Terug naar bibliotheek
Hoofdstuk II. Invordering in eerste aanleg
Artikel 10

Artikel 10

Laatste versie

1. In afwijking van artikel 9 is een belastingaanslag van de belastingschuldige die een te innen bedrag behelst terstond en tot het volle bedrag invorderbaar indien:

a. de belastingschuldige in staat van faillissement is verklaard of ten aanzien van hem de schuldsaneringsregeling natuurlijke personen van toepassing is verklaard en die belastingaanslag onder de werking van de schuldsaneringsregeling valt; b. de ontvanger aannemelijk maakt dat gegronde vrees bestaat dat goederen van de belastingschuldige zullen worden verduisterd; c. de belastingschuldige Nederland metterwoon wil verlaten dan wel zijn plaats van vestiging wil overbrengen naar een plaats buiten Nederland, tenzij hij aannemelijk maakt dat de belastingschuld kan worden verhaald; d. de belastingschuldige buiten Nederland woont of gevestigd is dan wel in Nederland geen vaste woonplaats of plaats van vestiging heeft en de ontvanger aannemelijk maakt dat gegronde vrees bestaat dat de belastingschuld niet kan worden verhaald; e. op goederen waarop een belastingschuld van de belastingschuldige kan worden verhaald beslag is gelegd voor zijn belastingschuld; f. goederen van de belastingschuldige worden verkocht ten gevolge van een beslaglegging namens derden; g. ten laste van de belastingschuldige een vordering wordt gedaan als bedoeld in artikel 19, tenzij hij aannemelijk maakt dat de belastingschuld kan worden verhaald; h. met inachtneming van artikel 97 van het Douanewetboek van de Unie ten laste van de belastingschuldige aanvulling of vervanging van een gestelde zekerheid is geëist, doch die aanvulling of vervanging niet tijdig overeenkomstig het krachtens artikel 2:1, aanhef en onder j, van de Algemene douanewet bepaalde, wordt verricht.

2. Het eerste lid is in de gevallen bedoeld in de onderdelen a, e, f en g niet van toepassing op een voorlopige aanslag in de inkomstenbelasting of in de vennootschapsbelasting waarvan het aanslagbiljet een dagtekening heeft die ligt in het jaar waarover deze is vastgesteld.

3. Het eerste lid is in het geval, bedoeld in onderdeel h, uitsluitend van toepassing op een uitnodiging tot betaling en op een ingevolge artikel 2, tweede lid, onderdeel c, met een belastingaanslag gelijkgestelde beschikking inzake rente op achterstallen, inzake kosten van ambtelijke werkzaamheden of inzake een bestuurlijke boete als bedoeld in hoofdstuk 9 van de Algemene douanewet.

Gerelateerde rechtspraak

Hoge Raad40x keer aangehaald in latere zaken

ECLI:NL:HR:2015:1809

ECLI:NL:HR:2015:180910 juli 2015Dit wetsartikel wordt 3 keer genoemd in deze uitspraak
BelastingrechtBtw, Procesrecht Belastingen
Internationaal PubliekrechtEuropees Recht
Hoge Raad40x keer aangehaald in latere zaken

ECLI:NL:HR:2018:2082

ECLI:NL:HR:2018:20829 november 2018Dit wetsartikel wordt 1 keer genoemd in deze uitspraak
Hoge Raad14x keer aangehaald in latere zaken

ECLI:NL:HR:2021:1850 - Schending verdedigingsbeginsel leidt tot vernietiging naheffingsaanslag bij ontbreken rechtvaardiging

ECLI:NL:HR:2021:185010 december 2021Dit wetsartikel wordt 9 keer genoemd in deze uitspraak

Het niet horen van een belanghebbende vóór het opleggen van een naheffingsaanslag schendt het Unierechtelijke verdedigingsbeginsel. Dit leidt tot vernietiging van de aanslag, tenzij de inspecteur aannemelijk maakt dat er een rechtvaardigingsgrond was, zoals de noodzaak tot onmiddellijke invordering.

BelastingrechtBtw, Procesrecht Belastingen
Internationaal PubliekrechtEuropees Recht
Hoge Raad14x keer aangehaald in latere zaken

ECLI:NL:HR:2016:2664 - Notariële akte is geen factuur voor de omzetbelasting

ECLI:NL:HR:2016:266425 november 2016Dit wetsartikel wordt 3 keer genoemd in deze uitspraak

Een notariële akte van levering die de koopprijs vermeldt en kwijting verleent, is geen factuur in de zin van de Wet OB. Een factuur vereist dat betaling wordt gevorderd, wat bij een kwiterende akte niet het geval is. Hierdoor is de in de akte vermelde omzetbelasting niet verschuldigd op grond van artikel 37 Wet OB.

BelastingrechtBtw, Procesrecht Belastingen
BestuursrechtEuropees Bestuursrecht, Bestuursprocesrecht
Hoge Raad15x keer aangehaald in latere zaken

ECLI:NL:HR:1986:AC0867

ECLI:NL:HR:1986:AC08679 mei 1986Dit wetsartikel wordt 1 keer genoemd in deze uitspraak
Hoge Raad14x keer aangehaald in latere zaken

ECLI:NL:HR:2009:BK0896

ECLI:NL:HR:2009:BK089623 oktober 2009Dit wetsartikel wordt 1 keer genoemd in deze uitspraak
Hoge Raad13x keer aangehaald in latere zaken

ECLI:NL:HR:2022:934 - Unierechtelijk verdedigingsbeginsel: expliciete mededeling voornemen naheffing is vereist

ECLI:NL:HR:2022:93424 juni 2022Dit wetsartikel wordt 1 keer genoemd in deze uitspraak

De fiscus moet een belastingplichtige expliciet en in niet mis te verstane bewoordingen informeren over een voorgenomen naheffingsaanslag. Een schending van dit Unierechtelijke verdedigingsbeginsel leidt echter alleen tot vernietiging als de besluitvorming zonder de schending een andere afloop had kunnen hebben.

BelastingrechtBtw, Procesrecht Belastingen
BestuursrechtEuropees Bestuursrecht
Hoge Raad7x keer aangehaald in latere zaken

ECLI:NL:HR:2020:1200

ECLI:NL:HR:2020:120017 juli 2020Dit wetsartikel wordt 6 keer genoemd in deze uitspraak
Hoge Raad4x keer aangehaald in latere zaken

ECLI:NL:HR:2023:1053 - Verdedigingsbeginsel prevaleert boven zelfgecreëerde tijdsdruk na conservatoir beslag

ECLI:NL:HR:2023:10537 juli 2023Dit wetsartikel wordt 7 keer genoemd in deze uitspraak

Het leggen van conservatoir beslag rechtvaardigt niet zonder meer een beperking van het Unierechtelijke verdedigingsbeginsel. Als het verhaal is veiliggesteld, moet de inspecteur de belastingplichtige alsnog een reële mogelijkheid geven om te worden gehoord voordat de beslagtermijn verstrijkt.

BelastingrechtProcesrecht Belastingen, Btw
Internationaal PubliekrechtEuropees Recht
Hoge Raad10x keer aangehaald in latere zaken

ECLI:NL:HR:2011:BT2290

ECLI:NL:HR:2011:BT229023 september 2011Dit wetsartikel wordt 1 keer genoemd in deze uitspraak