Artikel 117 (Benoeming, ambtsbeëindiging, rechtspositie rechterlijke macht)
1. De leden van de rechterlijke macht met rechtspraak belast en de procureur-generaal bij de Hoge Raad worden bij koninklijk besluit voor het leven benoemd.
2. Op eigen verzoek en wegens het bereiken van een bij de wet te bepalen leeftijd worden zij ontslagen.
3. In de gevallen bij de wet bepaald kunnen zij door een bij de wet aangewezen, tot de rechterlijke macht behorend gerecht worden geschorst of ontslagen.
4. De wet regelt overigens hun rechtspositie.
Uitleg in duidelijke taal
1. De leden van de rechterlijke macht met rechtspraak belast en de procureur-generaal bij de Hoge Raad worden bij koninklijk besluit voor het leven benoemd.
Dit lid bepaalt dat de personen die deel uitmaken van de rechterlijke macht en belast zijn met rechtspraak, alsmede de procureur-generaal bij de Hoge Raad, door middel van een koninklijk besluit voor de duur van hun leven worden benoemd.
2. Op eigen verzoek en wegens het bereiken van een bij de wet te bepalen leeftijd worden zij ontslagen.
Dit lid stelt dat zij ontslagen worden op hun eigen verzoek, of wanneer zij een leeftijd bereiken die in de wet is vastgelegd.
3. In de gevallen bij de wet bepaald kunnen zij door een bij de wet aangewezen, tot de rechterlijke macht behorend gerecht worden geschorst of ontslagen.
Dit lid geeft aan dat zij in specifieke, door de wet omschreven gevallen, geschorst of ontslagen kunnen worden door een gerecht dat hiertoe bij wet is aangewezen en zelf tot de rechterlijke macht behoort.
4. De wet regelt overigens hun rechtspositie.
Dit lid stelt dat de wet verder de details van hun rechtspositie regelt.