Artikel 295 (Omvang boedel schuldsaneringsregeling natuurlijke personen)
1. De boedel omvat de goederen van de schuldenaar ten tijde van de uitspraak tot de toepassing van de schuldsaneringsregeling, alsmede de goederen die hij tijdens de toepassing van die regeling verkrijgt.
2. Van het inkomen en van periodieke uitkeringen onder welke benaming ook die de schuldenaar verkrijgt, wordt, onverminderd het derde lid, slechts buiten de boedel gelaten een bedrag gelijk aan de beslagvrije voet bedoeld in de artikelen 475c tot en met 475e van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering.
3. De rechter-commissaris kan op verzoek van de schuldenaar, de bewindvoerder dan wel ambtshalve bij schriftelijke beschikking het bedrag, bedoeld in het tweede lid, verhogen met een in die beschikking vast te stellen nominaal bedrag. De rechter-commissaris kan aan zijn beschikking voorwaarden verbinden en terugwerkende kracht verlenen.
4. Buiten de boedel vallen voorts:
a. de goederen die de schuldenaar, anders dan om niet, verkrijgt krachtens een tijdens de toepassing van de schuldsaneringsregeling tot stand gekomen overeenkomst indien de met die verkrijging samenhangende prestatie van de schuldenaar niet ten laste van de boedel komt; b. de inboedel, voorzover niet bovenmatig, bedoeld in artikel 5 van Boek 3 van het Burgerlijk Wetboek; c. hetgeen is vermeld in artikel 21, onder 1°, 3°, 5°, 6° en 7°; d. het door de rechter of door de rechter-commissaris overeenkomstig artikel 21, onder 4°, vastgestelde bedrag.
5. Niettemin valt een goed als bedoeld in het vierde lid, onder a, in de boedel indien de waarde van dat goed de waarde van de met de verkrijging samenhangende prestatie aanmerkelijk overtreft. Artikel 22a is van overeenkomstige toepassing.
6. Ten aanzien van het tweede en vierde lid, onder c en d, is artikel 22 van overeenkomstige toepassing. Artikel 22a is van overeenkomstige toepassing.
Uitleg in duidelijke taal
1. De boedel omvat de goederen van de schuldenaar ten tijde van de uitspraak tot de toepassing van de schuldsaneringsregeling, alsmede de goederen die hij tijdens de toepassing van die regeling verkrijgt.
Dit lid stelt dat de boedel alle goederen van de schuldenaar bevat die deze bezit op het moment van de uitspraak tot de toepassing van de schuldsaneringsregeling. Ook de goederen die hij tijdens de toepassing van die regeling verkrijgt, vallen onder de boedel.
2. Van het inkomen en van periodieke uitkeringen onder welke benaming ook die de schuldenaar verkrijgt, wordt, onverminderd het derde lid, slechts buiten de boedel gelaten een bedrag gelijk aan de beslagvrije voet bedoeld in de artikelen 475c tot en met 475e van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering.
Dit lid bepaalt dat van het inkomen en van periodieke uitkeringen die de schuldenaar verkrijgt, ongeacht hun benaming, een bedrag buiten de boedel wordt gelaten. Dit bedrag is gelijk aan de beslagvrije voet zoals vastgelegd in de artikelen 475c tot en met 475e van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering. Deze bepaling geldt onverminderd hetgeen in het derde lid is bepaald.
3. De rechter-commissaris kan op verzoek van de schuldenaar, de bewindvoerder dan wel ambtshalve bij schriftelijke beschikking het bedrag, bedoeld in het tweede lid, verhogen met een in die beschikking vast te stellen nominaal bedrag. De rechter-commissaris kan aan zijn beschikking voorwaarden verbinden en terugwerkende kracht verlenen.
Dit lid geeft de rechter-commissaris de bevoegdheid om het in het tweede lid genoemde bedrag (dat buiten de boedel blijft) te verhogen. Dit kan gebeuren op verzoek van de schuldenaar, de bewindvoerder, of ambtshalve (op eigen initiatief van de rechter-commissaris). De verhoging gebeurt middels een schriftelijke beschikking waarin een nominaal bedrag wordt vastgesteld. De rechter-commissaris heeft de mogelijkheid om voorwaarden aan zijn beschikking te verbinden en deze terugwerkende kracht te verlenen.
4. Buiten de boedel vallen voorts:
Dit lid geeft aan welke zaken verder nog buiten de boedel vallen.
a. de goederen die de schuldenaar, anders dan om niet, verkrijgt krachtens een tijdens de toepassing van de schuldsaneringsregeling tot stand gekomen overeenkomst indien de met die verkrijging samenhangende prestatie van de schuldenaar niet ten laste van de boedel komt;
Dit betreft goederen die de schuldenaar verkrijgt op basis van een overeenkomst die tijdens de toepassing van de schuldsaneringsregeling tot stand gekomen is. Voorwaarde is dat de schuldenaar deze goederen anders dan om niet (dus niet gratis) verkrijgt en dat de prestatie van de schuldenaar die met deze verkrijging samenhangt niet ten laste van de boedel komt.
b. de inboedel, voorzover niet bovenmatig, bedoeld in artikel 5 van Boek 3 van het Burgerlijk Wetboek;
Dit betreft de inboedel, zoals gedefinieerd in artikel 5 van Boek 3 van het Burgerlijk Wetboek, voorzover deze niet bovenmatig is.
c. hetgeen is vermeld in artikel 21, onder 1°, 3°, 5°, 6° en 7°;
Dit verwijst naar de zaken die zijn opgesomd in artikel 21, onderdelen 1°, 3°, 5°, 6° en 7° van de Faillissementswet.
d. het door de rechter of door de rechter-commissaris overeenkomstig artikel 21, onder 4°, vastgestelde bedrag.
Dit betreft een bedrag dat door de rechter of door de rechter-commissaris is vastgesteld in overeenstemming met artikel 21, onderdeel 4° van de Faillissementswet.
5. Niettemin valt een goed als bedoeld in het vierde lid, onder a, in de boedel indien de waarde van dat goed de waarde van de met de verkrijging samenhangende prestatie aanmerkelijk overtreft. Artikel 22a is van overeenkomstige toepassing.
Dit lid bepaalt dat, ondanks de regel in het vierde lid, onderdeel a, een daar bedoeld goed toch in de boedel valt als de waarde van dat goed de waarde van de met de verkrijging samenhangende prestatie aanmerkelijk overtreft. Artikel 22a is hierop van overeenkomstige toepassing.
6. Ten aanzien van het tweede en vierde lid, onder c en d, is artikel 22 van overeenkomstige toepassing. Artikel 22a is van overeenkomstige toepassing.
Dit lid stelt dat artikel 22 van overeenkomstige toepassing is met betrekking tot het tweede lid en het vierde lid, onderdelen c en d. Verder is artikel 22a van overeenkomstige toepassing.
Gerelateerde rechtspraak
ECLI:NL:HR:2020:751 - Procesbevoegdheid saniet en termijnoverschrijding in de WSNP
De beschermingsbewindvoerder vertegenwoordigt de saniet exclusief in procedures over de boedelbijdrage; de saniet zelf is niet-ontvankelijk. Een te laat ingesteld hoger beroep is slechts verschoonbaar als de appellant niet tijdig van de beslissing wist door een niet toerekenbaar verzuim.