Terug naar bibliotheek
Vertaling : NL
Verdrag inzake de rechten van het kind
DEEL I
Artikel 2

Artikel 2 (Discriminatieverbod en beschermingsplicht kind)

Laatste versie

1. De Staten die partij zijn bij dit Verdrag, eerbiedigen en waarborgen de in het Verdrag beschreven rechten voor ieder kind onder hun rechtsbevoegdheid zonder discriminatie van welke aard ook, ongeacht ras, huidskleur, geslacht, taal, godsdienst, politieke of andere overtuiging, nationale, etnische of maatschappelijke afkomst, welstand, handicap, geboorte of andere omstandigheid van het kind of van zijn of haar ouder of wettige voogd.

2. De Staten die partij zijn, nemen alle passende maatregelen om te waarborgen dat het kind wordt beschermd tegen alle vormen van discriminatie of bestraffing op grond van de omstandigheden of de activiteiten van, de meningen geuit door of de overtuigingen van de ouders, wettige voogden of familieleden van het kind.

Uitleg in duidelijke taal

1. De Staten die partij zijn bij dit Verdrag, eerbiedigen en waarborgen de in het Verdrag beschreven rechten voor ieder kind onder hun rechtsbevoegdheid zonder discriminatie van welke aard ook, ongeacht ras, huidskleur, geslacht, taal, godsdienst, politieke of andere overtuiging, nationale, etnische of maatschappelijke afkomst, welstand, handicap, geboorte of andere omstandigheid van het kind of van zijn of haar ouder of wettige voogd.

Dit betekent dat de landen die dit Verdrag hebben aanvaard (de Staten die partij zijn), de rechten die in dit Verdrag zijn omschreven, moeten respecteren (eerbiedigen) en garanderen (waarborgen) voor elk kind dat onder hun juridische macht (rechtsbevoegdheid) valt. Dit moet gebeuren zonder enige vorm van onderscheid (discriminatie van welke aard ook), ongeacht het ras, de huidskleur, het geslacht, de taal, de godsdienst, de politieke of andere overtuiging, de nationale, etnische of maatschappelijke herkomst, de economische positie (welstand), een eventuele handicap, de geboorte of enige andere situatie (omstandigheid) van het kind zelf, of van zijn of haar ouder of wettige voogd.

2. De Staten die partij zijn, nemen alle passende maatregelen om te waarborgen dat het kind wordt beschermd tegen alle vormen van discriminatie of bestraffing op grond van de omstandigheden of de activiteiten van, de meningen geuit door of de overtuigingen van de ouders, wettige voogden of familieleden van het kind.

Dit houdt in dat de landen die partij zijn bij dit Verdrag, alle geschikte (passende) stappen (maatregelen) moeten ondernemen om ervoor te zorgen (waarborgen) dat het kind wordt beschermd tegen elke vorm van discriminatie of bestraffing. Deze bescherming is specifiek gericht tegen discriminatie of bestraffing die voortvloeit uit de situatie (omstandigheden), de handelingen (activiteiten), de geuite meningen of de overtuigingen van de ouders, wettige voogden of andere familieleden van het kind.