krediet van derden te krijgen, de soort belastingschuld, het moment waarop het verzoek wordt ingediend, de financiële omstandigheden van de belastingschuldige, het feit of de belastingschuldige een particulier of ondernemer is, alsmede in hoeverre zekerheid kan worden verstrekt. Bij de beoordeling van het verzoek om uitstel spelen niet alleen de huidige omstandigheden een rol. Als de belastingschuldige in het verleden bijvoorbeeld niet heeft gereserveerd voor redelijkerwijs voorzienbare schulden of nalatig is geweest bij het doen van aangiften of betalingen, kan dit een rol spelen bij het toestaan en verlengen van een betalingsregeling of bij het stellen van voorwaarden daarbij. Bovendien zal een betalingsregeling in ieder geval niet worden toegestaan als de betalingsproblemen zijn terug te voeren op structurele problemen of perspectiefloze activiteiten. Enkele van de hiervoor genoemde factoren en omstandigheden worden hierna in de paragrafen 8 en volgende nader uitgewerkt.
§ 8.
[Red: Vervallen.]
§ 9. De aard van de schuld en de soort (betalingsproblemen algemeen)
- Onderscheid ondernemers en particulieren
Voor belastingen verschuldigd door ondernemers bestaat er - anders dan bij particulieren
- geen aanleiding tot het toestaan van een betalingsregeling. Dit is slechts anders als de ondernemer zekerheid stelt voor de voldoening van de volledige belastingschuld. Het verlenen van uitstel aan een ondernemer kan immers betekenen dat het ondernemersrisico feitelijk wordt gedragen door de Belastingdienst en dat deze dan optreedt als oneigenlijke kredietverlener. Tevens zou een betalingsregeling voor schuld van een ondernemer concurrentieverstorend kunnen werken ten opzichte van andere ondernemers die wel tijdig hun verplichtingen nakomen.
Onder het begrip ondernemer' wordt in dit verband verstaan: rechtspersonen en natuurlijke personen die een bedrijf of zelfstandig een beroep uitoefenen, niet zijnde natuurlijke personen die een uitkering genieten ingevolge de Wet werk en inkomen kunstenaars. Onder het begrip
particulier' wordt in dit verband verstaan: natuurlijke personen
die geen ondernemer zijn.
- Voorlopige aanslagen
Voordat een verzoek om uitstel voor een voorlopige aanslag wordt behandeld, wordt in daartoe aanleiding gevende gevallen nagegaan of de desbetreffende aanslag wellicht voor vermindering in aanmerking komt. Als dit het geval lijkt, bevordert de ontvanger dat de belastingschuldige een bezwaarschrift indient.
- Motorrijtuigenbelasting, belasting van personenauto's en motorrijwielen en belasting zware motorrijtuigen
De motorrijtuigenbelasting behoort tot de kosten die onverbrekelijk samenhangen met het houden van een motorrijtuig. Een verzoek om een betalingsregeling voor motorrijtuigenbelasting wordt door de ontvanger niet ingewilligd, tenzij voldaan is aan de voorwaarden genoemd in § 13, tweede lid, hierna.
Verzoeken om een betalingsregeling voor de belasting van personenauto's en motorrijwielen en voor de belasting zware motorrijtuigen worden, gelet op het zakelijke karakter van die belasting, niet ingewilligd.
§ 10. Faillissement, wettelijke schuldsaneringsregeling en surseance van betaling (betalingsproblemen algemeen)
- Uitstel in verband met faillissement, wettelijke schuldsaneringsregeling en surseance
Faillissementsschulden en belastingaanslagen waarop de wettelijke schuldsaneringsregeling van toepassing is dienen op de gebruikelijke wijze bij de curator onderscheidenlijk de bewindvoerder te worden aangemeld en kunnen geen onderwerp zijn van een betalingsregeling. Voor boedelschulden geldt dat in de regel geen betalingsregeling wordt getroffen.
Wel kan tijdens een surseance van betaling aan een bewindvoerder op diens verzoek uitstel van betaling worden verleend voor de van voor de aanvang van de surseance materieel verschuldigde preferente belastingschuld, onder de gebruikelijke voorwaarde dat de nieuw opkomende verplichtingen stipt worden nagekomen. Ook kan tijdens de wettelijke schuldsaneringsregeling onder de gebruikelijke voorwaarden uitstel van betaling worden verleend voor belastingaanslagen waarop de wettelijke schuldsaneringsregeling niet van toepassing is. Als zekerheid is gesteld wordt deze uitgewonnen door de ontvanger bij wie de zekerheid is gesteld. Nadat de zekerheid is uitgewonnen wordt de curator dan wel de in het kader van de wettelijke schuldsaneringsregeling optredende bewindvoerder over de wijziging in de hoogte van de belastingschuld geïnformeerd.
