Terug naar bibliotheek
Titel I. Van faillissement
Eerste afdeling. Van de faillietverklaring
Artikel 6

Artikel 6 (Oproeping schuldenaar en voorwaarden faillietverklaring)

Laatste versie

1. De rechtbank kan bevelen, dat de schuldenaar worde opgeroepen, om in persoon of bij gemachtigde gehoord te worden. De griffier doet de oproeping op de wijze, bij algemene maatregel van bestuur te bepalen. Is buiten Nederland een hoofdinsolventieprocedure geopend op de voet van artikel 3, eerste lid, van de in artikel 5, derde lid, genoemde verordening, dan stelt de griffier de insolventiefunctionaris of de schuldenaar als bedoeld in artikel 2, onder 3, van de in artikel 5, derde lid, genoemde verordening in de hoofdinsolventieprocedure onverwijld schriftelijk in kennis van de aanvraag onder mededeling dat deze zijn zienswijze binnen een daartoe door de rechter bepaalde termijn kenbaar kan maken.

2. Indien de schuldenaar, die is opgeroepen om gehoord te worden, gehuwd is of een geregistreerd partnerschap is aangegaan, is zijn echtgenoot onderscheidenlijk geregistreerde partner mede bevoegd om in persoon of bij gemachtigde te verschijnen.

3. De faillietverklaring wordt uitgesproken, indien summierlijk blijkt van het bestaan van feiten of omstandigheden, welke aantonen, dat de schuldenaar in de toestand verkeert dat hij heeft opgehouden te betalen, en, zo een schuldeiser het verzoek doet, ook van het vorderingsrecht van deze.

4. Ontleent de Nederlandse rechter zijn rechtsmacht aan de in artikel 5, derde lid, genoemde verordening, dan wordt in het vonnis van faillietverklaring vermeld of het een hoofdinsolventieprocedure dan wel een territoriale insolventieprocedure in de zin van de verordening betreft.

Uitleg in duidelijke taal

1. De rechtbank kan bevelen, dat de schuldenaar worde opgeroepen, om in persoon of bij gemachtigde gehoord te worden. De griffier doet de oproeping op de wijze, bij algemene maatregel van bestuur te bepalen. Is buiten Nederland een hoofdinsolventieprocedure geopend op de voet van artikel 3, eerste lid, van de in artikel 5, derde lid, genoemde verordening, dan stelt de griffier de insolventiefunctionaris of de schuldenaar als bedoeld in artikel 2, onder 3, van de in artikel 5, derde lid, genoemde verordening in de hoofdinsolventieprocedure onverwijld schriftelijk in kennis van de aanvraag onder mededeling dat deze zijn zienswijze binnen een daartoe door de rechter bepaalde termijn kenbaar kan maken.

Dit betekent dat de rechtbank kan opdragen (bevelen) dat de schuldenaar wordt opgeroepen om persoonlijk (in persoon) of via een vertegenwoordiger (bij gemachtigde) te worden gehoord. De griffier voert deze oproeping uit op een manier die wordt vastgesteld bij algemene maatregel van bestuur. Indien er buiten Nederland een hoofdinsolventieprocedure is gestart conform artikel 3, eerste lid, van de verordening genoemd in artikel 5, derde lid, dan informeert de griffier de insolventiefunctionaris of de schuldenaar (zoals omschreven in artikel 2, onder 3, van de genoemde verordening) in die hoofdinsolventieprocedure onmiddellijk (onverwijld) schriftelijk over de aanvraag. Hierbij wordt medegedeeld dat deze persoon of functionaris zijn standpunt (zienswijze) binnen een door de rechter vastgestelde termijn kan laten weten.

2. Indien de schuldenaar, die is opgeroepen om gehoord te worden, gehuwd is of een geregistreerd partnerschap is aangegaan, is zijn echtgenoot onderscheidenlijk geregistreerde partner mede bevoegd om in persoon of bij gemachtigde te verschijnen.

Dit houdt in dat als de schuldenaar die is opgeroepen om te worden gehoord, getrouwd is of een geregistreerd partnerschap heeft, zijn echtgenoot of geregistreerde partner ook het recht heeft (mede bevoegd is) om persoonlijk (in persoon) of via een vertegenwoordiger (bij gemachtigde) bij de zitting te verschijnen.

