Artikel 242 (Aanvraag vrijstelling vermindering ontheffing teruggaaf)
1. Degene die ingevolge de belastingverordening aanspraak kan maken op een gehele of gedeeltelijke vrijstelling, vermindering, ontheffing of teruggaaf, kan binnen zes weken nadat de omstandigheid welke die aanspraak deed ontstaan, zich heeft voorgedaan, of, voor zover het een belasting betreft die bij wege van aanslag wordt geheven en op dat tijdstip nog geen aanslagbiljet is uitgereikt of is toegezonden, binnen zes weken na de dagtekening van het aanslagbiljet, een aanvraag tot het verkrijgen van vrijstelling, vermindering, ontheffing of teruggaaf indienen bij de in artikel 231, tweede lid, onderdeel b, bedoelde gemeenteambtenaar.
2. Het eerste lid vindt overeenkomstige toepassing ingeval de belasting op andere wijze wordt geheven.
3. De in artikel 231, tweede lid, onderdeel b, bedoelde gemeenteambtenaar beslist op de aanvraag bij voor bezwaar vatbare beschikking.
Uitleg in duidelijke taal
1. Degene die ingevolge de belastingverordening aanspraak kan maken op een gehele of gedeeltelijke vrijstelling, vermindering, ontheffing of teruggaaf, kan binnen zes weken nadat de omstandigheid welke die aanspraak deed ontstaan, zich heeft voorgedaan, of, voor zover het een belasting betreft die bij wege van aanslag wordt geheven en op dat tijdstip nog geen aanslagbiljet is uitgereikt of is toegezonden, binnen zes weken na de dagtekening van het aanslagbiljet, een aanvraag tot het verkrijgen van vrijstelling, vermindering, ontheffing of teruggaaf indienen bij de in artikel 231, tweede lid, onderdeel b, bedoelde gemeenteambtenaar.
Dit lid bepaalt dat een persoon die ingevolge de belastingverordening (dus: op grond van de gemeentelijke belastingregels) aanspraak kan maken op (recht heeft op) een gehele of gedeeltelijke vrijstelling, vermindering, ontheffing of teruggaaf (van belasting), hiervoor een aanvraag kan indienen. Deze aanvraag moet worden ingediend binnen zes weken nadat de omstandigheid welke die aanspraak deed ontstaan, zich heeft voorgedaan (binnen zes weken nadat de situatie die recht geeft op de vrijstelling, vermindering, ontheffing of teruggaaf, is opgetreden). Of, voor zover het een belasting betreft die bij wege van aanslag wordt geheven en op dat tijdstip nog geen aanslagbiljet is uitgereikt of is toegezonden, binnen zes weken na de dagtekening van het aanslagbiljet (of, als het een belasting is die via een aanslagbiljet wordt opgelegd en dat biljet nog niet was ontvangen op het moment dat de omstandigheid ontstond, dan binnen zes weken na de datum die op het aanslagbiljet staat). De aanvraag dient te worden ingediend bij de in artikel 231, tweede lid, onderdeel b, bedoelde gemeenteambtenaar (bij de specifieke gemeenteambtenaar die in het genoemde artikel 231, tweede lid, onderdeel b, wordt aangewezen).
2. Het eerste lid vindt overeenkomstige toepassing ingeval de belasting op andere wijze wordt geheven.
Dit lid stelt dat de regels uit het eerste lid overeenkomstige toepassing vinden (op een vergelijkbare manier gelden) ingeval de belasting op andere wijze wordt geheven (ook als de belasting op een andere manier wordt geïnd dan de in het eerste lid genoemde heffing bij wege van aanslag).
3. De in artikel 231, tweede lid, onderdeel b, bedoelde gemeenteambtenaar beslist op de aanvraag bij voor bezwaar vatbare beschikking.
Dit lid specificeert dat de in artikel 231, tweede lid, onderdeel b, bedoelde gemeenteambtenaar (de gemeenteambtenaar die in het genoemde artikel 231, tweede lid, onderdeel b, wordt aangewezen) beslist op de aanvraag (een besluit neemt over het ingediende verzoek) bij voor bezwaar vatbare beschikking (door middel van een formele beslissing waartegen bezwaar kan worden gemaakt).