§ 11. Periodieke betalingen en betalingstijdstip.
[Red: Vervallen.]
[Red: Vervallen.]
[Red: Vervallen.]
[Red: Vervallen.]
- Periodieke betalingen en betalingstijdstip
Wanneer aan een belastingschuldige, al dan niet in het kader van een prolongatieregeling als bedoeld in artikel 14, § 1, lid 11a, van deze leidraad uitstel van betaling is verleend onder de voorwaarde dat periodiek uiterlijk op een bepaalde dag een bepaald bedrag is betaald, wordt de belastingschuldige slechts geacht hieraan te hebben voldaan als genoemd bedrag op genoemde dag op de rekening van de Belastingdienst is bijgeschreven. Voor wat betreft het in aanmerking te nemen tijdstip van betaling door middel van storting op het postkantoor wordt verwezen naar artikel 7, § 1, eerste lid, van deze leidraad. Zo nodig kan de ontvanger van de belastingschuldige verlangen dat hij aantoont dat de desbetreffende betaling heeft plaatsgevonden. Voor hetgeen daarbij geldt als betalingsbewijs wordt verwezen naar artikel 7, § 1, tiende lid, van deze leidraad.
§ 12. Verrekeningen tijdens betalingsregelingen (betalingsproblemen algemeen)
- Uit te betalen bedragen worden in de regel niet uitgekeerd
Voor zowel particulieren als ondernemers geldt dat belastingteruggaven en teruggaven uit anderen hoofde alsmede andere uit te betalen bedragen tijdens de looptijd van een betalingsregeling in het algemeen afgeboekt worden op de openstaande belastingschuld. Verlaging van de belastingschuld door vermindering of kwijtschelding van een belastingaanslag of door verrekening met een uit te betalen bedrag is niet van invloed op de hoogte van het periodiek af te lossen bedrag. De verrekening kan wel tot gevolg hebben dat het aantal termijnen dat de belastingschuldige moet aflossen wordt verminderd en/of de laatste aflossing afwijkt van het overeengekomen bedrag. Als ten gevolge van een eventuele verrekening van met name teruggaven omzetbelasting volgens de ontvanger de continuïteit van de bedrijfsvoering direct gevaar loopt en niet behoeft te worden gevreesd voor onverhaalbaarheid van de schuld kan hij in bijzondere gevallen de teruggaven (gedeeltelijk) uitbetalen.
§ 13. Betalingsregeling voor particulieren
- Duur betalingsregeling
Uitgangspunt van het uitstelbeleid voor particulieren is dat een te verlenen betalingsregeling zich over een zo kort mogelijke periode dient uit te strekken, zodat de verschuldigde belasting, waarvan betaling binnen de wettelijke termijnen achterwege is gebleven, alsnog zo snel mogelijk wordt betaald. Voor deze categorie verzoekers geldt dat de termijn van uitstelverlening zich in beginsel uitstrekt tot een periode van ten hoogste 12 maanden, te rekenen vanaf de datum waarop op grond van de beschikking de ontvanger de betalingsregeling toestaat. Slechts als er volgens de ontvanger bijzondere omstandigheden aanwezig zijn, kan de ontvanger van de termijn van 12 maanden afwijken en de belastingschuldige een langere termijn gunnen.
1a. Voorwaarden betalingsregeling
Een betalingsregeling dient steeds een op de toekomst gerichte oplossing te bieden. Aan het verlenen van een betalingsregeling stelt de ontvanger dan ook de voorwaarde dat de nieuw opkomende fiscale en andere financiële verplichtingen, waarvan de invordering aan de ontvanger is opgedragen, worden bijgehouden. Tevens wordt rekening gehouden met de op het moment van aangaan van de beta-lingsregeling reeds verschuldigde kosten en invorderingsrente en met de invorderingsrente die tijdens de looptijd van de betalingsregeling verschuldigd zal worden.