3. De faillietverklaring wordt uitgesproken, indien summierlijk blijkt van het bestaan van feiten of omstandigheden, welke aantonen, dat de schuldenaar in de toestand verkeert dat hij heeft opgehouden te betalen, en, zo een schuldeiser het verzoek doet, ook van het vorderingsrecht van deze.

Dit betekent dat de faillietverklaring wordt uitgesproken als op een eenvoudige en snelle wijze (summierlijk) duidelijk wordt dat er feiten of omstandigheden bestaan die aantonen dat de schuldenaar is gestopt met het betalen van zijn schulden (in de toestand verkeert dat hij heeft opgehouden te betalen). Als een schuldeiser het verzoek tot faillietverklaring indient, moet ook summierlijk het vorderingsrecht van deze schuldeiser blijken.

4. Ontleent de Nederlandse rechter zijn rechtsmacht aan de in artikel 5, derde lid, genoemde verordening, dan wordt in het vonnis van faillietverklaring vermeld of het een hoofdinsolventieprocedure dan wel een territoriale insolventieprocedure in de zin van de verordening betreft.

Dit betekent dat indien de Nederlandse rechter zijn bevoegdheid (rechtsmacht) baseert op de verordening die in artikel 5, derde lid, wordt genoemd, in het vonnis van faillietverklaring moet worden opgenomen (vermeld) of het een hoofdinsolventieprocedure betreft of een territoriale insolventieprocedure, zoals gedefinieerd in die verordening.

Gerelateerde rechtspraak

Hoge Raad39x keer aangehaald in latere zaken

ECLI:NL:HR:2013:BZ1058

ECLI:NL:HR:2013:BZ10583 mei 2013Dit wetsartikel wordt 1 keer genoemd in deze uitspraak
Hoge Raad27x keer aangehaald in latere zaken

ECLI:NL:HR:2017:488

ECLI:NL:HR:2017:48824 maart 2017Dit wetsartikel wordt 1 keer genoemd in deze uitspraak
Hoge Raad10x keer aangehaald in latere zaken

ECLI:NL:HR:2014:524

ECLI:NL:HR:2014:5247 maart 2014Dit wetsartikel wordt 2 keer genoemd in deze uitspraak
Hoge Raad5x keer aangehaald in latere zaken

ECLI:NL:HR:2019:746 - Rechterlijke toetsing overdrachtsplan DNB: 'summierlijk blijken' betekent terughoudende toets.

ECLI:NL:HR:2019:74617 mei 2019Dit wetsartikel wordt 4 keer genoemd in deze uitspraak

De Hoge Raad oordeelt dat de toetssteen 'summierlijk blijkt' in art. 3:159ij lid 1 (oud) Wft een terughoudende rechterlijke beoordeling van een overdrachtsplan van DNB inhoudt. De wetswijziging van 'marginale toetsing' naar 'summierlijk blijken' beoogde geen intensievere toets.

Civiel RechtFinancieel Recht, Verzekeringsrecht, Burgerlijk Procesrecht
BestuursrechtBestuursprocesrecht
Hoge Raad6x keer aangehaald in latere zaken

ECLI:NL:HR:2004:AO1338

ECLI:NL:HR:2004:AO13385 maart 2004Dit wetsartikel wordt 3 keer genoemd in deze uitspraak
Hoge Raad4x keer aangehaald in latere zaken

ECLI:NL:HR:2011:BO9567

ECLI:NL:HR:2011:BO95674 maart 2011Dit wetsartikel wordt 1 keer genoemd in deze uitspraak
Hoge Raad4x keer aangehaald in latere zaken

ECLI:NL:HR:2002:AD4939

ECLI:NL:HR:2002:AD493918 januari 2002Dit wetsartikel wordt 1 keer genoemd in deze uitspraak
Hoge Raad3x keer aangehaald in latere zaken

ECLI:NL:HR:2007:BA7958

ECLI:NL:HR:2007:BA795812 oktober 2007Dit wetsartikel wordt 1 keer genoemd in deze uitspraak
Hoge Raad3x keer aangehaald in latere zaken

ECLI:NL:HR:2004:AQ0542

ECLI:NL:HR:2004:AQ054215 oktober 2004Dit wetsartikel wordt 1 keer genoemd in deze uitspraak
Hoge Raad1x keer aangehaald in latere zaken

ECLI:NL:HR:2023:1226

ECLI:NL:HR:2023:122615 september 2023Dit wetsartikel wordt 1 keer genoemd in deze uitspraak