Artikel 230 (Schorsing betaling en executies, verval beslagen)
1. Gedurende de surseance kan de schuldenaar niet tot betaling zijner in artikel 233 bedoelde schulden worden genoodzaakt en blijven alle tot verhaal van die schulden aangevangen executies geschorst.
2. De gelegde beslagen vervallen en de schuldenaar, die zich in gijzeling bevindt, wordt daaruit ontslagen, zodra de uitspraak, houdende definitieve verlening der surseance of homologatie van het akkoord, in kracht van gewijsde is gegaan, beide tenzij de rechtbank op verzoek van de bewindvoerders reeds een vroeger tijdstip daarvoor heeft bepaald. De inschrijving van een desbetreffende, op verzoek van de bewindvoerders af te geven verklaring van de rechter-commissaris, machtigt de bewaarder van de openbare registers tot doorhaling.
3. Het in de voorgaande leden bepaalde vindt geen toepassing ten aanzien van executies en beslagen ten behoeve van vorderingen waaraan voorrang is verbonden, voorzover het de goederen betreft, waarop de voorrang rust.
4. Ter zake van schulden waarvoor het eerste lid geldt, is artikel 36 van overeenkomstige toepassing.
Uitleg in duidelijke taal
1. Gedurende de surseance kan de schuldenaar niet tot betaling zijner in artikel 233 bedoelde schulden worden genoodzaakt en blijven alle tot verhaal van die schulden aangevangen executies geschorst.
Dit betekent dat zolang de surseance van betaling van kracht is, de schuldenaar niet gedwongen kan worden om de schulden te betalen die in artikel 233 worden genoemd. Bovendien worden alle executies (dwangmaatregelen om betaling te verkrijgen) die al waren gestart om deze schulden te verhalen, tijdelijk stopgezet (geschorst).
2. De gelegde beslagen vervallen en de schuldenaar, die zich in gijzeling bevindt, wordt daaruit ontslagen, zodra de uitspraak, houdende definitieve verlening der surseance of homologatie van het akkoord, in kracht van gewijsde is gegaan, beide tenzij de rechtbank op verzoek van de bewindvoerders reeds een vroeger tijdstip daarvoor heeft bepaald. De inschrijving van een desbetreffende, op verzoek van de bewindvoerders af te geven verklaring van de rechter-commissaris, machtigt de bewaarder van de openbare registers tot doorhaling.
Dit houdt in dat beslagen die al gelegd waren, komen te vervallen. Een schuldenaar die vanwege schulden in gijzeling (gevangenhouding) is genomen, wordt daaruit vrijgelaten. Dit gebeurt zodra de rechterlijke uitspraak waarbij de surseance definitief wordt verleend, of waarbij een akkoord met schuldeisers wordt goedgekeurd (homologatie), onherroepelijk is geworden (in kracht van gewijsde is gegaan). Een uitzondering hierop is als de rechtbank, op verzoek van de bewindvoerders, al een eerder moment heeft vastgesteld voor het vervallen van beslagen en ontslag uit gijzeling. De inschrijving van een verklaring hierover, die de rechter-commissaris op verzoek van de bewindvoerders afgeeft, geeft de bewaarder van de openbare registers toestemming om de betreffende inschrijvingen van beslagen te verwijderen (doorhaling).
3. Het in de voorgaande leden bepaalde vindt geen toepassing ten aanzien van executies en beslagen ten behoeve van vorderingen waaraan voorrang is verbonden, voorzover het de goederen betreft, waarop de voorrang rust.
Dit stelt dat de regels uit de vorige leden (lid 1 en 2) niet gelden voor executies en beslagen die zijn gelegd voor vorderingen met een voorrangsrecht. Dit geldt specifiek voor de goederen waarop dat voorrangsrecht betrekking heeft (rust).
4. Ter zake van schulden waarvoor het eerste lid geldt, is artikel 36 van overeenkomstige toepassing.
Dit betekent dat voor de schulden genoemd in het eerste lid, artikel 36 van deze wet op een vergelijkbare wijze (van overeenkomstige toepassing) geldt.