Artikel 255 (Kwijtschelding en oninbaarverklaring gemeentelijke belastingen)
1. De in de artikelen 26 en 26a van de Invorderingswet 1990 bedoelde kwijtschelding wordt met betrekking tot gemeentelijke belastingen verleend door de in artikel 231, tweede lid, onderdeel c, bedoelde gemeenteambtenaar.
2. Met betrekking tot het verlenen van gehele of gedeeltelijke kwijtschelding zijn de krachtens artikel 26 van de Invorderingswet 1990 door Onze Minister van Financiën bij ministeriële regeling gestelde regels van toepassing.
3. De raad kan bepalen dat, in afwijking van de in het tweede lid bedoelde regels, in het geheel geen dan wel gedeeltelijk kwijtschelding wordt verleend.
4. Met inachtneming van door Onze Minister, in overeenstemming met Onze Minister van Financiën, te stellen regels kan de raad met betrekking tot de wijze waarop de kosten van bestaan en de wijze waarop het vermogen in aanmerking worden genomen afwijkende regels stellen die er toe leiden dat in ruimere mate kwijtschelding wordt verleend.
5. Het college kan de belasting geheel of gedeeltelijk oninbaar verklaren. Het daartoe strekkende besluit ontheft de gemeenteambtenaar belast met de invordering van gemeentelijke belastingen van de verplichting verdere pogingen tot invordering te doen.
Uitleg in duidelijke taal
1. De in de artikelen 26 en 26a van de Invorderingswet 1990 bedoelde kwijtschelding wordt met betrekking tot gemeentelijke belastingen verleend door de in artikel 231, tweede lid, onderdeel c, bedoelde gemeenteambtenaar.
Dit lid bepaalt dat de kwijtschelding die bedoeld wordt in de artikelen 26 en 26a van de Invorderingswet 1990, voor gemeentelijke belastingen wordt verleend door de gemeenteambtenaar die bedoeld wordt in artikel 231, tweede lid, onderdeel c.
2. Met betrekking tot het verlenen van gehele of gedeeltelijke kwijtschelding zijn de krachtens artikel 26 van de Invorderingswet 1990 door Onze Minister van Financiën bij ministeriële regeling gestelde regels van toepassing.
Dit lid stelt dat voor het verlenen van gehele of gedeeltelijke kwijtschelding de regels van toepassing zijn die Onze Minister van Financiën bij ministeriële regeling heeft gesteld krachtens artikel 26 van de Invorderingswet 1990.
3. De raad kan bepalen dat, in afwijking van de in het tweede lid bedoelde regels, in het geheel geen dan wel gedeeltelijk kwijtschelding wordt verleend.
Dit lid betekent dat de raad kan bepalen dat, in afwijking van de regels die in het tweede lid zijn genoemd, in het geheel geen kwijtschelding wordt verleend, dan wel slechts gedeeltelijk kwijtschelding wordt verleend.
4. Met inachtneming van door Onze Minister, in overeenstemming met Onze Minister van Financiën, te stellen regels kan de raad met betrekking tot de wijze waarop de kosten van bestaan en de wijze waarop het vermogen in aanmerking worden genomen afwijkende regels stellen die er toe leiden dat in ruimere mate kwijtschelding wordt verleend.
Dit lid stelt dat de raad afwijkende regels mag stellen voor de wijze waarop de kosten van bestaan en het vermogen in aanmerking worden genomen. Dit moet gebeuren met inachtneming van regels die Onze Minister, in overeenstemming met Onze Minister van Financiën, nog zal stellen. Het doel van deze afwijkende regels is dat in ruimere mate kwijtschelding wordt verleend.
5. Het college kan de belasting geheel of gedeeltelijk oninbaar verklaren. Het daartoe strekkende besluit ontheft de gemeenteambtenaar belast met de invordering van gemeentelijke belastingen van de verplichting verdere pogingen tot invordering te doen.
Dit lid machtigt het college om de belasting geheel of gedeeltelijk oninbaar te verklaren. Een besluit met die strekking ontheft de gemeenteambtenaar belast met de invordering van gemeentelijke belastingen van de verplichting verdere pogingen tot invordering te doen.