Terug naar bibliotheek
Titel V. Aanvullende bepalingen inzake het toezicht op het gemeentebestuur
Hoofdstuk XVII. Schorsing en vernietiging
Artikel 274

Artikel 274 (Voordracht schorsing door minister)

Laatste versie

1. Een voordracht tot schorsing wordt gedaan door Onze Minister wie het aangaat.

2. Over de voordracht pleegt Onze Minister wie het aangaat overleg met Onze Minister, tenzij schorsing onverwijld plaats dient te vinden. In de voordracht wordt het achterwege blijven van overleg gemotiveerd.

Uitleg in duidelijke taal

1. Een voordracht tot schorsing wordt gedaan door Onze Minister wie het aangaat.

Dit lid bepaalt dat een voorstel (een voordracht) voor een schorsing wordt gedaan door de minister die specifiek verantwoordelijk is voor het betreffende onderwerp (Onze Minister wie het aangaat).

2. Over de voordracht pleegt Onze Minister wie het aangaat overleg met Onze Minister, tenzij schorsing onverwijld plaats dient te vinden. In de voordracht wordt het achterwege blijven van overleg gemotiveerd.

Dit lid stelt dat de minister die specifiek verantwoordelijk is voor het betreffende onderwerp (Onze Minister wie het aangaat) overleg pleegt met een andere minister (Onze Minister) over dit voorstel. Dit overleg hoeft niet plaats te vinden als de schorsing direct (onverwijld) moet gebeuren. Wanneer er geen overleg heeft plaatsgevonden, moet de reden daarvoor in het voorstel worden uitgelegd (gemotiveerd).