Terug naar bibliotheek
Hoofdstuk II. Invordering in eerste aanleg
Artikel 9

Artikel 9

Laatste versie

1. Een belastingaanslag is invorderbaar zes weken na de dagtekening van het aanslagbiljet.

2. In afwijking van het eerste lid is een navorderingsaanslag, alsmede een conserverende navorderingsaanslag invorderbaar één maand na de dagtekening van het aanslagbiljet en een naheffingsaanslag invorderbaar veertien dagen na de dagtekening van het aanslagbiljet.

3. Een ingevolge artikel 2, tweede lid, onderdeel c, met een belastingaanslag gelijkgestelde beschikking inzake een bestuurlijke boete die gelijktijdig en in verband met de vaststelling van een belastingaanslag als bedoeld in artikel 2, eerste lid, onderdeel m, is opgelegd, is invorderbaar overeenkomstig de bepalingen die gelden voor die belastingaanslag. Een ingevolge artikel 2, tweede lid, onderdeel c, met een belastingaanslag gelijkgestelde beschikking inzake belasting- of revisierente is invorderbaar overeenkomstig de bepalingen die gelden voor de belastingaanslag, bedoeld in artikel 2, eerste lid, onderdeel m, waarop de belasting- of revisierente betrekking heeft.

4. Een uitnodiging tot betaling, alsmede een ingevolge artikel 2, tweede lid, onderdeel c, met een belastingaanslag gelijkgestelde beschikking inzake rente op achterstallen, inzake kosten van ambtelijke werkzaamheden of inzake een bestuurlijke boete als bedoeld in hoofdstuk 9 van de Algemene douanewet, is invorderbaar tien dagen na de dagtekening van het aanslagbiljet.

5. In afwijking van het eerste lid is een voorlopige aanslag in de inkomstenbelasting of in de vennootschapsbelasting en een voorlopige conserverende aanslag in de inkomstenbelasting, waarvan het aanslagbiljet een dagtekening heeft die ligt in het jaar waarover deze is vastgesteld, invorderbaar in zoveel gelijke termijnen als er na de maand, die in de dagtekening van het aanslagbiljet is vermeld, nog maanden van het jaar overblijven. De eerste termijn vervalt één maand na de dagtekening van het aanslagbiljet en elk van de volgende termijnen telkens een maand later. Indien de toepassing van de eerste volzin niet leidt tot meer dan één termijn, vindt het eerste lid toepassing.

6. In afwijking van het eerste en het vijfde lid is een belastingaanslag als bedoeld in het vijfde lid, die een uit te betalen bedrag behelst, invorderbaar in zoveel gelijke termijnen als er met inbegrip van de maand die in de dagtekening van het aanslagbiljet is vermeld, nog maanden van het jaar overblijven. De eerste termijn vervalt aan het eind van de maand van de dagtekening van het aanslagbiljet en elk van de volgende termijnen telkens een maand later.

7. In afwijking van het eerste lid is een voorlopige aanslag waarvan het aanslagbiljet een dagtekening heeft die ligt voor het jaar waarover deze is vastgesteld, invorderbaar in zoveel gelijke termijnen als er maanden van het jaar zijn. De eerste termijn vervalt aan het eind van de eerste maand van het jaar waarover de voorlopige aanslag is vastgesteld en elk van de volgende termijnen telkens een maand later.

8. In afwijking van het tweede lid is terstond invorderbaar een naheffingsaanslag ter zake van:

a. de belasting van personenauto’s en motorrijwielen, die is opgelegd aan een ander dan een vergunninghouder als bedoeld in artikel 8 van de Wet op de belasting van personenauto’s en motorrijwielen 1992, of b. de belasting zware motorrijtuigen, die is opgelegd aan de houder van een ander motorrijtuig dan bedoeld in artikel 6, onderdeel a, van de Wet belasting zware motorrijtuigen.

9. In afwijking van het vierde lid is een uitnodiging tot betaling die is vastgesteld overeenkomstig een op een kalendermaand betrekking hebbende, aanvullende aangifte als bedoeld in artikel 167, eerste lid, van het Douanewetboek van de Unie invorderbaar vijftien dagen na de maand waarover de aangifte is gedaan. In afwijking in zoverre van de eerste volzin is de uitnodiging tot betaling ter zake van de aangifte over de maand februari invorderbaar na zestien maart.

