Artikel 236 (Wederkerige overeenkomsten bij surseance)
1. Indien een wederkerige overeenkomst bij de aanvang van de surseance zowel door de schuldenaar als door zijn wederpartij in het geheel niet of slechts gedeeltelijk is nagekomen en de schuldenaar en de bewindvoerder zich niet binnen een hun daartoe schriftelijk door de wederpartij gestelde redelijke termijn bereid verklaren de overeenkomst gestand te doen, verliezen zij het recht hunnerzijds nakoming van de overeenkomst te vorderen.
2. Indien de schuldenaar en de bewindvoerder zich wel tot nakoming van de overeenkomst bereid verklaren, zijn zij verplicht desverlangd voor deze nakoming zekerheid te stellen.
3. De vorige leden zijn niet van toepassing op overeenkomsten waarbij de schuldenaar slechts verbintenissen op zich heeft genomen tot door hem persoonlijk te verrichten handelingen.
Uitleg in duidelijke taal
1. Indien een wederkerige overeenkomst bij de aanvang van de surseance zowel door de schuldenaar als door zijn wederpartij in het geheel niet of slechts gedeeltelijk is nagekomen en de schuldenaar en de bewindvoerder zich niet binnen een hun daartoe schriftelijk door de wederpartij gestelde redelijke termijn bereid verklaren de overeenkomst gestand te doen, verliezen zij het recht hunnerzijds nakoming van de overeenkomst te vorderen.
Dit lid bepaalt dat als een wederkerige overeenkomst aan het begin van de surseance van betaling nog niet volledig is nagekomen door zowel de schuldenaar als zijn wederpartij, en als de schuldenaar en de bewindvoerder niet binnen een redelijke termijn die de wederpartij schriftelijk heeft gesteld, verklaren dat zij de overeenkomst zullen nakomen (gestand doen), zij dan het recht verliezen om van hun kant nakoming van die overeenkomst te eisen.
2. Indien de schuldenaar en de bewindvoerder zich wel tot nakoming van de overeenkomst bereid verklaren, zijn zij verplicht desverlangd voor deze nakoming zekerheid te stellen.
Dit lid stelt dat wanneer de schuldenaar en de bewindvoerder wél verklaren bereid te zijn de overeenkomst na te komen, zij verplicht zijn om, indien de wederpartij dit verlangt (desverlangd), zekerheid te bieden voor deze nakoming.
3. De vorige leden zijn niet van toepassing op overeenkomsten waarbij de schuldenaar slechts verbintenissen op zich heeft genomen tot door hem persoonlijk te verrichten handelingen.
Dit lid preciseert dat de bepalingen van de twee voorgaande leden niet gelden voor overeenkomsten waarin de schuldenaar uitsluitend verplichtingen is aangegaan die inhouden dat hij persoonlijk handelingen moet verrichten.