Artikel 12 (Recht kind op vrije meningsuiting en gehoor)
1. De Staten die partij zijn, verzekeren het kind dat in staat is zijn of haar eigen mening te vormen, het recht die mening vrijelijk te uiten in alle aangelegenheden die het kind betreffen, waarbij aan de mening van het kind passend belang wordt gehecht in overeenstemming met zijn of haar leeftijd en rijpheid.
2. Hiertoe wordt het kind met name in de gelegenheid gesteld te worden gehoord in iedere gerechtelijke en bestuurlijke procedure die het kind betreft, hetzij rechtstreeks, hetzij door tussenkomst van een vertegenwoordiger of een daarvoor geschikte instelling, op een wijze die verenigbaar is met de procedureregels van het nationale recht.
Uitleg in duidelijke taal
1. De Staten die partij zijn, verzekeren het kind dat in staat is zijn of haar eigen mening te vormen, het recht die mening vrijelijk te uiten in alle aangelegenheden die het kind betreffen, waarbij aan de mening van het kind passend belang wordt gehecht in overeenstemming met zijn of haar leeftijd en rijpheid.
Dit betekent dat de landen die het verdrag hebben ondertekend en bekrachtigd (Staten die partij zijn), aan het kind dat de capaciteit heeft om een eigen mening te vormen, het recht garanderen (verzekeren) om die mening ongehinderd (vrijelijk) te uiten. Dit recht geldt voor alle zaken (aangelegenheden) die het kind direct aangaan (betreffen). Bij de beoordeling van deze zaken moet op een geschikte (passend) wijze waarde (belang) worden gehecht aan de mening van het kind, in lijn (in overeenstemming) met zijn of haar leeftijd en de mate van ontwikkeling (rijpheid).
2. Hiertoe wordt het kind met name in de gelegenheid gesteld te worden gehoord in iedere gerechtelijke en bestuurlijke procedure die het kind betreft, hetzij rechtstreeks, hetzij door tussenkomst van een vertegenwoordiger of een daarvoor geschikte instelling, op een wijze die verenigbaar is met de procedureregels van het nationale recht.
Om het bovengenoemde recht te realiseren (Hiertoe), wordt het kind in het bijzonder de mogelijkheid geboden (in de gelegenheid gesteld) om zijn of haar mening kenbaar te maken (te worden gehoord) in elke juridische procedure (gerechtelijke procedure) en elke procedure bij een overheidsinstantie (bestuurlijke procedure) die het kind aangaat (betreft). Dit kan gebeuren doordat het kind zelf spreekt (rechtstreeks), of via een persoon die namens het kind optreedt (vertegenwoordiger) of een daartoe bevoegde organisatie (geschikte instelling). De manier waarop het kind wordt gehoord, moet in overeenstemming zijn (verenigbaar zijn) met de regels die gelden voor dergelijke procedures binnen het eigen land (procedureregels van het nationale recht).
Gerelateerde rechtspraak
ECLI:NL:HR:2014:3535
ECLI:NL:HR:2008:BC2241
ECLI:NL:HR:2013:1084
ECLI:NL:HR:2018:1071 - Holistische levensovertuiging onvoldoende voor vrijstelling van de leerplicht
Bezwaren op basis van een 'holistische levensovertuiging' zijn onvoldoende voor vrijstelling van de leerplicht. De Hoge Raad oordeelt dat dit geen 'overwegende bedenkingen tegen de richting' zijn in de zin van de Leerplichtwet, omdat een welbepaalde godsdienstige of levensbeschouwelijke grondslag ontbreekt.