10. De Algemene termijnenwet is niet van toepassing op de in de voorgaande leden gestelde termijnen.

11. In afwijking van het eerste lid is een belastingaanslag die een uit te betalen bedrag behelst niet invorderbaar:

a. zolang over de juistheid van het adresgegeven van de belastingschuldige gerede twijfel bestaat of zolang dit gegeven ontbreekt; b. indien er op het moment dat er na het tijdstip waarop de belastingschuld is ontstaan vijf jaren zijn verstreken:

1°. gerede twijfel bestaat over de juistheid van het adresgegeven van de belastingschuldige; of 2°. het adresgegeven van de belastingschuldige ontbreekt.

12. De verplichting tot betaling wordt niet geschorst door de indiening van een bezwaar- of beroepschrift inzake een belastingaanslag.

Details

[Wijziging(en) op nader te bepalen datum(s); laatste bekendgemaakt in 2022. Zie het overzicht van wijzigingen]

Gerelateerde rechtspraak

Hoge Raad148x keer aangehaald in latere zaken

ECLI:NL:HR:2021:1748 - FSV-arrest: Onrechtmatige controle Belastingdienst en gevolgen voor de belastingaanslag

ECLI:NL:HR:2021:174810 december 2021Dit wetsartikel wordt 1 keer genoemd in deze uitspraak

Onrechtmatige gegevensverwerking door de Belastingdienst, zoals via de FSV-databank, leidt niet automatisch tot vernietiging van een correct berekende belastingaanslag. Alleen in uitzonderlijke gevallen van schending van een grondrecht, zoals het discriminatieverbod, kan de controle ontoelaatbaar zijn.

BelastingrechtInkomstenbelasting, Procesrecht Belastingen
BestuursrechtBestuursprocesrecht
Hoge Raad7x keer aangehaald in latere zaken

ECLI:NL:HR:2014:1457

ECLI:NL:HR:2014:145720 juni 2014Dit wetsartikel wordt 1 keer genoemd in deze uitspraak
BelastingrechtVennootschapsbelasting, Procesrecht Belastingen
BestuursrechtBestuursprocesrecht
Hoge Raad6x keer aangehaald in latere zaken

ECLI:NL:HR:1996:AA1817

ECLI:NL:HR:1996:AA181729 mei 1996Dit wetsartikel wordt 2 keer genoemd in deze uitspraak
BelastingrechtProcesrecht Belastingen
BestuursrechtBestuursprocesrecht
Hoge Raad5x keer aangehaald in latere zaken

ECLI:NL:HR:2009:BC5201

ECLI:NL:HR:2009:BC520119 juni 2009Dit wetsartikel wordt 1 keer genoemd in deze uitspraak
Hoge Raad5x keer aangehaald in latere zaken

ECLI:NL:HR:2002:ZC8134

ECLI:NL:HR:2002:ZC81341 februari 2002Dit wetsartikel wordt 1 keer genoemd in deze uitspraak
Hoge Raad4x keer aangehaald in latere zaken

ECLI:NL:HR:2003:AN7840

ECLI:NL:HR:2003:AN784028 november 2003Dit wetsartikel wordt 1 keer genoemd in deze uitspraak
Civiel RechtGoederenrecht, Insolventierecht
BelastingrechtFiscaal Strafrecht
Hoge Raad3x keer aangehaald in latere zaken

ECLI:NL:HR:2009:BI8566

ECLI:NL:HR:2009:BI856619 juni 2009Dit wetsartikel wordt 1 keer genoemd in deze uitspraak
Hoge Raad3x keer aangehaald in latere zaken

ECLI:NL:HR:1996:AA2050

ECLI:NL:HR:1996:AA20509 oktober 1996Dit wetsartikel wordt 1 keer genoemd in deze uitspraak
Hoge Raad

ECLI:NL:HR:2020:1447

ECLI:NL:HR:2020:144718 september 2020Dit wetsartikel wordt 3 keer genoemd in deze uitspraak
Hoge Raad2x keer aangehaald in latere zaken

ECLI:NL:HR:2009:BI8563

ECLI:NL:HR:2009:BI856319 juni 2009Dit wetsartikel wordt 1 keer genoemd in deze uitspraak