Aan het verlenen van een betalingsregeling kan de ontvanger bovendien de voorwaarde verbinden dat zekerheid wordt gesteld (zie § 1, lid 16, hiervoor). De ontvanger zal in het algemeen zekerheid vragen als de aard en de omvang van de schuld in relatie tot de uitsteltermijn en de bekende verhaalsmogelijkheden daartoe aanleiding geven. Ook het in het verleden getoonde aangifte- en betalingsgedrag kan aanleiding zijn voor het eisen van zekerheid.
- Verzoek voor enkele maanden uitstel toestaan
Als een particulier een (schriftelijk of telefonisch) verzoek om een betalingsregeling heeft ingediend dat de strekking heeft de betaling enkele maanden te verschuiven, zal de ontvanger in de regel zonder nader onderzoek een betalingsregeling toestaan die zich uitstrekt tot maximaal vier maanden na de laatste vervaldag van de (oudste) aanslag als aan de volgende cumulatieve voorwaarden is voldaan:
a. De totale openstaande schuld van de belastingschuldige bedraagt minder dan € 20.000. Hierbij wordt geen rekening gehouden met belastingschuld waarvoor uitstel van betaling in verband met een ingediend bezwaar- of beroepschrift is verleend.
b. Ten name van de belastingschuldige staat geen zakelijke schuld open in de zin van artikel 22, derde lid, van de wet.
c. Aan de belastingschuldige is niet voor dezelfde belastingaanslag of voor andere belastingaanslagen uitstel van betaling in verband met betalingsproblemen of uitstel in verband met een te verwachten uit te betalen bedrag verleend.
d. Het verzoek betreft niet een voorlopige aanslag als bedoeld in artikel 9, vijfde lid, van de wet die in meerdere termijnen betaald mag worden.
e. Aan de belastingschuldige is geen dwangbevel betekend (voor openstaande schuld), waarvan de betalingstermijn reeds is verstreken.
- Bij andere verzoeken rekening houden met de betalingscapaciteit en het vermogen
Als het verzoek niet kan worden toegewezen op grond van het voorgaande lid, alsmede in daartoe aanleiding gevende gevallen, zal de ontvanger overgaan tot de berekening van de betalingscapaciteit en de beoordeling van de vermogenspositie, tenzij hij van mening is dat door een andere factor of omstandigheid uitstel niet in de rede ligt. De ontvanger zal in ieder geval geen uitstel van betaling verlenen als voor de belastingschuld waarvoor uitstel wordt gevraagd reeds uitstel van betaling op grond van het vorige lid is verleend.
Voor de berekening van de betalingscapaciteit vraagt de ontvanger zo nodig nadere gegevens bij de verzoeker op. De term betalingscapaciteit is een aan het inkomen van de belastingschuldige gerelateerd begrip dat afkomstig is uit het kwijtscheldingsbeleid. Het in het uitstelbeleid voor particulieren gehanteerde begrip be-talingscapaciteit sluit hier grotendeels bij aan. Bij de berekening van de be-talingscapaciteit wordt dus uitgegaan van de begrippen en normen die gelden bij het kwijtscheldingsbeleid, behoudens voorzover hiervan hierna wordt afgeweken.
Met betrekking tot het vermogen wordt ook uitgegaan van het begrip zoals dat geldt in de kwijtscheldingsregeling.
3a. Vermogen
De aanwezigheid van vermogen ten tijde van het indienen van het verzoek staat een betalingsregeling in het algemeen in de weg. Dit is met name het geval als het vermogen binnen een korte termijn zonder onevenredig hoge kosten liquide is te maken, dan wel in zekerheid kan worden overgedragen aan een bank of andere kredietverlenende instelling.
Als uitzondering op deze regel geldt, dat het vermogen dat onder het kwijtscheldingsbeleid voor particulieren is vrijgesteld, een betalingsregeling niet in de weg staat. Onder vermogen wordt in dit verband verstaan de bezittingen van de belastingschuldige en diens echtgenoot bedoeld in artikel 3 Wwb verminderd met die schulden die een hogere preferentie hebben dan de belastingschuld. Artikel 3 Wwb merkt als echtgenoot mede aan de ongehuwde die met een ander een gezamenlijke huishouding voert, tenzij het betreft een bloedverwant in de eerste graad.
