Artikel 42 (Vernietiging benadelende rechtshandelingen door curator)
1. De curator kan ten behoeve van de boedel elke rechtshandeling die de schuldenaar vóór de faillietverklaring onverplicht heeft verricht en waarvan deze bij dit verrichten wist of behoorde te weten dat daarvan benadeling van de schuldeisers het gevolg zou zijn, door een buitengerechtelijke verklaring vernietigen. Artikel 50, tweede lid, van Boek 3 van het Burgerlijk Wetboek is niet van toepassing.
2. Een rechtshandeling anders dan om niet, die hetzij meerzijdig is, hetzij eenzijdig en tot een of meer bepaalde personen gericht, kan wegens benadeling slechts worden vernietigd, indien ook degenen met of jegens wie de schuldenaar de rechtshandeling verrichtte, wisten of behoorden te weten dat daarvan benadeling van de schuldeisers het gevolg zou zijn.
3. Wordt een rechtshandeling om niet wegens benadeling vernietigd, dan heeft de vernietiging ten aanzien van de bevoordeelde, die wist noch behoorde te weten dat van de rechtshandeling benadeling van de schuldeisers het gevolg zou zijn, geen werking, voorzover hij aantoont dat hij ten tijde van de faillietverklaring niet ten gevolge van de rechtshandeling gebaat was.
Uitleg in duidelijke taal
1. De curator kan ten behoeve van de boedel elke rechtshandeling die de schuldenaar vóór de faillietverklaring onverplicht heeft verricht en waarvan deze bij dit verrichten wist of behoorde te weten dat daarvan benadeling van de schuldeisers het gevolg zou zijn, door een buitengerechtelijke verklaring vernietigen. Artikel 50, tweede lid, van Boek 3 van het Burgerlijk Wetboek is niet van toepassing.
Dit lid bepaalt dat de curator, in het belang van de failliete boedel, de mogelijkheid heeft om specifieke rechtshandelingen te vernietigen. Het gaat hierbij om rechtshandelingen die de schuldenaar zonder daartoe verplicht te zijn (onverplicht) heeft uitgevoerd voordat het faillissement werd uitgesproken. Een cruciale voorwaarde voor deze vernietiging is dat de schuldenaar ten tijde van het verrichten van de rechtshandeling wist, of redelijkerwijs had moeten weten, dat deze handeling nadelig (benadeling) zou zijn voor de schuldeisers. De vernietiging kan worden bewerkstelligd door een verklaring buiten de rechter om (buitengerechtelijke verklaring). Bovendien wordt expliciet vermeld dat artikel 50, tweede lid, van Boek 3 van het Burgerlijk Wetboek in deze context niet van toepassing is.
2. Een rechtshandeling anders dan om niet, die hetzij meerzijdig is, hetzij eenzijdig en tot een of meer bepaalde personen gericht, kan wegens benadeling slechts worden vernietigd, indien ook degenen met of jegens wie de schuldenaar de rechtshandeling verrichtte, wisten of behoorden te weten dat daarvan benadeling van de schuldeisers het gevolg zou zijn.
Dit lid specificeert de voorwaarden voor vernietiging van een rechtshandeling die niet kosteloos (anders dan om niet, dus tegen een tegenprestatie) is verricht. Als een dergelijke rechtshandeling ofwel door meerdere partijen is aangegaan (meerzijdig, zoals een overeenkomst) ofwel eenzijdig is maar gericht tot één of meer specifieke personen, dan kan deze alleen op grond van benadeling van schuldeisers worden vernietigd indien ook de andere betrokken partij(en) – degenen met of jegens wie de schuldenaar de rechtshandeling verrichtte – wisten of behoorden te weten dat de rechtshandeling tot benadeling van de schuldeisers zou leiden.
