Faillissementswet

1. Indien de rechtbank de schuldenaar in staat van faillissement heeft verklaard, heeft deze recht van hoger beroep tegen de faillietverklaring gedurende acht dagen na de dag waarop de termijn van artikel 269a ongebruikt verstreken is of verbetering van het proces-verbaal geweigerd is.

Dit betekent dat als de rechtbank de schuldenaar failliet heeft verklaard, de schuldenaar het recht heeft om tegen deze faillietverklaring in hoger beroep te gaan. Dit hoger beroep moet worden ingesteld binnen een termijn van acht dagen. Deze termijn begint te lopen na de dag waarop de in artikel 269a genoemde termijn ongebruikt is verstreken, of na de dag waarop een verzoek tot verbetering van het proces-verbaal is geweigerd.

2. Het hoger beroep wordt ingesteld door indiening van een verzoek ter griffie van het gerechtshof, dat van de zaak kennis moet nemen. De voorzitter bepaalt terstond dag en uur van de behandeling.

Dit betekent dat het hoger beroep wordt aangevangen door een verzoekschrift in te dienen bij de griffie van het gerechtshof dat bevoegd is de zaak te behandelen. De voorzitter van dit gerechtshof stelt onmiddellijk (terstond) de dag en het tijdstip vast voor de behandeling van het hoger beroep.

3. De griffier doet van het hoger beroep en van dag en uur, voor de behandeling bepaald, aankondiging in de Staatscourant. Elke schuldeiser is bevoegd bij de behandeling op te komen.

Dit betekent dat de griffier het ingestelde hoger beroep, alsmede de dag en het tijdstip die voor de behandeling zijn vastgesteld, aankondigt in de Staatscourant. Iedere schuldeiser heeft het recht (is bevoegd) om tijdens de behandeling van het hoger beroep te verschijnen en zijn of haar belangen te behartigen (op te komen).