Daarnaast kan de ontvanger onder door hem te stellen voorwaarden uitstel verlenen als het direct liquide maken van vermogensbestanddelen tot grote, financieel nadelige, gevolgen leidt. In dit verband valt met name te denken aan het vermogen dat aanwezig is in de vorm van een overwaarde in het huis waarin de belastingschuldige feitelijk verblijft, aan geldswaardige papieren die bezwaarlijk kunnen worden verzilverd en aan het saldo dat in het kader van een zogenaamde spaarloonregeling op een geblokkeerde rekening staat.
- Betalingscapaciteit bij regeling tot en met 12 maanden
Naast het aanwezige vermogen speelt bij de beoordeling van de financiële omstandigheden de zogenoemde betalingscapaciteit van de verzoeker een belangrijke rol, zowel ten tijde van het indienen van het verzoek als gedurende de looptijd van de betalingsregeling. In het algemeen kan nog worden opgemerkt dat de door de ontvanger berekende betalingscapaciteit van de belastingschuldige in belangrijke mate het bedrag bepaalt dat (periodiek) op de achterstallige schuld dient te worden afgelost, alsmede aangeeft in hoeverre een betalingsregeling zinvol is.
Uitgangspunt voor de berekening van de betalingscapaciteit bij een verzoek om een betalingsregeling tot en met 12 maanden is het inkomen van de belastingschuldige en diens echtgenoot als bedoeld in artikel 3 Wwb. Zoals reeds onder § 13, lid 3a, hiervoor, is uiteengezet, wordt onder echtgenoot mede verstaan de ongehuwde die met een ander een gezamenlijke huishouding voert, tenzij het betreft een bloedverwant in de eerste graad.
Het inkomen en de uitgaven ten behoeve van eventueel bij de belastingschuldige inwonende kinderen zal bij de berekening van de betalingscapaciteit niet in aanmerking worden genomen. Een uitzondering daarop vormen de inkomsten voor, door of ten behoeve van minderjarige kinderen ontvangen alimentatie.
Op het inkomen worden, conform het kwijtscheldingsbeleid, bepaalde uitgaven zoals huur, hypotheekrente en ziektekostenpremie in mindering gebracht. Bij deze uitgaven dient de ontvanger een enigszins van het kwijtscheldingsbeleid afwijkende normering te volgen zoals hieronder wordt aangegeven.
Het verschil tussen het inkomen en genoemde daarop in mindering te brengen uitgaven is het netto-besteedbare inkomen van de belastingschuldige. Van dit netto-besteedbare inkomen wordt het bij het kwijtscheldingsbeleid gehanteerde normbedrag dat nodig is voor de noodzakelijke kosten van het bestaan (het zogenaamde normbedrag voor levensonderhoud) afgetrokken. De normbedragen voor levensonderhoud zijn opgenomen in artikel 26, § 2, lid 26, van deze leidraad.
De betalingscapaciteit bestaat uit het netto-besteedbare inkomen na aftrek van het normbedrag voor levensonderhoud.
Van de betalingscapaciteit wordt ten minste 80% opgeëist voor het betalen van de achterstallige belastingschuld (de zogenaamde uitvoeringstolerantie).
- Bijzondere uitgaven kunnen de betalingscapaciteit beïnvloeden
De ontvanger kan, afhankelijk van de concrete situatie van de belastingschuldige en zijn gezin, bepaalde aanvaardbare uitgaven op de berekende betalingscapaciteit in mindering brengen. Deze uitgaven hangen in de regel samen met het levenspatroon en de maatschappelijke positie van de belastingschuldige en kunnen naar het oordeel van de ontvanger in redelijkheid niet bestreden worden uit het normbedrag voor levensonderhoud of de zogenaamde uitvoeringstolerantie van 80%.
- Huur- en hypotheekverplichtingen
Bij de berekening van de betalingscapaciteit wordt ten aanzien van de huur- en hypotheekverplichtingen voor de woning waarin de belastingschuldige feitelijk verblijft, dezelfde systematiek gehanteerd als in de kwijtscheldingsregeling, met dien verstande dat in het algemeen de werkelijke uitgaven van huur- en hypotheekverplichtingen in aanmerking worden genomen.
- Aflossingsverplichtingen aan derden
In het algemeen blijven bij de berekening van de betalingscapaciteit de aflossingsverplichtingen aan derden buiten beschouwing wanneer de schuld aan de Belastingdienst een hogere preferentie heeft. Een uitzondering kan worden gemaakt voor aflossingen op schulden waarvan niet-betaling volgens de ontvanger tot ongewenste effecten kan leiden.
