Terug naar bibliotheek
Titel IV. De financiën van de gemeente
Hoofdstuk XV. De gemeentelijke belastingen
§ 4. Heffing en invordering
Artikel 232

Artikel 232 (Aanwijzing gemeentelijke belastingambtenaren)

Laatste versie

1. Het college kan bepalen dat voor de toezending of uitreiking van aanslagbiljetten ingevolge artikel 8, eerste lid, van de Invorderingswet 1990 voor de in artikel 231, tweede lid, onderdeel c, bedoelde ambtenaar een andere gemeenteambtenaar in de plaats treedt.

2. De colleges van twee of meer gemeenten kunnen met betrekking tot een of meer gemeentelijke belastingen bepalen dat ambtenaren van een van die gemeenten worden aangewezen als:

a. de in artikel 231, tweede lid, onderdeel b, bedoelde ambtenaar van die gemeenten voor de uitvoering van enige wettelijke bepaling betreffende de heffing van gemeentelijke belastingen; b. de in artikel 231, tweede lid, onderdeel c, bedoelde ambtenaar van die gemeenten voor de uitvoering van enige wettelijke bepaling betreffende de invordering van gemeentelijke belastingen; c. de in artikel 231, tweede lid, onderdeel d, bedoelde ambtenaren van die gemeenten voor de uitvoering van enige wettelijke bepaling betreffende de heffing of de invordering van gemeentelijke belastingen; d. de in artikel 231, tweede lid, onderdeel e, bedoelde ambtenaar van die gemeenten, voor de uitvoering van enige wettelijke bepaling betreffende de invordering van gemeentelijke belastingen.

3. Het eerste lid is van overeenkomstige toepassing ten aanzien van het college van de gemeente waarvan de ambtenaar, belast met de invordering van gemeentelijke belastingen op grond van het tweede lid, onderdeel b, wordt aangewezen.

4. Indien voor de heffing of de invordering van gemeentelijke belastingen een gemeenschappelijke regeling is getroffen en bij die regeling een openbaar lichaam of een bedrijfsvoeringsorganisatie is ingesteld, kan bij of krachtens die regeling worden bepaald dat een daartoe aangewezen ambtenaar van dat openbare lichaam of die bedrijfsvoeringsorganisatie wordt aangewezen als:

a. de in artikel 231, tweede lid, onderdeel b, bedoelde ambtenaar van de gemeente voor de uitvoering van enige wettelijke bepaling betreffende de heffing van gemeentelijke belastingen; b. de in artikel 231, tweede lid, onderdeel c, bedoelde ambtenaar van de gemeente voor de uitvoering van enige wettelijke bepaling betreffende de invordering van gemeentelijke belastingen; c. de in artikel 231, tweede lid, onderdeel d, bedoelde ambtenaren van de gemeente voor de uitvoering van enige wettelijke bepaling betreffende de heffing of de invordering van gemeentelijke belastingen; d. de in artikel 231, tweede lid, onderdeel e, bedoelde ambtenaar van de gemeente voor de uitvoering van enige wettelijke bepaling betreffende de invordering van gemeentelijke belastingen.

5. Het eerste lid is van overeenkomstige toepassing ten aanzien van het dagelijks bestuur van het openbaar lichaam of het bestuur van de bedrijfsvoeringsorganisatie waarvan een ambtenaar op grond van het vierde lid, onderdeel b, wordt aangewezen.

Uitleg in duidelijke taal

1. Het college kan bepalen dat voor de toezending of uitreiking van aanslagbiljetten ingevolge artikel 8, eerste lid, van de Invorderingswet 1990 voor de in artikel 231, tweede lid, onderdeel c, bedoelde ambtenaar een andere gemeenteambtenaar in de plaats treedt.

Dit betekent dat het college van burgemeester en wethouders kan besluiten dat voor het versturen of overhandigen van aanslagbiljetten (overeenkomstig artikel 8, eerste lid, van de Invorderingswet 1990) een andere gemeenteambtenaar de taken overneemt van de ambtenaar die daarvoor oorspronkelijk is aangewezen (de gemeenteontvanger, zoals bedoeld in artikel 231, tweede lid, onderdeel c).

