Artikel 219 (Beperkingen gemeentelijke belastingsoorten en heffingsmaatstaven)
1. Behalve de gemeentelijke belastingen waarvan de heffing krachtens andere wetten dan deze geschiedt, worden geen andere belastingen geheven dan die bedoeld in de tweede en derde paragraaf van dit hoofdstuk.
2. Behoudens het bepaalde in andere wetten dan deze en in de tweede en derde paragraaf van dit hoofdstuk kunnen de gemeentelijke belastingen worden geheven naar in de belastingverordening te bepalen heffingsmaatstaven, met dien verstande dat het bedrag van een gemeentelijke belasting niet afhankelijk mag worden gesteld van het inkomen, de winst of het vermogen.
Uitleg in duidelijke taal
1. Behalve de gemeentelijke belastingen waarvan de heffing krachtens andere wetten dan deze geschiedt, worden geen andere belastingen geheven dan die bedoeld in de tweede en derde paragraaf van dit hoofdstuk.
Dit betekent letterlijk dat, naast de gemeentelijke belastingen waarvan de heffing op grond van (krachtens) andere wetten dan deze Gemeentewet plaatsvindt (geschiedt), er geen andere gemeentelijke belastingen mogen worden geheven dan de belastingen die specifiek genoemd (bedoeld) zijn in de tweede en derde paragraaf van dit hoofdstuk (Hoofdstuk XV van de Gemeentewet).
2. Behoudens het bepaalde in andere wetten dan deze en in de tweede en derde paragraaf van dit hoofdstuk kunnen de gemeentelijke belastingen worden geheven naar in de belastingverordening te bepalen heffingsmaatstaven, met dien verstande dat het bedrag van een gemeentelijke belasting niet afhankelijk mag worden gesteld van het inkomen, de winst of het vermogen.
Dit betekent letterlijk dat, met uitzondering van (behoudens) hetgeen bepaald is in andere wetten dan deze Gemeentewet en in de tweede en derde paragraaf van dit hoofdstuk, de gemeentelijke belastingen geheven kunnen worden op basis van (naar) heffingsmaatstaven die in de belastingverordening worden vastgesteld (te bepalen). Hierbij geldt echter de voorwaarde (met dien verstande) dat het bedrag van een gemeentelijke belasting niet afhankelijk mag worden gesteld van het inkomen, de winst of het vermogen van de belastingplichtige.