- Extra inkomsten
Bij de berekening van de betalingscapaciteit wordt slechts dan rekening gehouden met extra inkomsten, zoals vakantiegeld, tantièmes e.d., indien en voorzover uitbetaling daarvan plaatsvindt in de periode waarover de betalingsregeling wordt gevraagd, dan wel de belastingschuldige op uitbetaling daarvan normaliter aanspraak zou maken.
- Belastingschuldige stelt zelf een regeling voor
Als een belastingschuldige uitstel vraagt en tegelijkertijd een betalingsregeling voorstelt waarbij de schuld binnen 12 maanden wordt afbetaald en deze regeling afwijkt van hetgeen de ontvanger berekend heeft, hoeft een niet al te grote afwijking niet te leiden tot afwijzing van het verzoek. Als de door de belastingschuldige voorgestelde regeling voor de ontvanger niet aanvaardbaar is, maar een andere regeling wel ingewilligd kan worden, deelt de ontvanger onder afwijzing van het verzoek de belastingschuldige mee welke regeling desgevraagd wel kan worden verleend.
- Regelingen langer dan 12 maanden
Het beleid zoals omschreven bij de berekening van de betalingscapaciteit bij regelingen tot en met 12 maanden, is aanvankelijk van overeenkomstige toepassing op een regeling die vanwege bijzondere omstandigheden langer dan 12 maanden duurt, met dien verstande dat de regeling zodanig door de ontvanger wordt vastgesteld dat de belastingschuldige zijn van de kwijtscheldingsnormen afwijkende uitgaven in de eerste 12 maanden van de betalingsregeling zodanig dient te verminderen zodat, zoveel als redelijkerwijs mogelijk is, na de twaalfde maand de volledige aan het kwijtscheldingsbeleid ontleende betalingscapaciteit kan worden benut om de schuld te voldoen. Het inkomen en de uitgaven ten behoeve van eventueel bij de belastingschuldige inwonende kinderen zal echter niet in aanmerking worden genomen bij de berekening van de betalingscapaciteit bij een regeling die langer dan 12 maanden duurt.
- Samenloop uitstel van betaling belastingschuld en toeslagenschuld
In het kader van uitstel van betaling kan samenloop plaatsvinden van belastingschuld met toeslagenschuld als bedoeld in hoofdstuk XVIII.
Als uitgangspunt geldt dat als belanghebbende tegelijkertijd om uitstel van betaling verzoekt voor zowel een belastingschuld als een toeslagenschuld, het verzoek om uitstel van betaling voor de belastingschuld als eerste dient te worden behandeld.
Ieder verzoek om uitstel van betaling dient te worden beoordeeld naar het terzake geldende beleid, dus hetzij het beleid voor uitstel van betaling voor rijksbelastingen, hetzij het beleid voor uitstel van betaling voor toeslagen.
Zo geldt bijvoorbeeld voor belastingschuld een betalingsregeling van in het algemeen 12 maanden gebaseerd op de betalingscapaciteit en voor een toeslagenschuld een betalingsregeling van maximaal 24 maanden, terwijl voor toeslagen ook een standaardregeling van € 20 mogelijk is, die niet is gebaseerd op de betalingscapaciteit.
Indien de belastingschuldige die ook een toeslagenschuld heeft verzoekt om een langdurige betalingsregeling voor de ene schuld, terwijl er reeds een langdurige betalingsregeling loopt voor de andere schuld, worden voor dat verzoek voor de berekening van de betalingscapaciteit in aanmerking genomen de betalingen die op de eerder afgesloten, nog lopende, betalingsregeling worden voldaan. Het kan dus voorkomen dat uitstelregelingen naast elkaar lopen: een uitstelregeling voor rijksbelastingen en – tegelijkertijd – een uitstelregeling voor toeslagen.