2. De colleges van twee of meer gemeenten kunnen met betrekking tot een of meer gemeentelijke belastingen bepalen dat ambtenaren van een van die gemeenten worden aangewezen als:

Dit houdt in dat de colleges van burgemeester en wethouders van twee of meer gemeenten gezamenlijk kunnen beslissen dat, voor één of meerdere gemeentelijke belastingen, ambtenaren afkomstig uit één van deze gemeenten worden aangesteld in de volgende functies voor al de betrokken gemeenten:

a. de in artikel 231, tweede lid, onderdeel b, bedoelde ambtenaar van die gemeenten voor de uitvoering van enige wettelijke bepaling betreffende de heffing van gemeentelijke belastingen;

Dit betreft de aanwijzing als de heffingsambtenaar (zoals bedoeld in artikel 231, tweede lid, onderdeel b) voor die gemeenten. Deze ambtenaar is dan verantwoordelijk voor de uitvoering van wettelijke bepalingen die de heffing van gemeentelijke belastingen betreffen.

b. de in artikel 231, tweede lid, onderdeel c, bedoelde ambtenaar van die gemeenten voor de uitvoering van enige wettelijke bepaling betreffende de invordering van gemeentelijke belastingen;

Dit betreft de aanwijzing als de gemeenteontvanger (de invorderingsambtenaar, zoals bedoeld in artikel 231, tweede lid, onderdeel c) voor die gemeenten. Deze ambtenaar is dan verantwoordelijk voor de uitvoering van wettelijke bepalingen die de invordering van gemeentelijke belastingen betreffen.

c. de in artikel 231, tweede lid, onderdeel d, bedoelde ambtenaren van die gemeenten voor de uitvoering van enige wettelijke bepaling betreffende de heffing of de invordering van gemeentelijke belastingen;

Dit betreft de aanwijzing als de ambtenaren belast met de uitvoering van de Wet waardering onroerende zaken (WOZ-ambtenaren, zoals bedoeld in artikel 231, tweede lid, onderdeel d) voor die gemeenten. Deze ambtenaren zijn dan verantwoordelijk voor de uitvoering van wettelijke bepalingen die de heffing of invordering van gemeentelijke belastingen in relatie tot de WOZ betreffen.

d. de in artikel 231, tweede lid, onderdeel e, bedoelde ambtenaar van die gemeenten, voor de uitvoering van enige wettelijke bepaling betreffende de invordering van gemeentelijke belastingen.

Dit betreft de aanwijzing als de invorderingsambtenaar specifiek belast met kwijtschelding (zoals bedoeld in artikel 231, tweede lid, onderdeel e) voor die gemeenten. Deze ambtenaar is dan verantwoordelijk voor de uitvoering van wettelijke bepalingen die de invordering van gemeentelijke belastingen, met name kwijtschelding, betreffen.

3. Het eerste lid is van overeenkomstige toepassing ten aanzien van het college van de gemeente waarvan de ambtenaar, belast met de invordering van gemeentelijke belastingen op grond van het tweede lid, onderdeel b, wordt aangewezen.

Dit betekent dat de bepaling uit het eerste lid (de mogelijkheid om een andere gemeenteambtenaar aan te wijzen voor de toezending van aanslagbiljetten) ook geldt voor het college van burgemeester en wethouders van de gemeente wiens ambtenaar (op basis van het tweede lid, onderdeel b van dit artikel, dus de aangewezen gemeenteontvanger) belast is met de invordering van gemeentelijke belastingen voor meerdere gemeenten.

