Terug naar bibliotheek
Titel III. De bevoegdheid van het gemeentebestuur
Hoofdstuk VIII. Algemene bepalingen
§ 2. Verhouding tot de provincie en het Rijk
Artikel 114

Artikel 114 (Oordeel gemeenten Rijks- en provinciale regelgeving)

Laatste versie

1. Onze Minister wie het aangaat, onderscheidenlijk het provinciebestuur, stelt de betrokken colleges of een instantie die voor deze representatief kan worden geacht, zo nodig binnen een te stellen termijn, in de gelegenheid hun oordeel te geven omtrent voorstellen van wet, ontwerpen van algemene maatregel van bestuur, ontwerpen van ministeriële regeling, of ontwerpen van provinciale verordening waarbij:

  1. van de gemeentebesturen regeling of bestuur wordt gevorderd, of
  2. in betekenende mate wijziging wordt gebracht in de taken en bevoegdheden van de gemeentebesturen.

2. Voorstellen als bedoeld in het eerste lid bevatten in de bijbehorende toelichting een weergave van de gevolgen voor de inrichting en werking van de gemeenten en een weergave van het in het eerste lid bedoelde oordeel van de betrokken colleges of representatieve instantie.

3. Onze Minister wie het aangaat, onderscheidenlijk het provinciebestuur, is niet verplicht vooraf het in het eerste lid bedoelde oordeel in te winnen indien zulks ten gevolge van dringende omstandigheden niet mogelijk is. In dat geval wordt het oordeel zo spoedig mogelijk ingewonnen en openbaar gemaakt.

Uitleg in duidelijke taal

1. Onze Minister wie het aangaat, onderscheidenlijk het provinciebestuur, stelt de betrokken colleges of een instantie die voor deze representatief kan worden geacht, zo nodig binnen een te stellen termijn, in de gelegenheid hun oordeel te geven omtrent voorstellen van wet, ontwerpen van algemene maatregel van bestuur, ontwerpen van ministeriële regeling, of ontwerpen van provinciale verordening waarbij:

Dit betekent dat de Minister die voor een bepaald onderwerp verantwoordelijk is (Onze Minister wie het aangaat), of het provinciebestuur (onderscheidenlijk het provinciebestuur), de gemeentebesturen (de betrokken colleges, doorgaans de colleges van burgemeester en wethouders) of een organisatie die hen rechtsgeldig kan vertegenwoordigen (een instantie die voor deze representatief kan worden geacht), de mogelijkheid moet bieden (in de gelegenheid stelt) om hun mening (oordeel) te geven. Dit kan, als dat nodig is (zo nodig), binnen een van tevoren vastgestelde periode (binnen een te stellen termijn) gebeuren. Deze verplichting geldt wanneer het gaat om voorstellen van wet, ontwerpen van algemene maatregel van bestuur, ontwerpen van ministeriële regeling, of ontwerpen van provinciale verordening.

  1. van de gemeentebesturen regeling of bestuur wordt gevorderd, of

Dit is van toepassing in situaties waarin van de gemeentebesturen wordt geëist (gevorderd) dat zij nieuwe regels opstellen (regeling) of bepaalde bestuurlijke taken uitvoeren (bestuur).

  1. in betekenende mate wijziging wordt gebracht in de taken en bevoegdheden van de gemeentebesturen.

Dit is ook van toepassing wanneer er een aanzienlijke (in betekenende mate) verandering (wijziging) wordt aangebracht in de taken en bevoegdheden van de gemeentebesturen.

2. Voorstellen als bedoeld in het eerste lid bevatten in de bijbehorende toelichting een weergave van de gevolgen voor de inrichting en werking van de gemeenten en een weergave van het in het eerste lid bedoelde oordeel van de betrokken colleges of representatieve instantie.

Dit betekent dat de voorstellen die in het eerste lid zijn genoemd (zoals wetsvoorstellen, ontwerpen van algemene maatregelen van bestuur, ministeriële regelingen of provinciale verordeningen) een toelichting moeten bevatten. In deze bijbehorende toelichting moet een beschrijving staan (een weergave) van de gevolgen die de voorgestelde regelgeving zal hebben voor de organisatie (inrichting) en het functioneren (werking) van de gemeenten. Daarnaast moet in deze toelichting ook het oordeel worden weergegeven dat de betrokken gemeentebesturen (colleges) of hun vertegenwoordigende instantie (representatieve instantie) hebben gegeven, zoals bedoeld in het eerste lid.

3. Onze Minister wie het aangaat, onderscheidenlijk het provinciebestuur, is niet verplicht vooraf het in het eerste lid bedoelde oordeel in te winnen indien zulks ten gevolge van dringende omstandigheden niet mogelijk is. In dat geval wordt het oordeel zo spoedig mogelijk ingewonnen en openbaar gemaakt.

Dit betekent dat de verantwoordelijke Minister, of het provinciebestuur, niet verplicht is om vooraf het oordeel van de gemeenten (zoals bedoeld in het eerste lid) in te winnen, indien dit door dringende omstandigheden niet mogelijk is. Mocht zo'n situatie zich voordoen, dan moet dat oordeel alsnog zo spoedig mogelijk worden ingewonnen en vervolgens openbaar worden gemaakt.