Artikel 36a (Vereisten en voorwaarden wethouderschap)
1. Voor het wethouderschap gelden de vereisten voor het lidmaatschap van de raad, bedoeld in artikel 10, met dien verstande dat in artikel 10, tweede lid, onder b, voor «de dag waarop de gemeenteraad beslist over de toelating als lid tot de gemeenteraad» gelezen wordt: de dag waarop zij tot wethouder worden benoemd.
2. Bij de benoeming is de beoogde wethouder in het bezit van een verklaring omtrent het gedrag als bedoeld in artikel 28 van de Wet justitiële en strafvorderlijke gegevens, die niet ouder is dan drie maanden.
3. De raad kan voor de duur van een jaar ontheffing verlenen van het vereiste van ingezetenschap. De ontheffing kan in bijzondere gevallen, telkens met een periode van maximaal een jaar, worden verlengd.
4. Dezelfde persoon kan niet in meer dan één gemeente wethouder zijn.
Uitleg in duidelijke taal
1. Voor het wethouderschap gelden de vereisten voor het lidmaatschap van de raad, bedoeld in artikel 10, met dien verstande dat in artikel 10, tweede lid, onder b, voor «de dag waarop de gemeenteraad beslist over de toelating als lid tot de gemeenteraad» gelezen wordt: de dag waarop zij tot wethouder worden benoemd.
Dit lid stelt dat voor de functie van wethouder dezelfde vereisten gelden als voor het lidmaatschap van de gemeenteraad, zoals omschreven in artikel 10 van de Gemeentewet. Echter, een specifieke aanpassing geldt voor de formulering in artikel 10, tweede lid, onder b: waar daar gesproken wordt over «de dag waarop de gemeenteraad beslist over de toelating als lid tot de gemeenteraad», moet dit voor wethouders gelezen worden als «de dag waarop zij tot wethouder worden benoemd».
2. Bij de benoeming is de beoogde wethouder in het bezit van een verklaring omtrent het gedrag als bedoeld in artikel 28 van de Wet justitiële en strafvorderlijke gegevens, die niet ouder is dan drie maanden.
Dit lid bepaalt dat een persoon die tot wethouder wordt benoemd, op het moment van benoeming in het bezit moet zijn van een verklaring omtrent het gedrag. Deze verklaring is gedefinieerd in artikel 28 van de Wet justitiële en strafvorderlijke gegevens en mag op de dag van benoeming niet ouder zijn dan drie maanden.
3. De raad kan voor de duur van een jaar ontheffing verlenen van het vereiste van ingezetenschap. De ontheffing kan in bijzondere gevallen, telkens met een periode van maximaal een jaar, worden verlengd.
Dit lid geeft de gemeenteraad de bevoegdheid om een wethouder voor een periode van een jaar ontheffing te verlenen van de plicht om in de gemeente te wonen (vereiste van ingezetenschap). In bijzondere situaties kan de raad deze ontheffing telkens met maximaal een jaar verlengen.
4. Dezelfde persoon kan niet in meer dan één gemeente wethouder zijn.
Dit lid stelt dat het niet is toegestaan voor één persoon om tegelijkertijd wethouder te zijn in meer dan één gemeente.