Terug naar bibliotheek
Titel II. Van surseance van betaling
Tweede afdeling. Van het akkoord
Artikel 268a

Artikel 268a (Rechter-commissaris vaststelling akkoord ondanks onredelijke tegenstemmen)

Laatste versie

In afwijking van artikel 268 kan de rechter-commissaris op verzoek van de schuldenaar of de bewindvoerder bij gemotiveerde beschikking een aangeboden akkoord vaststellen als ware het aangenomen, indien: a. drie vierde van de ter vergadering verschenen erkende en toegelaten schuldeisers voor het akkoord hebben gestemd; en b. de verwerping van het akkoord het gevolg is van het tegenstemmen van een of meer schuldeisers die, alle omstandigheden in aanmerking genomen en in het bijzonder het percentage dat die schuldeisers, zou de boedel worden vereffend, naar verwachting aan betaling op hun vordering zullen ontvangen, in redelijkheid niet tot dit stemgedrag hebben kunnen komen.

Uitleg in duidelijke taal

In afwijking van artikel 268 kan de rechter-commissaris op verzoek van de schuldenaar of de bewindvoerder bij gemotiveerde beschikking een aangeboden akkoord vaststellen als ware het aangenomen, indien:

Dit artikel bepaalt dat, in afwijking van artikel 268, de rechter-commissaris de bevoegdheid heeft om, op verzoek van de schuldenaar of de bewindvoerder, een aangeboden akkoord door middel van een gemotiveerde beschikking vast te stellen alsof het aangenomen was. Dit kan indien aan de volgende voorwaarden is voldaan:

a. drie vierde van de ter vergadering verschenen erkende en toegelaten schuldeisers voor het akkoord hebben gestemd; en

De eerste voorwaarde is dat minimaal drie vierde van de schuldeisers die bij de vergadering aanwezig waren en wier vorderingen erkend en toegelaten zijn, vóór het akkoord hebben gestemd; en

b. de verwerping van het akkoord het gevolg is van het tegenstemmen van een of meer schuldeisers die, alle omstandigheden in aanmerking genomen en in het bijzonder het percentage dat die schuldeisers, zou de boedel worden vereffend, naar verwachting aan betaling op hun vordering zullen ontvangen, in redelijkheid niet tot dit stemgedrag hebben kunnen komen.

De tweede voorwaarde is dat de afwijzing (verwerping) van het akkoord veroorzaakt is doordat een of meer schuldeisers tegen hebben gestemd, terwijl deze schuldeisers – na afweging van alle omstandigheden, en met name kijkend naar het percentage dat zij waarschijnlijk zouden ontvangen als de boedel zou worden geliquideerd (vereffend) – redelijkerwijs niet tot dit stemgedrag (tegenstemmen) hadden mogen komen.