Artikel 255 (Vaststelling termijnen procedure surseanceakkoord)
1. Indien het ontwerp van akkoord tegelijk met het verzoekschrift tot verlening van surseance ter griffie is nedergelegd, kan de rechtbank, de rechter-commissaris en bewindvoerders gehoord, gelasten, dat de in artikel 218 bedoelde behandeling van het verzoek niet zal plaats hebben, in welk geval zij tevens zal vaststellen:
1°. de dag, waarop uiterlijk de schuldvorderingen, ten aanzien waarvan de surseance werkt, bij de bewindvoerders moeten worden ingediend; 2°. dag en uur, waarop over het aangeboden akkoord ten overstaan van de rechter-commissaris zal worden geraadpleegd en beslist.
2. Tussen de dagen, onder 1°. en 2°. vermeld, moeten ten minste veertien dagen verlopen.
3. Indien de rechtbank van deze bevoegdheid geen gebruik maakt of het ontwerp van akkoord niet tegelijk met het verzoekschrift tot het verlenen van surseance ter griffie is nedergelegd, zal de rechtbank, de rechter-commissaris en bewindvoerders gehoord, de dagen en uren, in het eerste lid bedoeld, vaststellen zodra de beschikking, waarbij de surseance definitief is verleend, kracht van gewijsde heeft verkregen of, indien het ontwerp van akkoord eerst daarna ter griffie is nedergelegd, dadelijk na die nederlegging.
Details
[Wijziging(en) op nader te bepalen datum(s); laatste bekendgemaakt in 2016. Zie het overzicht van wijzigingen]
Uitleg in duidelijke taal
1. Indien het ontwerp van akkoord tegelijk met het verzoekschrift tot verlening van surseance ter griffie is nedergelegd, kan de rechtbank, de rechter-commissaris en bewindvoerders gehoord, gelasten, dat de in artikel 218 bedoelde behandeling van het verzoek niet zal plaats hebben, in welk geval zij tevens zal vaststellen:
Dit betekent dat als het ontwerp van akkoord
gelijktijdig met het verzoekschrift tot verlening van surseance
bij de griffie
is ingediend (nedergelegd
), de rechtbank
– na de rechter-commissaris
en bewindvoerders
te hebben gehoord – kan bevelen (gelasten
) dat de behandeling van het verzoek, zoals bedoeld in artikel 218, niet doorgaat. In dat geval zal de rechtbank ook het volgende vaststellen:
1°. de dag, waarop uiterlijk de schuldvorderingen, ten aanzien waarvan de surseance werkt, bij de bewindvoerders moeten worden ingediend;
Dit betreft de uiterste datum (de dag, waarop uiterlijk
) waarop de schuldvorderingen
waarvoor de surseance werkt
, moeten zijn ingediend bij de bewindvoerders
.
2°. dag en uur, waarop over het aangeboden akkoord ten overstaan van de rechter-commissaris zal worden geraadpleegd en beslist.
Dit betreft de specifieke dag en het tijdstip (dag en uur
) waarop ten overstaan van de rechter-commissaris
zal worden overlegd (geraadpleegd
) en een beslissing zal worden genomen (beslist
) over het aangeboden akkoord
.
2. Tussen de dagen, onder 1°. en 2°. vermeld, moeten ten minste veertien dagen verlopen.
Dit betekent dat er minimaal veertien dagen moeten zitten tussen de datum genoemd onder 1° (uiterste indieningsdatum schuldvorderingen) en de datum genoemd onder 2° (dag van beraadslaging en beslissing over het akkoord).
3. Indien de rechtbank van deze bevoegdheid geen gebruik maakt of het ontwerp van akkoord niet tegelijk met het verzoekschrift tot het verlenen van surseance ter griffie is nedergelegd, zal de rechtbank, de rechter-commissaris en bewindvoerders gehoord, de dagen en uren, in het eerste lid bedoeld, vaststellen zodra de beschikking, waarbij de surseance definitief is verleend, kracht van gewijsde heeft verkregen of, indien het ontwerp van akkoord eerst daarna ter griffie is nedergelegd, dadelijk na die nederlegging.
Dit betekent dat als de rechtbank
geen gebruik maakt van de mogelijkheid beschreven in het eerste lid (dus de behandeling van het verzoek ex artikel 218 wel doorgaat), of als het ontwerp van akkoord
niet gelijktijdig met het verzoekschrift tot het verlenen van surseance
bij de griffie
is ingediend (nedergelegd
), de rechtbank
– na de rechter-commissaris
en bewindvoerders
te hebben gehoord – de dagen en uren zoals bedoeld in het eerste lid (voor indiening schuldvorderingen en behandeling akkoord) zal vaststellen
. Dit gebeurt zodra de beschikking
waarbij de surseance definitief is verleend
, onherroepelijk is geworden (kracht van gewijsde heeft verkregen
). Als het ontwerp van akkoord
pas na dit moment ter griffie wordt nedergelegd
, dan stelt de rechtbank deze dagen en uren onmiddellijk (dadelijk
) na die indiening vast.