Terug naar bibliotheek
Titel I. Van faillissement
Vierde afdeling. Van de voorzieningen na de faillietverklaring en van het beheer des curators
Artikel 106

Artikel 106 (Toepassing bepalingen bestuurders commissarissen faillissement rechtspersonen vennootschappen)

Laatste versie

1. Bij het faillissement van een rechtspersoon zijn de bepalingen van de artikelen 87 tot en met 92, 105, eerste en tweede lid, alsmede 105a, eerste en tweede lid, op bestuurders en commissarissen toepasselijk alsmede op eenieder die in de drie jaar voorafgaande aan het faillissement bestuurder of commissaris was.

2. Met een bestuurder wordt voor de toepassing van het eerste lid gelijkgesteld:

a. degene die het beleid van de rechtspersoon heeft bepaald of mede heeft bepaald als ware hij bestuurder; b. de bestuurder van een of meer rechtspersonen alsmede de vennoot van een of meer vennootschappen onder firma of commanditaire vennootschappen die bestuurder is of zijn van de failliete rechtspersoon.

3. Bij het faillissement van een vennootschap onder firma of een commanditaire vennootschap zijn de eerste twee leden van overeenkomstige toepassing.

Uitleg in duidelijke taal

1. Bij het faillissement van een rechtspersoon zijn de bepalingen van de artikelen 87 tot en met 92, 105, eerste en tweede lid, alsmede 105a, eerste en tweede lid, op bestuurders en commissarissen toepasselijk alsmede op eenieder die in de drie jaar voorafgaande aan het faillissement bestuurder of commissaris was.

Dit betekent dat wanneer een rechtspersoon failliet gaat, de bepalingen van de artikelen 87 tot en met 92, artikel 105, eerste en tweede lid, en artikel 105a, eerste en tweede lid, van toepassing zijn op de bestuurders en commissarissen. Deze bepalingen zijn eveneens van toepassing op iedere persoon die in de drie jaar direct voorafgaande aan het faillissement bestuurder of commissaris was van die rechtspersoon.

2. Met een bestuurder wordt voor de toepassing van het eerste lid gelijkgesteld:

Dit lid verduidelijkt dat voor de toepassing van het eerste lid bepaalde personen gelijkgesteld worden met een bestuurder. Het betreft de volgende personen:

a. degene die het beleid van de rechtspersoon heeft bepaald of mede heeft bepaald als ware hij bestuurder;

Dit betreft de persoon die het beleid van de rechtspersoon heeft bepaald of mede heeft bepaald alsof hij bestuurder was, ook al was deze persoon niet formeel als zodanig benoemd.

b. de bestuurder van een of meer rechtspersonen alsmede de vennoot van een of meer vennootschappen onder firma of commanditaire vennootschappen die bestuurder is of zijn van de failliete rechtspersoon.

Dit betreft ook:

  • de bestuurder van een of meer andere rechtspersonen, en ook de vennoot van een of meer vennootschappen onder firma of commanditaire vennootschappen, indien die andere rechtspersoon, rechtspersonen, vennootschap of vennootschappen bestuurder is of zijn van de failliete rechtspersoon.

3. Bij het faillissement van een vennootschap onder firma of een commanditaire vennootschap zijn de eerste twee leden van overeenkomstige toepassing.

Dit betekent dat wanneer een vennootschap onder firma of een commanditaire vennootschap failliet gaat, de bepalingen van de eerste twee leden van dit artikel (lid 1 en lid 2, inclusief de daarin genoemde gelijkstellingen met een bestuurder) op een vergelijkbare manier van toepassing zijn.

Gerelateerde rechtspraak

Hoge Raad5x keer aangehaald in latere zaken

ECLI:NL:HR:2016:2997 - Misbruik van bevoegdheid en motiveringsplicht bij faillissementsverhoor door rechter-commissaris

ECLI:NL:HR:2016:299723 december 2016Dit wetsartikel wordt 8 keer genoemd in deze uitspraak

De bevoegdheid van de rechter-commissaris om een faillissementsverhoor te gelasten is ruim, maar wordt begrensd door misbruik van bevoegdheid. In bijzondere omstandigheden, zoals na een finale kwijting en eerdere afzegging, moet de rechter-commissaris motiveren waarom een verhoor alsnog noodzakelijk is.

Civiel RechtInsolventierecht, Burgerlijk Procesrecht
Hoge Raad11x keer aangehaald in latere zaken

ECLI:NL:HR:2014:51

ECLI:NL:HR:2014:5110 januari 2014Dit wetsartikel wordt 1 keer genoemd in deze uitspraak
Hoge Raad8x keer aangehaald in latere zaken

ECLI:NL:HR:2020:2019 - Niet overleggen administratie bewijst niet automatisch bedrieglijke verkorting schuldeisersrechten

ECLI:NL:HR:2020:201915 december 2020Dit wetsartikel wordt 1 keer genoemd in deze uitspraak

Het niet overleggen van de administratie na faillissement is onvoldoende om het opzet op bedrieglijke verkorting van de rechten van schuldeisers te bewijzen. Daarvoor moet vaststaan dat er een aanmerkelijke kans op benadeling ontstond. Een bewezenverklaring kan desondanks in stand blijven bij gebrek aan belang.

StrafrechtFinancieel Economisch Strafrecht, Materieel Strafrecht, Strafprocesrecht
Hoge Raad4x keer aangehaald in latere zaken

ECLI:NL:HR:2021:102

ECLI:NL:HR:2021:10222 januari 2021Dit wetsartikel wordt 1 keer genoemd in deze uitspraak