Artikel 212ha (Faillissementsaanvraag bank DNB Afwikkelingsraad eigen aangifte)
1. Indien De Nederlandsche Bank N.V. of de Afwikkelingsraad, genoemd in artikel 42 van de verordening gemeenschappelijk afwikkelingsmechanisme, naar gelang welke autoriteit bevoegd is, oordeelt ten aanzien van een bank dat aan de voorwaarden, bedoeld in artikel 18, eerste lid, onderdelen a en b, van de verordening gemeenschappelijk afwikkelingsmechanisme is voldaan, maar dat een afwikkelingsmaatregel niet in het algemeen belang, bedoeld in onderdeel c van dat artikel, is, verzoekt De Nederlandsche Bank N.V. binnen een redelijke termijn de rechtbank Amsterdam het faillissement van de bank uit te spreken.
2. Een ander dan De Nederlandsche Bank N.V. kan niet het faillissement van een bank die een door de Europese Centrale Bank of De Nederlandsche Bank N.V. verleende vergunning heeft aanvragen.
3. Een bank die een door de Europese Centrale Bank of De Nederlandsche Bank N.V. verleende vergunning heeft kan aangifte doen van haar eigen faillissement. In dat geval stelt de rechtbank de Europese Centrale Bank of De Nederlandsche Bank N.V., al naar gelang de bevoegdheidsverdeling op grond van de artikelen 4 en 6 van de verordening bankentoezicht, in staat te worden gehoord alvorens te beslissen op de aangifte.
Uitleg in duidelijke taal
1. Indien De Nederlandsche Bank N.V. of de Afwikkelingsraad, genoemd in artikel 42 van de verordening gemeenschappelijk afwikkelingsmechanisme, naar gelang welke autoriteit bevoegd is, oordeelt ten aanzien van een bank dat aan de voorwaarden, bedoeld in artikel 18, eerste lid, onderdelen a en b, van de verordening gemeenschappelijk afwikkelingsmechanisme is voldaan, maar dat een afwikkelingsmaatregel niet in het algemeen belang, bedoeld in onderdeel c van dat artikel, is, verzoekt De Nederlandsche Bank N.V. binnen een redelijke termijn de rechtbank Amsterdam het faillissement van de bank uit te spreken.
Dit betekent letterlijk: Als De Nederlandsche Bank N.V. of de Afwikkelingsraad (genoemd in artikel 42 van de verordening gemeenschappelijk afwikkelingsmechanisme), afhankelijk van welke van deze autoriteiten bevoegd is, over een bank oordeelt dat voldaan is aan de voorwaarden die genoemd worden in artikel 18, eerste lid, onderdelen a en b, van de verordening gemeenschappelijk afwikkelingsmechanisme, maar tevens oordeelt dat een afwikkelingsmaatregel niet in het algemeen belang is (zoals bedoeld in onderdeel c van datzelfde artikel), dan moet De Nederlandsche Bank N.V. binnen een redelijke termijn de rechtbank Amsterdam verzoeken om het faillissement van die bank uit te spreken.
2. Een ander dan De Nederlandsche Bank N.V. kan niet het faillissement van een bank die een door de Europese Centrale Bank of De Nederlandsche Bank N.V. verleende vergunning heeft aanvragen.
Dit betekent letterlijk: Niemand anders dan De Nederlandsche Bank N.V. heeft de bevoegdheid om het faillissement aan te vragen van een bank die beschikt over een vergunning die is verleend door de Europese Centrale Bank of door De Nederlandsche Bank N.V.
3. Een bank die een door de Europese Centrale Bank of De Nederlandsche Bank N.V. verleende vergunning heeft kan aangifte doen van haar eigen faillissement. In dat geval stelt de rechtbank de Europese Centrale Bank of De Nederlandsche Bank N.V., al naar gelang de bevoegdheidsverdeling op grond van de artikelen 4 en 6 van de verordening bankentoezicht, in staat te worden gehoord alvorens te beslissen op de aangifte.
Dit betekent letterlijk: Een bank die een vergunning heeft gekregen van de Europese Centrale Bank of van De Nederlandsche Bank N.V. mag zelf aangifte doen van haar eigen faillissement. Wanneer dit gebeurt, geeft de rechtbank de Europese Centrale Bank of De Nederlandsche Bank N.V. de gelegenheid om gehoord te worden voordat de rechtbank een beslissing neemt over de faillissementsaangifte. De keuze tussen de Europese Centrale Bank of De Nederlandsche Bank N.V. hangt af van hoe de bevoegdheden verdeeld zijn op basis van artikelen 4 en 6 van de verordening bankentoezicht.