Artikel 250 (Vaststelling en voorrang loon en verschotten)
1. Het loon van de deskundigen, benoemd ingevolge de bepaling van artikel 226, en van de bewindvoerders wordt bepaald door de rechtbank en bij voorrang voldaan.
2. Dit laatste is ook van toepassing op hun verschotten en op die, door de griffier ten gevolge van de bepalingen van deze titel gedaan.
3. De rechtbank stelt het loon van de bewindvoerder vast aan de hand van uitgangspunten waarin het belang van een efficiënte behandeling van de surseance tot uitdrukking komt. Overweegt de rechtbank om af te wijken van een voorstel van de bewindvoerder tot vaststelling van zijn loon of stemt de rechter-commissaris niet met een dergelijk voorstel in, dan beslist de rechtbank niet over het loon van de bewindvoerder dan nadat zij de bewindvoerder op een door haar nader te bepalen wijze en binnen een door haar te bepalen termijn in de gelegenheid heeft gesteld een zienswijze te geven.
Uitleg in duidelijke taal
1. Het loon van de deskundigen, benoemd ingevolge de bepaling van artikel 226, en van de bewindvoerders wordt bepaald door de rechtbank en bij voorrang voldaan.
Dit betekent dat de rechtbank het loon vaststelt voor de deskundigen, die zijn benoemd op grond van de bepaling van artikel 226, en voor de bewindvoerders. Dit loon wordt door de rechtbank bepaald en moet met voorrang worden betaald.
2. Dit laatste is ook van toepassing op hun verschotten en op die, door de griffier ten gevolge van de bepalingen van deze titel gedaan.
Dit betekent dat de regel dat betaling bij voorrang geschiedt (dit laatste), eveneens van toepassing is op de door de deskundigen en bewindvoerders gemaakte kosten (hun verschotten). Deze voorrang geldt ook voor de kosten die door de griffier zijn gemaakt als gevolg van de bepalingen van deze titel (Titel II. Van surseance van betaling).
3. De rechtbank stelt het loon van de bewindvoerder vast aan de hand van uitgangspunten waarin het belang van een efficiënte behandeling van de surseance tot uitdrukking komt. Overweegt de rechtbank om af te wijken van een voorstel van de bewindvoerder tot vaststelling van zijn loon of stemt de rechter-commissaris niet met een dergelijk voorstel in, dan beslist de rechtbank niet over het loon van de bewindvoerder dan nadat zij de bewindvoerder op een door haar nader te bepalen wijze en binnen een door haar te bepalen termijn in de gelegenheid heeft gesteld een zienswijze te geven.
Dit betekent dat de rechtbank het loon van de bewindvoerder vaststelt op basis van uitgangspunten die het belang van een efficiënte behandeling van de surseance benadrukken. Als de rechtbank overweegt om af te wijken van een voorstel van de bewindvoerder voor de vaststelling van zijn loon, of als de rechter-commissaris niet instemt met zo'n voorstel, dan beslist de rechtbank pas over het loon van de bewindvoerder nadat zij de bewindvoerder de gelegenheid heeft gegeven om zijn zienswijze te presenteren. De rechtbank bepaalt op welke manier en binnen welke termijn de bewindvoerder deze zienswijze kan geven.
Gerelateerde rechtspraak
ECLI:NL:HR:2016:199 - Rabobank/Verdonk q.q.: Rangorde boedelschulden bij onrechtmatige incasso door curator
De Hoge Raad oordeelt dat de vordering van een pandhouder op de boedel, ontstaan door onrechtmatige incasso van verpande vorderingen door de curator, een boedelvordering met voorrang is. In een negatieve boedel gaan de algemene faillissementskosten, inclusief het salaris van de curator, echter voor.