§ 13a. Uitstel van betaling gedurende de periode van schuldregeling
- Uitstel voor een periode van 36 maanden
De ontvanger verleent uitstel van betaling voor een periode van maximaal 36 maanden gedurende de periode van schuldregeling indien:
a. een schuldregelingsovereenkomst in de zin van de Gedragscode Schuldregeling van de Nederlandse Vereniging van Volkskrediet tot stand is gekomen, dan wel een overeenkomst tot stand is gekomen waarvan de strekking overeenkomt met die gedragscode en waarbij voor de berekening van de aflossingscapaciteit wordt uitgegaan van de door Recofa gepubliceerde normen;
b. de schuldhulpverlener lid of geassocieerd lid is van de Nederlandse Vereniging voor Volkskrediet, dan wel de schuldregeling wordt uitgevoerd door een gemeente in eigen beheer;
c. de schuldregeling betrekking heeft op natuurlijke personen, niet zijnde ondernemers;
d. redelijkerwijs mag worden aangenomen dat de belastingschuldige, afgezien van de daarvoor te vervullen formaliteiten, met uitzondering van het bepaalde in artikel 288, lid 2, onderdeel b. van de Faillissementswet, in aanmerking zou komen voor de wettelijke schuldsaneringsregeling natuurlijke personen; en
e. aan het eind van de looptijd van de schuldregelingsovereenkomst een bedrag zal zijn betaald van tenminste dezelfde omvang als kan worden verkregen indien er sprake zou zijn van een wettelijke schuldsanering.
Het uitstel wordt pas verleend als schriftelijk is bericht door de schuldhulpverlener dat de overeenkomst tot schuldregeling zal worden voortgezet. Met betrekking tot de voorwaarde onder c wordt opgemerkt dat de betreffende regeling ook van toepassing is op een natuurlijk persoon die zijn bedrijf of zelfstandige beroepsuitoefening heeft gestaakt en aannemelijk is dat die belastingschuldige in de toekomst geen bedrijf of niet zelfstandig een beroep meer zal uitoefenen. Voorts wordt opgemerkt dat, gelet op de onder d gestelde voorwaarde, nu de wettelijke schuldsaneringsregeling ook betrekking kan hebben op belastingaanslagen, waarvan in beginsel geen kwijtschelding wordt verleend, zoals belastingaanslagen motorrijtuigenbelasting, de onderhavige regeling ook van toepassing is op die belastingaanslagen. Met andere woorden ook voor belastingaanslagen waarvan in beginsel geen kwijtschelding wordt verleend, kan in dit kader gedurende 36 maanden uitstel van betaling worden verleend. In dit verband wordt verwezen naar art. 26, § 2a, lid 14, van deze leidraad.
De belastingaanslagen die in de uitstelregeling kunnen worden opgenomen zijn de aanslagen die betrekking hebben op de (materieel) verschuldigde belasting tot en met de dag waarop het verzoek van de schuldhulpverlener om een gespecificeerde schriftelijke opgave van de openstaande vorderingen is ontvangen. Vanaf het moment dat de schuldhulpverlener verzoekt om een gespecificeerde schriftelijke opgave van de openstaande vorderingen, worden gedurende drie maanden geen dwanginvorderingsmaatregelen genomen en worden lopende invorderingsmaatregelen, zo nodig, in overleg met de schuldhulpverlener, opgeschort. Onder bijzondere omstandigheden kan de ontvanger deze termijn verlengen. In afwijking van het voorgaande neemt de ontvanger de invordering weer ter hand, nadat hij een schriftelijke kennisgeving van de schuldhulpverlener heeft ontvangen, waaruit blijkt dat de overeenkomst tot schuldregeling niet wordt voortgezet. Eventuele gelegde beslagen vervallen zodra het voormelde uitstel is verleend. Gedurende het uitstel is verrekening mogelijk van belastingaanslagen waarvoor uitstel van betaling is verleend met teruggaven die betrekking hebben op belasting die (materieel) is ontstaan tot en met de dag waarop het verzoek van de schuldhulpverlener om een gespecificeerde schriftelijke opgave van de openstaande vorderingen is ontvangen. Als de belastingschuldige verzoekt om kwijtschelding van belastingschulden die materieel zijn ontstaan na de dag waarop het verzoek van de schuldhulpverlener om een gespecificeerde schriftelijke opgave van de openstaande vorderingen is ontvangen, dan wordt het verzoek behandeld overeenkomstig het bestaande beleid. Dit houdt onder meer in dat bij de berekening van de betalingscapaciteit op het inkomen van de belastingschuldige niet in mindering wordt gebracht dat deel van het inkomen dat door de schuldhulpverlener wordt beheerd. Verder wordt opgemerkt dat de middelen die onder beheer van de schuldhulpverlener berusten, niet beschouwd worden als vermogen in de zin van artikel 12 van de regeling. Nieuw opkomende belastingschulden, die (materieel) betrekking hebben op belasting verschuldigd na de dag waarop het verzoek van de schuldhulpverlener om een gespecificeerde schriftelijke opgave van de openstaande vorderingen is ontvangen, kunnen echter gedurende de periode dat uitstel van betaling is verleend worden kwijtgescholden, indien, ware er geen sprake van een overeenkomst tot schuldregeling, kwijtschelding zou hebben plaatsgevonden op grond van de betreffende bepalingen van artikel 26 van deze leidraad. De ontvanger trekt in de situaties genoemd bij het tweede, derde en vierde gedachtestreepje het uitstel niet eerder in dan nadat hij de schuldhulpverlener een brief heeft gestuurd over zijn voornemen het uitstel in te trekken als belastingschuldige niet binnen 14 dagen zijn verplichtingen correct nakomt.
