Artikel 186 (Voorschriften gemeentelijke financiële verslaglegging)
1. De begroting, de begrotingswijzigingen, de meerjarenraming, de jaarrekening en het jaarverslag worden ingericht overeenkomstig bij of krachtens algemene maatregel van bestuur te geven regels.
2. Bij of krachtens de algemene maatregel van bestuur, bedoeld in het eerste lid, kunnen tevens regels gesteld worden ten aanzien van:
a. door het college vast te stellen documenten ten behoeve van de uitvoering van de begroting en de jaarrekening; b. door het college aan derden te verstrekken informatie op basis van de begroting en de jaarrekening en de controle van deze informatie.
3. Bij of krachtens de algemene maatregel van bestuur, bedoeld in het eerste lid, kunnen nadere regels worden gesteld ten aanzien van het periodiek verstrekken van informatie voor derden. In overeenstemming met Onze Minister van Economische Zaken kan worden bepaald dat de informatie voor derden wordt gezonden aan het Centraal Bureau voor de Statistiek.
4. De informatie voor derden, bedoeld in het tweede lid, onderdeel b, wordt gezonden aan Onze Minister binnen de termijnen, bedoeld in de artikelen 191, tweede lid, en 200. Artikel 17a, vierde lid, van de Financiële-verhoudingswet is van overeenkomstige toepassing.
5. Indien Onze Minister vaststelt dat de informatie, bedoeld in het tweede lid, onder b, of de informatie, bedoeld in het derde lid, voor zover die verstrekt moet worden aan Onze Minister, niet of niet tijdig wordt verstrekt, dan wel de kwaliteit van die informatie tekort schiet, doet hij daarvan mededeling aan het betrokken college.
6. Het college kan tot twee weken voor het verstrijken van de termijnen, bedoeld in het vierde lid, schriftelijk en met redenen omkleed, aan Onze Minister verzoeken om uitstel voor de toezending van de informatie. Onze Minister beslist binnen twee weken op dat verzoek.
7. Indien de informatie, bedoeld in het tweede lid, onder b, of de informatie, bedoeld in het derde lid, voor zover die verstrekt moet worden aan Onze Minister, niet of niet tijdig wordt verstrekt, dan wel de kwaliteit van die informatie tekort schiet, geeft Onze Minister een aanwijzing aan het college om binnen tien werkdagen alsnog informatie van voldoende kwaliteit te leveren.
8. Indien het college nalaat de aanwijzing, bedoeld in het zevende lid, op te volgen, kunnen Onze Ministers van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties en van Financiën besluiten de betalingen op grond van artikel 15, eerste lid, van de Financiële-verhoudingswet aan de betreffende gemeente geheel of gedeeltelijk op te schorten gedurende ten hoogste zesentwintig weken. Artikel 17b, vierde, vijfde en zesde lid, van de Financiële-verhoudingswet is van overeenkomstige toepassing.
Uitleg in duidelijke taal
1. De begroting, de begrotingswijzigingen, de meerjarenraming, de jaarrekening en het jaarverslag worden ingericht overeenkomstig bij of krachtens algemene maatregel van bestuur te geven regels.
Dit betekent dat de begroting, de wijzigingen in de begroting, de raming voor meerdere jaren, de jaarrekening en het jaarverslag moeten worden opgesteld volgens regels die zijn vastgesteld in of op basis van een algemene maatregel van bestuur.
2. Bij of krachtens de algemene maatregel van bestuur, bedoeld in het eerste lid, kunnen tevens regels gesteld worden ten aanzien van:
Dit betekent dat in of op basis van de algemene maatregel van bestuur, die in het eerste lid is genoemd, ook regels kunnen worden vastgesteld met betrekking tot:
a. door het college vast te stellen documenten ten behoeve van de uitvoering van de begroting en de jaarrekening;
documenten die het college van burgemeester en wethouders moet vaststellen voor de uitvoering van de begroting en de jaarrekening;
b. door het college aan derden te verstrekken informatie op basis van de begroting en de jaarrekening en de controle van deze informatie.
informatie die het college aan andere partijen (derden) moet geven, gebaseerd op de begroting en de jaarrekening, en de controle op deze informatie.
3. Bij of krachtens de algemene maatregel van bestuur, bedoeld in het eerste lid, kunnen nadere regels worden gesteld ten aanzien van het periodiek verstrekken van informatie voor derden. In overeenstemming met Onze Minister van Economische Zaken kan worden bepaald dat de informatie voor derden wordt gezonden aan het Centraal Bureau voor de Statistiek.
