Artikel 28 (Verwezenlijking recht kind op onderwijs)
1. De Staten die partij zijn, erkennen het recht van het kind op onderwijs, en teneinde dit recht geleidelijk en op basis van gelijke kansen te verwezenlijken, verbinden zij zich er met name toe:
a. primair onderwijs verplicht te stellen en voor iedereen gratis beschikbaar te stellen; b. de ontwikkeling van verschillende vormen van voortgezet onderwijs aan te moedigen, met inbegrip van algemeen onderwijs en beroepsonderwijs, deze vormen voor ieder kind beschikbaar te stellen en toegankelijk te maken, en passende maatregelen te nemen zoals de invoering van gratis onderwijs en het bieden van financiële bijstand indien noodzakelijk; c. met behulp van alle passende middelen hoger onderwijs toegankelijk te maken voor een ieder naar gelang zijn capaciteiten; d. informatie over en begeleiding bij onderwijs- en beroepskeuze voor alle kinderen beschikbaar te stellen en toegankelijk te maken; e. maatregelen te nemen om regelmatig schoolbezoek te bevorderen en het aantal kinderen dat de school vroegtijdig verlaat, te verminderen.
2. De Staten die partij zijn, nemen alle passende maatregelen om te verzekeren dat de wijze van handhaving van de discipline op scholen verenigbaar is met de menselijke waardigheid van het kind en in overeenstemming is met dit Verdrag.
3. De Staten die partij zijn, bevorderen en stimuleren internationale samenwerking in aangelegenheden die verband houden met onderwijs, met name teneinde bij te dragen tot de uitbanning van onwetendheid en analfabetisme in de gehele wereld, en de toegankelijkheid van wetenschappelijke en technische kennis en moderne onderwijsmethoden te vergroten. In dit opzicht wordt met name rekening gehouden met de behoeften van de ontwikkelingslanden.
Uitleg in duidelijke taal
1. De Staten die partij zijn, erkennen het recht van het kind op onderwijs, en teneinde dit recht geleidelijk en op basis van gelijke kansen te verwezenlijken, verbinden zij zich er met name toe:
Dit betekent dat de landen die het verdrag hebben ondertekend (Staten die partij zijn), het recht van elk kind op onderwijs erkennen. Om dit recht stap voor stap (geleidelijk) en voor iedereen op een gelijke manier (op basis van gelijke kansen) te realiseren, beloven zij (verbinden zij zich er met name toe) om de volgende specifieke acties te ondernemen:
a. primair onderwijs verplicht te stellen en voor iedereen gratis beschikbaar te stellen;
Dit houdt in dat de Staten zich ertoe verbinden om basisonderwijs (primair onderwijs) verplicht te maken en ervoor te zorgen dat dit voor alle kinderen kosteloos (gratis) toegankelijk is.
b. de ontwikkeling van verschillende vormen van voortgezet onderwijs aan te moedigen, met inbegrip van algemeen onderwijs en beroepsonderwijs, deze vormen voor ieder kind beschikbaar te stellen en toegankelijk te maken, en passende maatregelen te nemen zoals de invoering van gratis onderwijs en het bieden van financiële bijstand indien noodzakelijk;
Dit betekent dat de Staten de ontwikkeling van diverse soorten vervolgonderwijs (voortgezet onderwijs) zullen stimuleren. Dit omvat zowel algemeen vormend onderwijs als beroepsgericht onderwijs. Deze onderwijsvormen moeten voor elk kind beschikbaar en toegankelijk zijn. De Staten zullen passende stappen ondernemen, zoals het gratis maken van dit onderwijs of het verlenen van financiële hulp (financiële bijstand) als dat nodig is.
c. met behulp van alle passende middelen hoger onderwijs toegankelijk te maken voor een ieder naar gelang zijn capaciteiten;
Dit houdt in dat de Staten zich inspannen om, door gebruik te maken van alle geschikte (passende) middelen, hoger onderwijs bereikbaar te maken voor iedereen, afhankelijk van zijn of haar persoonlijke vaardigheden en aanleg (naar gelang zijn capaciteiten).
d. informatie over en begeleiding bij onderwijs- en beroepskeuze voor alle kinderen beschikbaar te stellen en toegankelijk te maken;
Dit betekent dat de Staten ervoor zullen zorgen dat alle kinderen toegang hebben tot informatie en begeleiding met betrekking tot hun keuzes voor opleiding (onderwijskeuze) en toekomstig beroep (beroepskeuze).
e. maatregelen te nemen om regelmatig schoolbezoek te bevorderen en het aantal kinderen dat de school vroegtijdig verlaat, te verminderen.
Dit houdt in dat de Staten actie zullen ondernemen om te stimuleren dat kinderen geregeld naar school gaan (regelmatig schoolbezoek) en om het aantal kinderen dat stopt met school voordat ze hun opleiding hebben afgerond (vroegtijdig verlaat), te laten dalen.
2. De Staten die partij zijn, nemen alle passende maatregelen om te verzekeren dat de wijze van handhaving van de discipline op scholen verenigbaar is met de menselijke waardigheid van het kind en in overeenstemming is met dit Verdrag.
Dit betekent dat de Staten die partij zijn, alle geschikte (passende) maatregelen zullen treffen om ervoor te zorgen (te verzekeren) dat de manier waarop de orde en tucht (discipline) op scholen wordt gehandhaafd, past bij de menselijke waardigheid van het kind en in lijn is met de bepalingen van dit Verdrag.
3. De Staten die partij zijn, bevorderen en stimuleren internationale samenwerking in aangelegenheden die verband houden met onderwijs, met name teneinde bij te dragen tot de uitbanning van onwetendheid en analfabetisme in de gehele wereld, en de toegankelijkheid van wetenschappelijke en technische kennis en moderne onderwijsmethoden te vergroten. In dit opzicht wordt met name rekening gehouden met de behoeften van de ontwikkelingslanden.
Dit betekent dat de Staten die partij zijn, internationale samenwerking op het gebied van onderwijs zullen aanmoedigen en ondersteunen. Het specifieke doel hiervan is om wereldwijd bij te dragen aan het verdwijnen (uitbanning) van onwetendheid en het niet kunnen lezen of schrijven (analfabetisme). Ook willen zij de toegang tot wetenschappelijke en technische kennis en hedendaagse (moderne) manieren van lesgeven (onderwijsmethoden) verbeteren. Bij deze inspanningen zal er in het bijzonder aandacht zijn voor (rekening gehouden worden met) de specifieke noden (behoeften) van ontwikkelingslanden.