De ontvanger trekt het uitstel in indien:
de overeenkomst tot schuldregeling wordt beëindigd;
de schuldenaar nieuw opkomende belastingschulden, die (materieel) betrekking hebben op belasting verschuldigd na de dag waarop het verzoek van de schuldhulpverlener om een gespecificeerde schriftelijke opgave van de openstaande vorderingen is ontvangen en die niet voor kwijtschelding in aanmerking komen, onbetaald laat;
de schuldenaar overigens zijn lopende fiscale verplichtingen niet nakomt; of
de schuldenaar tracht zijn schuldeisers te benadelen.
Indien de ontvanger uitstel van betaling heeft verleend voor de periode van de schuldregeling op grond van dit lid wordt een schriftelijke kennisgeving van de schuldhulpverlener na afloop van de overeenkomst tot schuldregeling, waarin gesteld wordt dat de overeenkomst na eindcontrole is beëindigd en de schuldenaar aan zijn verplichtingen heeft voldaan, aangemerkt als het aanbieden van een buitengerechtelijk akkoord in de zin van artikel 19a van de regeling.
§ 14. Betalingsregeling voor ondernemers
- Duur betalingsregeling
Een aan ondernemers te verlenen betalingsregeling dient zich over een zo kort mogelijke periode uit te strekken. Bij het vaststellen van de duur van de betalingsregeling houdt de ontvanger rekening met de omstandigheden van het geval, bijvoorbeeld de aard en de omvang van de schuld, de betalingscapaciteit en de vermogenspositie van de onderneming en het in het verleden getoonde aangifte- en betalingsgedrag. Zo nodig vraagt de ontvanger nadere gegevens bij de verzoeker op. De betalingsregeling zal in elk geval een looptijd van twaalf maanden - gerekend vanaf de (laatste) vervaldag van de belastingaanslag
- niet te boven gaan.
- Voorwaarden betalingsregeling
Een betalingsregeling dient steeds een op de toekomst gerichte oplossing te bieden. Aan het verlenen van een betalingsregeling stelt de ontvanger dan ook de voorwaarde dat de nieuw opkomende fiscale en andere financiële verplichtingen, waarvan de invordering aan de ontvanger is opgedragen, worden bijgehouden. Tevens wordt rekening gehouden met de op het moment van aangaan van de be-talingsregeling reeds verschuldigde kosten en invorderingsrente en met de invorderingsrente die tijdens de looptijd van de betalingsregeling verschuldigd zal worden.
Bij het verlenen van een betalingsregeling stelt de ontvanger bovendien de voorwaarde dat er zekerheid wordt gesteld (zie artikel 25, § 1, lid 16, hiervoor). De hoogte van de zekerheid dient gelijk te zijn aan de schuld waarvoor uitstel wordt verzocht.
- Gewezen ondernemers
Voor gewezen ondernemers is het uitstelbeleid van toepassing zoals dat geldt voor particulieren, ook als de belastingschuld betrekking heeft op de ondernemingsperiode.
- Mogelijkheid van overheidssteun/subsidie
Als het de ontvanger bekend is dat van overheidszijde een onderzoek wordt ingesteld naar de mogelijkheid van subsidie- of steunverlening om de schuld te voldoen of een sanering mogelijk te maken, verleent hij uitstel van betaling als hij de verwachting heeft dat het verzoek door de (potentiële) subsidiënt zal worden gehonoreerd. Lopende verplichtingen moeten dan, zoals te doen gebruikelijk, worden voldaan.
Details
[Regeling vervallen per 01-07-2008]