Dit betekent dat in of op basis van de algemene maatregel van bestuur, genoemd in het eerste lid, aanvullende regels kunnen worden opgesteld over het regelmatig verstrekken van informatie aan derden. In overleg met Onze Minister van Economische Zaken kan worden besloten dat deze informatie voor derden wordt verzonden aan het Centraal Bureau voor de Statistiek.
4. De informatie voor derden, bedoeld in het tweede lid, onderdeel b, wordt gezonden aan Onze Minister binnen de termijnen, bedoeld in de artikelen 191, tweede lid, en 200. Artikel 17a, vierde lid, van de Financiële-verhoudingswet is van overeenkomstige toepassing.
Dit betekent dat de informatie voor derden, zoals genoemd in het tweede lid, onderdeel b, binnen de termijnen die zijn vastgelegd in artikel 191, tweede lid, en artikel 200, aan Onze Minister moet worden gezonden. Artikel 17a, vierde lid, van de Financiële-verhoudingswet is hierop op een vergelijkbare manier van toepassing.
5. Indien Onze Minister vaststelt dat de informatie, bedoeld in het tweede lid, onder b, of de informatie, bedoeld in het derde lid, voor zover die verstrekt moet worden aan Onze Minister, niet of niet tijdig wordt verstrekt, dan wel de kwaliteit van die informatie tekort schiet, doet hij daarvan mededeling aan het betrokken college.
Dit betekent dat als Onze Minister constateert dat de informatie, bedoeld in het tweede lid, onderdeel b, of de informatie, bedoeld in het derde lid (voor zover die aan Onze Minister verstrekt moet worden), niet of niet op tijd wordt verstrekt, of als de kwaliteit van die informatie onvoldoende is, hij dit meedeelt aan het betreffende college.
6. Het college kan tot twee weken voor het verstrijken van de termijnen, bedoeld in het vierde lid, schriftelijk en met redenen omkleed, aan Onze Minister verzoeken om uitstel voor de toezending van de informatie. Onze Minister beslist binnen twee weken op dat verzoek.
Dit betekent dat het college tot twee weken voordat de termijnen, genoemd in het vierde lid, aflopen, schriftelijk en met opgave van redenen, aan Onze Minister kan vragen om uitstel voor het toesturen van de informatie. Onze Minister neemt binnen twee weken een beslissing over dat verzoek.
7. Indien de informatie, bedoeld in het tweede lid, onder b, of de informatie, bedoeld in het derde lid, voor zover die verstrekt moet worden aan Onze Minister, niet of niet tijdig wordt verstrekt, dan wel de kwaliteit van die informatie tekort schiet, geeft Onze Minister een aanwijzing aan het college om binnen tien werkdagen alsnog informatie van voldoende kwaliteit te leveren.
Dit betekent dat als de informatie, bedoeld in het tweede lid, onderdeel b, of de informatie, bedoeld in het derde lid (voor zover die aan Onze Minister verstrekt moet worden), niet of niet op tijd wordt verstrekt, of als de kwaliteit van die informatie onvoldoende is, Onze Minister een aanwijzing geeft aan het college om binnen tien werkdagen alsnog informatie van voldoende kwaliteit te leveren.
8. Indien het college nalaat de aanwijzing, bedoeld in het zevende lid, op te volgen, kunnen Onze Ministers van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties en van Financiën besluiten de betalingen op grond van artikel 15, eerste lid, van de Financiële-verhoudingswet aan de betreffende gemeente geheel of gedeeltelijk op te schorten gedurende ten hoogste zesentwintig weken. Artikel 17b, vierde, vijfde en zesde lid, van de Financiële-verhoudingswet is van overeenkomstige toepassing.
Dit betekent dat als het college nalaat om de aanwijzing, genoemd in het zevende lid, op te volgen, Onze Ministers van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties en van Financiën kunnen besluiten om de betalingen aan de betreffende gemeente, op grond van artikel 15, eerste lid, van de Financiële-verhoudingswet, geheel of gedeeltelijk op te schorten voor een periode van maximaal zesentwintig weken. Artikel 17b, vierde, vijfde en zesde lid, van de Financiële-verhoudingswet is hierop op een vergelijkbare manier van toepassing.