Terug naar bibliotheek
Titel II. Van surseance van betaling
Tweede afdeling. Van het akkoord
Artikel 272

Artikel 272 (Homologatie akkoord surseance: weigering en gevolgen)

Laatste versie

1. De rechtbank geeft zo spoedig mogelijk haar met redenen omklede beschikking.

2. Zij zal de homologatie weigeren:

1°. indien de baten van de boedel de bij het akkoord bedongen som te boven gaan; 2°. indien de nakoming van het akkoord niet voldoende is gewaarborgd; 3°. indien het akkoord door bedrog, door begunstiging van één of meer schuldeisers of met behulp van andere oneerlijke middelen is tot stand gekomen, onverschillig of de schuldenaar dan wel een ander daartoe heeft medegewerkt; 4°. indien het loon en de verschotten van de deskundigen en de bewindvoerders niet in handen van de bewindvoerders zijn gestort of daarvoor zekerheid is gesteld.

3. Zij kan ook op andere gronden en ook ambtshalve de homologatie weigeren.

4. De rechtbank, de homologatie weigerende, kan bij dezelfde beschikking de schuldenaar in staat van faillissement verklaren. Wordt het faillissement niet uitgesproken, dan eindigt de surseance zodra de beschikking, waarbij de homologatie geweigerd is, in kracht van gewijsde is gegaan. Van deze beëindiging doen de bewindvoerders aankondiging op de in artikel 216 voorgeschreven wijze.

5. In afwijking van het vierde lid stelt de rechtbank De Nederlandsche Bank N.V. in staat te worden gehoord alvorens een moedermaatschappij met zetel in Nederland van een verzekeraar als bedoeld in artikel 213abis, eerste lid, in staat van faillissement te verklaren.

6. De artikelen 154-156 en 160 vinden overeenkomstige toepassing.

Uitleg in duidelijke taal

1. De rechtbank geeft zo spoedig mogelijk haar met redenen omklede beschikking.

Dit betekent dat de rechtbank zo snel als mogelijk een beslissing (beschikking) moet nemen en deze beslissing van een motivering (redenen) moet voorzien.

2. Zij zal de homologatie weigeren:

De rechtbank is verplicht de goedkeuring (homologatie) van het akkoord te weigeren in de volgende gevallen:

1°. indien de baten van de boedel de bij het akkoord bedongen som te boven gaan;

Dit houdt in dat de homologatie wordt geweigerd als de bezittingen (baten) van de schuldenaar (de boedel) meer waard zijn dan het bedrag dat in het akkoord is afgesproken (bedongen som).

2°. indien de nakoming van het akkoord niet voldoende is gewaarborgd;

Dit betekent dat de homologatie wordt geweigerd als er onvoldoende zekerheid (waarborg) is dat de schuldenaar het akkoord zal nakomen.

3°. indien het akkoord door bedrog, door begunstiging van één of meer schuldeisers of met behulp van andere oneerlijke middelen is tot stand gekomen, onverschillig of de schuldenaar dan wel een ander daartoe heeft medegewerkt;

Dit houdt in dat de homologatie wordt geweigerd als het akkoord tot stand is gekomen door fraude (bedrog), door het voortrekken (begunstiging) van een of meerdere schuldeisers, of door gebruik van andere oneerlijke methoden. Het maakt hierbij niet uit (onverschillig) of de schuldenaar zelf of een andere persoon hieraan heeft meegewerkt.

4°. indien het loon en de verschotten van de deskundigen en de bewindvoerders niet in handen van de bewindvoerders zijn gestort of daarvoor zekerheid is gesteld.

Dit betekent dat de homologatie wordt geweigerd als de betaling (loon) en de gemaakte kosten (verschotten) van de ingeschakelde experts (deskundigen) en de bewindvoerders niet aan de bewindvoerders zijn betaald (gestort) of als er geen garantie (zekerheid) voor deze betaling is gegeven.

3. Zij kan ook op andere gronden en ook ambtshalve de homologatie weigeren.

De rechtbank heeft de bevoegdheid om de homologatie ook om andere redenen (gronden) te weigeren, en kan dit ook uit eigen beweging (ambtshalve) doen, dus zonder dat een partij hierom vraagt.

4. De rechtbank, de homologatie weigerende, kan bij dezelfde beschikking de schuldenaar in staat van faillissement verklaren. Wordt het faillissement niet uitgesproken, dan eindigt de surseance zodra de beschikking, waarbij de homologatie geweigerd is, in kracht van gewijsde is gegaan. Van deze beëindiging doen de bewindvoerders aankondiging op de in artikel 216 voorgeschreven wijze.

Indien de rechtbank de homologatie weigert, kan zij in dezelfde uitspraak (beschikking) de schuldenaar failliet verklaren. Als de rechtbank de schuldenaar niet failliet verklaart, dan stopt de surseance van betaling (eindigt de surseance) op het moment dat de beslissing waarmee de homologatie is geweigerd, definitief is geworden en niet meer kan worden aangevochten (in kracht van gewijsde is gegaan). De bewindvoerders moeten deze beëindiging van de surseance bekendmaken (aankondiging doen) op de manier die in artikel 216 is bepaald.

5. In afwijking van het vierde lid stelt de rechtbank De Nederlandsche Bank N.V. in staat te worden gehoord alvorens een moedermaatschappij met zetel in Nederland van een verzekeraar als bedoeld in artikel 213abis, eerste lid, in staat van faillissement te verklaren.

Anders dan bepaald in het vierde lid, geeft de rechtbank De Nederlandsche Bank N.V. de gelegenheid haar mening te geven (in staat te worden gehoord) voordat de rechtbank een moedermaatschappij die in Nederland is gevestigd (met zetel in Nederland) en die de moedermaatschappij is van een verzekeraar zoals omschreven in artikel 213abis, eerste lid, failliet verklaart.

6. De artikelen 154-156 en 160 vinden overeenkomstige toepassing.

Dit betekent dat de bepalingen van de artikelen 154 tot en met 156 en artikel 160 op een vergelijkbare manier van toepassing zijn in deze situatie.