Artikel 237b (Continuïteit nutsvoorzieningen bij surseance)
1. Een wederpartij is niet bevoegd de nakoming van zijn verbintenis die voortvloeit uit een overeenkomst tot het geregeld afleveren van gas, water, elektriciteit of verwarming, benodigd voor de eerste levensbehoeften of voor het voortzetten van de door de schuldenaar gedreven onderneming, jegens de schuldenaar op te schorten wegens het door de schuldenaar niet nakomen van een vóór de surseance ontstane verbintenis tot betaling van een geldsom.
2. Een tekortkoming door de schuldenaar in de nakoming van een verbintenis als in het eerste lid bedoeld, die plaatsvond vóór de verlening van de surseance, levert geen grond op voor ontbinding van een overeenkomst als bedoeld in het eerste lid.
3. Een beroep door de wederpartij op een beding dat verlening van de surseance, de aanvraag van de surseance of het leggen van beslag grond oplevert voor ontbinding van een overeenkomst als bedoeld in het eerste lid, dan wel dat die overeenkomst daardoor van rechtswege zal zijn ontbonden, is slechts toegelaten met goedvinden van de schuldenaar en de bewindvoerder.
Uitleg in duidelijke taal
1. Een wederpartij is niet bevoegd de nakoming van zijn verbintenis die voortvloeit uit een overeenkomst tot het geregeld afleveren van gas, water, elektriciteit of verwarming, benodigd voor de eerste levensbehoeften of voor het voortzetten van de door de schuldenaar gedreven onderneming, jegens de schuldenaar op te schorten wegens het door de schuldenaar niet nakomen van een vóór de surseance ontstane verbintenis tot betaling van een geldsom.
Dit betekent dat een contractpartij (de wederpartij) niet het recht heeft om de uitvoering van haar verplichting (nakoming van zijn verbintenis) tot het regelmatig leveren van gas, water, elektriciteit of verwarming op te schorten. Dit geldt wanneer deze leveringen essentieel zijn voor de basisbehoeften (eerste levensbehoeften) of voor de continuering van het bedrijf (voortzetten van de door de schuldenaar gedreven onderneming) van de schuldenaar. De reden voor opschorting mag niet zijn dat de schuldenaar een betalingsverplichting (verbintenis tot betaling van een geldsom) die ontstaan is vóór de periode van surseance van betaling, niet is nagekomen.
2. Een tekortkoming door de schuldenaar in de nakoming van een verbintenis als in het eerste lid bedoeld, die plaatsvond vóór de verlening van de surseance, levert geen grond op voor ontbinding van een overeenkomst als bedoeld in het eerste lid.
Dit houdt in dat als de schuldenaar een verplichting, zoals genoemd in het eerste lid (betreffende de levering van gas, water, elektriciteit of verwarming), niet is nagekomen (tekortkoming) vóórdat de surseance van betaling werd verleend, dit geen geldige reden (geen grond) is om de desbetreffende overeenkomst te beëindigen (ontbinding).
3. Een beroep door de wederpartij op een beding dat verlening van de surseance, de aanvraag van de surseance of het leggen van beslag grond oplevert voor ontbinding van een overeenkomst als bedoeld in het eerste lid, dan wel dat die overeenkomst daardoor van rechtswege zal zijn ontbonden, is slechts toegelaten met goedvinden van de schuldenaar en de bewindvoerder.
Dit stelt dat wanneer de wederpartij zich beroept op een contractuele bepaling (beding) die stelt dat de verlening van surseance van betaling, de aanvraag daartoe, of het leggen van beslag een reden (grond) is voor het beëindigen (ontbinding) van een overeenkomst zoals bedoeld in het eerste lid, of dat de overeenkomst hierdoor automatisch (van rechtswege) wordt beëindigd, dit beroep alleen is toegestaan als zowel de schuldenaar als de bewindvoerder hiermee instemmen (goedvinden).