Terug naar bibliotheek
Titel III. Schuldsaneringsregeling natuurlijke personen
Eerste afdeling. Het uitspreken van de toepassing van de schuldsaneringsregeling
Artikel 287b

Artikel 287b (Voorlopige voorziening bedreigende situatie schuldsanering)

Laatste versie

1. Voorafgaand aan de behandeling van het verzoek, bedoeld in artikel 287a, eerste lid, kan de schuldenaar onderscheidenlijk kunnen burgemeester en wethouders indien een verzoek op de voet van artikel 284, vierde lid, is ingediend, in het verzoek, bedoeld in artikel 284, eerste lid, de rechtbank verzoeken een voorlopige voorziening te geven indien er sprake is van een bedreigende situatie.

2. Onder een bedreigende situatie, als bedoeld in het eerste lid, wordt verstaan gedwongen woningontruiming, beëindiging van de levering van gas, elektra of water of opzegging dan wel ontbinding van de zorgverzekering.

3. Artikel 287a, tweede, derde, vierde en zevende lid, is van toepassing.

4. De voorlopige voorziening strekt tot het van toepassing verklaren van de artikelen 304 of 305 alsmede tot een verbod tot het opzeggen of ontbinden van de zorgverzekering.

5. De voorlopige voorziening wordt uitgesproken voor de duur van maximaal zes maanden.

6. Een gemeentelijke kredietbank als bedoeld in de Wet financieel toezicht of een persoon of instelling als bedoeld in artikel 48, eerste lid, van de Wet op het consumentenkrediet die namens de schuldenaar de buitengerechtelijke schuldregeling uitvoert, brengt na afloop van de voorziening, bedoeld in het eerste lid, verslag uit aan de rechtbank.

Uitleg in duidelijke taal

1. Voorafgaand aan de behandeling van het verzoek, bedoeld in artikel 287a, eerste lid, kan de schuldenaar onderscheidenlijk kunnen burgemeester en wethouders indien een verzoek op de voet van artikel 284, vierde lid, is ingediend, in het verzoek, bedoeld in artikel 284, eerste lid, de rechtbank verzoeken een voorlopige voorziening te geven indien er sprake is van een bedreigende situatie.

Dit betekent dat voordat de rechtbank het verzoek tot toepassing van de schuldsaneringsregeling (zoals bedoeld in artikel 287a, eerste lid) behandelt, de schuldenaar – of burgemeester en wethouders, als zij een verzoek hebben ingediend op basis van artikel 284, vierde lid – de rechtbank in het verzoek (zoals bedoeld in artikel 284, eerste lid) kan vragen om een voorlopige voorziening te treffen. Dit is alleen mogelijk indien er sprake is van een bedreigende situatie.

2. Onder een bedreigende situatie, als bedoeld in het eerste lid, wordt verstaan gedwongen woningontruiming, beëindiging van de levering van gas, elektra of water of opzegging dan wel ontbinding van de zorgverzekering.

Dit betekent dat een bedreigende situatie, zoals genoemd in het eerste lid, inhoudt: een gedwongen ontruiming van de woning, het stopzetten van de levering van gas, elektriciteit of water, of de opzegging dan wel beëindiging (ontbinding) van de zorgverzekering.

3. Artikel 287a, tweede, derde, vierde en zevende lid, is van toepassing.

Dit betekent dat de bepalingen uit artikel 287a, specifiek het tweede, derde, vierde en zevende lid, ook hier gelden (van toepassing zijn).

4. De voorlopige voorziening strekt tot het van toepassing verklaren van de artikelen 304 of 305 alsmede tot een verbod tot het opzeggen of ontbinden van de zorgverzekering.

Dit betekent dat de voorlopige voorziening tot doel heeft (strekt tot) dat de artikelen 304 of 305 van toepassing worden verklaard, en daarnaast (alsmede) een verbod inhoudt op het opzeggen of beëindigen (ontbinden) van de zorgverzekering.

5. De voorlopige voorziening wordt uitgesproken voor de duur van maximaal zes maanden.

Dit betekent dat de voorlopige voorziening wordt opgelegd (uitgesproken) voor een periode van ten hoogste zes maanden.

6. Een gemeentelijke kredietbank als bedoeld in de Wet financieel toezicht of een persoon of instelling als bedoeld in artikel 48, eerste lid, van de Wet op het consumentenkrediet die namens de schuldenaar de buitengerechtelijke schuldregeling uitvoert, brengt na afloop van de voorziening, bedoeld in het eerste lid, verslag uit aan de rechtbank.

Dit betekent dat een gemeentelijke kredietbank (zoals omschreven in de Wet financieel toezicht) of een persoon of instelling (zoals omschreven in artikel 48, eerste lid, van de Wet op het consumentenkrediet) die namens de schuldenaar de schuldregeling buiten de rechter om (buitengerechtelijke schuldregeling) afhandelt, na het eindigen van de voorlopige voorziening (genoemd in het eerste lid) een rapport (verslag) moet uitbrengen aan de rechtbank.