3. Wordt een rechtshandeling om niet wegens benadeling vernietigd, dan heeft de vernietiging ten aanzien van de bevoordeelde, die wist noch behoorde te weten dat van de rechtshandeling benadeling van de schuldeisers het gevolg zou zijn, geen werking, voorzover hij aantoont dat hij ten tijde van de faillietverklaring niet ten gevolge van de rechtshandeling gebaat was.
Dit lid regelt de gevolgen wanneer een rechtshandeling die zonder tegenprestatie (om niet, bijvoorbeeld een schenking) is verricht, wordt vernietigd wegens benadeling van schuldeisers. De vernietiging heeft geen effect ten opzichte van de persoon die door de rechtshandeling is bevoordeeld, indien deze bevoordeelde niet wist en ook niet behoorde te weten dat de rechtshandeling nadelig was voor de schuldeisers (hij was te goeder trouw). Deze bescherming geldt echter alleen voor zover de bevoordeelde kan bewijzen (aantoont) dat hij op het moment van de faillietverklaring geen voordeel (niet gebaat was) meer had als direct gevolg van die specifieke rechtshandeling.
Gerelateerde rechtspraak
ECLI:NL:HR:2009:BI8493 - Hoge Raad - 21 december 2009
ECLI:NL:HR:2017:635 - Wetenschap van benadeling bij reorganisatie en rechtsverwerking door curator - 6 april 2017
De Hoge Raad oordeelt dat voor wetenschap van benadeling (art. 42 Fw) de redelijke waarschijnlijkheid van een faillissement volstaat; onafwendbaarheid is geen vereiste. Tevens stelt de Raad hoge eisen aan rechtsverwerking en oordeelt dat informele uitlatingen van een curator niet snel leiden tot gerechtvaardigd vertrouwen.
ECLI:NL:HR:2015:3636 - Verzet door curator bij faillissement met een lege boedel - 17 december 2015
Een curator wordt aangemerkt als belanghebbende en kan op eigen titel (pro se) verzet doen tegen een faillietverklaring op eigen aangifte, indien de boedel (nagenoeg) leeg is en er geen baten te verwachten zijn. Dit kan slagen bij misbruik van de bevoegdheid tot faillissementsaanvraag.
ECLI:NL:HR:2001:ZC3654 - Hoge Raad - 18 oktober 2001
ECLI:NL:HR:2014:153 - Bestuurdersaansprakelijkheid, bewijslast en de faillissementspauliana bij een management buy-out - 23 januari 2014
De curator die een bestuurder aansprakelijk stelt op grond van artikel 2:248 BW, draagt de bewijslast van het kennelijk onbehoorlijk bestuur en het causaal verband met het faillissement. Voor de faillissementspauliana (art. 42/47 Fw) start de verjaringstermijn pas wanneer de curator de benadeling ontdekt.
ECLI:NL:HR:2020:73 - Bestuurdersaansprakelijkheid bij selectieve betaling na eigen faillissementsaanvraag - 16 januari 2020
Een bestuurder is niet automatisch persoonlijk aansprakelijk voor selectieve betalingen aan schuldeisers na het aanvragen van het faillissement van de vennootschap. Hiervoor is vereist dat de bestuurder persoonlijk een ernstig verwijt kan worden gemaakt, hetgeen afhangt van de concrete omstandigheden van het geval.
ECLI:NL:HR:2009:BF3917 - Hoge Raad - 23 april 2009
ECLI:NL:PHR:2024:326 - Parket bij de Hoge Raad - 21 maart 2024
ECLI:NL:HR:2000:AA6234 - Hoge Raad - 15 juni 2000
ECLI:NL:HR:2025:975 - Pauliana: Wetenschap van Benadeling bij Samenstel van Rechtshandelingen - 19 juni 2025
Bij een samenhangend geheel van rechtshandelingen (een "samenstel") moet de wetenschap van benadeling in de zin van art. 42 Fw worden beoordeeld naar het geheel. Het is niet vereist dat deze wetenschap bij elke afzonderlijke rechtshandeling van het samenstel aanwezig was.