Artikel 247b (Rechtsmiddelen intrekking surseance en schuldsanering)
1. Tegen het vonnis, houdende uitspraak tot de intrekking van de voorlopig verleende surseance en tot de toepassing van de schuldsaneringsregeling, kunnen noch door schuldeisers noch door andere belanghebbenden rechtsmiddelen worden ingesteld.
2. Indien het verzoek tot de toepassing van de schuldsaneringsregeling is afgewezen, heeft de schuldenaar gedurende acht dagen na de dag van de uitspraak het recht van hoger beroep. Het hoger beroep wordt ingesteld door indiening van een verzoek ter griffie van het gerechtshof, dat van de zaak kennis moet nemen. De griffier van het gerechtshof geeft van die indiening onverwijld kennis aan de griffier van de rechtbank.
3. De voorzitter bepaalt terstond dag en uur voor de behandeling, welke zal moeten plaatshebben binnen twintig dagen na de dag van de indiening van het verzoek. De uitspraak vindt niet later plaats dan op de achtste dag na die van de behandeling van het verzoek ter zitting. Van het arrest van het gerechtshof wordt door de griffier onverwijld mededeling gedaan aan de griffier van de rechtbank.
4. De schuldenaar kan van de uitspraak van het gerechtshof gedurende acht dagen na die van de uitspraak in cassatie komen. Het beroep in cassatie wordt ingesteld door indiening van een verzoek ter griffie van de Hoge Raad. De voorzitter bepaalt terstond dag en uur voor de behandeling. De griffier van de Hoge Raad geeft van het beroep in cassatie en van de uitspraak van de Hoge Raad onverwijld kennis aan de griffier van de rechtbank.
5. Zolang niet op het verzoek bedoeld in artikel 247a, tweede lid, is beslist en, indien de schuldsaneringsregeling niet is uitgesproken, hangende het hoger beroep of de cassatie, kan de surseance van betaling niet definitief worden verleend en kan geen raadpleging over een akkoord plaatshebben.
Uitleg in duidelijke taal
1. Tegen het vonnis, houdende uitspraak tot de intrekking van de voorlopig verleende surseance en tot de toepassing van de schuldsaneringsregeling, kunnen noch door schuldeisers noch door andere belanghebbenden rechtsmiddelen worden ingesteld.
Dit betekent letterlijk: Wanneer er een vonnis is dat zowel de intrekking van de voorlopig verleende surseance van betaling inhoudt als de toepassing van de schuldsaneringsregeling, dan kunnen schuldeisers en andere belanghebbenden hiertegen geen rechtsmiddelen (zoals hoger beroep of cassatie) instellen.
2. Indien het verzoek tot de toepassing van de schuldsaneringsregeling is afgewezen, heeft de schuldenaar gedurende acht dagen na de dag van de uitspraak het recht van hoger beroep. Het hoger beroep wordt ingesteld door indiening van een verzoek ter griffie van het gerechtshof, dat van de zaak kennis moet nemen. De griffier van het gerechtshof geeft van die indiening onverwijld kennis aan de griffier van de rechtbank.
Dit betekent letterlijk: Als het verzoek om de schuldsaneringsregeling toe te passen is afgewezen, dan heeft de schuldenaar acht dagen de tijd, gerekend vanaf de dag na de uitspraak, om in hoger beroep te gaan. Dit hoger beroep moet worden gestart door een verzoek in te dienen bij de griffie van het gerechtshof dat de zaak zal behandelen. De griffier van dit gerechtshof informeert de griffier van de rechtbank onmiddellijk (onverwijld) over deze indiening.
3. De voorzitter bepaalt terstond dag en uur voor de behandeling, welke zal moeten plaatshebben binnen twintig dagen na de dag van de indiening van het verzoek. De uitspraak vindt niet later plaats dan op de achtste dag na die van de behandeling van het verzoek ter zitting. Van het arrest van het gerechtshof wordt door de griffier onverwijld mededeling gedaan aan de griffier van de rechtbank.
Dit betekent letterlijk: De voorzitter stelt direct (terstond) de datum en tijd vast voor de behandeling van het hoger beroep. Deze behandeling moet plaatsvinden binnen twintig dagen na de dag waarop het verzoek is ingediend. De uitspraak van het gerechtshof moet uiterlijk op de achtste dag na de zitting waarin het verzoek is behandeld, worden gedaan. De griffier van het gerechtshof stelt de griffier van de rechtbank onmiddellijk (onverwijld) op de hoogte van het arrest (de uitspraak) van het gerechtshof.
4. De schuldenaar kan van de uitspraak van het gerechtshof gedurende acht dagen na die van de uitspraak in cassatie komen. Het beroep in cassatie wordt ingesteld door indiening van een verzoek ter griffie van de Hoge Raad. De voorzitter bepaalt terstond dag en uur voor de behandeling. De griffier van de Hoge Raad geeft van het beroep in cassatie en van de uitspraak van de Hoge Raad onverwijld kennis aan de griffier van de rechtbank.
Dit betekent letterlijk: De schuldenaar heeft acht dagen de tijd, gerekend vanaf de dag na de uitspraak van het gerechtshof, om in cassatie te gaan tegen deze uitspraak. Het beroep in cassatie wordt gestart door een verzoek in te dienen bij de griffie van de Hoge Raad. De voorzitter van de Hoge Raad stelt direct (terstond) de datum en tijd vast voor de behandeling. De griffier van de Hoge Raad informeert de griffier van de rechtbank onmiddellijk (onverwijld) over het ingestelde beroep in cassatie en over de uitspraak van de Hoge Raad.
5. Zolang niet op het verzoek bedoeld in artikel 247a, tweede lid, is beslist en, indien de schuldsaneringsregeling niet is uitgesproken, hangende het hoger beroep of de cassatie, kan de surseance van betaling niet definitief worden verleend en kan geen raadpleging over een akkoord plaatshebben.
Dit betekent letterlijk: Zolang er nog geen beslissing is genomen over het verzoek zoals genoemd in artikel 247a, tweede lid, en (als de schuldsaneringsregeling niet is uitgesproken) zolang het hoger beroep of de cassatie nog loopt (hangende is), kan de surseance van betaling niet definitief worden toegekend. Ook kan er in die periode geen overleg (raadpleging) plaatsvinden over een eventueel akkoord met de schuldeisers.