4. Indien voor de heffing of de invordering van gemeentelijke belastingen een gemeenschappelijke regeling is getroffen en bij die regeling een openbaar lichaam of een bedrijfsvoeringsorganisatie is ingesteld, kan bij of krachtens die regeling worden bepaald dat een daartoe aangewezen ambtenaar van dat openbare lichaam of die bedrijfsvoeringsorganisatie wordt aangewezen als:

Dit stelt dat wanneer er voor de heffing of invordering van gemeentelijke belastingen een samenwerkingsovereenkomst (gemeenschappelijke regeling) is gesloten, en in het kader van die regeling een openbaar lichaam (zoals een belastingkantoor voor meerdere gemeenten) of een bedrijfsvoeringsorganisatie is opgericht, dan kan via die regeling een specifiek aangewezen ambtenaar van dat openbare lichaam of die bedrijfsvoeringsorganisatie worden aangesteld als:

a. de in artikel 231, tweede lid, onderdeel b, bedoelde ambtenaar van de gemeente voor de uitvoering van enige wettelijke bepaling betreffende de heffing van gemeentelijke belastingen;

Dit betreft de aanwijzing als de heffingsambtenaar (zoals bedoeld in artikel 231, tweede lid, onderdeel b) van de gemeente. Deze ambtenaar, werkzaam voor het openbaar lichaam of de bedrijfsvoeringsorganisatie, is dan verantwoordelijk voor de uitvoering van wettelijke bepalingen omtrent de heffing van gemeentelijke belastingen.

b. de in artikel 231, tweede lid, onderdeel c, bedoelde ambtenaar van de gemeente voor de uitvoering van enige wettelijke bepaling betreffende de invordering van gemeentelijke belastingen;

Dit betreft de aanwijzing als de gemeenteontvanger (de invorderingsambtenaar, zoals bedoeld in artikel 231, tweede lid, onderdeel c) van de gemeente. Deze ambtenaar, werkzaam voor het openbaar lichaam of de bedrijfsvoeringsorganisatie, is dan verantwoordelijk voor de uitvoering van wettelijke bepalingen omtrent de invordering van gemeentelijke belastingen.

c. de in artikel 231, tweede lid, onderdeel d, bedoelde ambtenaren van de gemeente voor de uitvoering van enige wettelijke bepaling betreffende de heffing of de invordering van gemeentelijke belastingen;

Dit betreft de aanwijzing als de WOZ-ambtenaren (zoals bedoeld in artikel 231, tweede lid, onderdeel d) van de gemeente. Deze ambtenaren, werkzaam voor het openbaar lichaam of de bedrijfsvoeringsorganisatie, zijn dan verantwoordelijk voor de uitvoering van wettelijke bepalingen omtrent de heffing of invordering van gemeentelijke belastingen in relatie tot de WOZ.

d. de in artikel 231, tweede lid, onderdeel e, bedoelde ambtenaar van de gemeente voor de uitvoering van enige wettelijke bepaling betreffende de invordering van gemeentelijke belastingen.

Dit betreft de aanwijzing als de invorderingsambtenaar specifiek belast met kwijtschelding (zoals bedoeld in artikel 231, tweede lid, onderdeel e) van de gemeente. Deze ambtenaar, werkzaam voor het openbaar lichaam of de bedrijfsvoeringsorganisatie, is dan verantwoordelijk voor de uitvoering van wettelijke bepalingen omtrent de invordering van gemeentelijke belastingen, met name kwijtschelding.

5. Het eerste lid is van overeenkomstige toepassing ten aanzien van het dagelijks bestuur van het openbaar lichaam of het bestuur van de bedrijfsvoeringsorganisatie waarvan een ambtenaar op grond van het vierde lid, onderdeel b, wordt aangewezen.

Dit betekent dat de bepaling uit het eerste lid (de mogelijkheid om een andere ambtenaar aan te wijzen voor de toezending van aanslagbiljetten) ook geldt voor het dagelijks bestuur van het openbaar lichaam of het bestuur van de bedrijfsvoeringsorganisatie, in het geval een ambtenaar van dat lichaam of die organisatie is aangewezen als gemeenteontvanger (op basis van het vierde lid, onderdeel b van dit artikel) voor de desbetreffende gemeente(n).