Artikel 8 (Hoger beroep en verzet na faillietverklaring)
1. De schuldenaar, die in staat van faillissement is verklaard, nadat hij op de aanvraag tot faillietverklaring is gehoord, heeft gedurende acht dagen, na de dag der uitspraak, recht van hoger beroep.
2. Zo hij niet is gehoord, heeft hij gedurende veertien dagen, na de dag der uitspraak, recht van verzet. Indien hij tijdens de uitspraak zich niet binnen het Rijk in Europa bevindt, wordt die termijn verlengd tot een maand.
3. Van het vonnis, op het verzet gewezen, kan hij gedurende acht dagen, na de dag der uitspraak, in hoger beroep komen.
4. Het verzet of hoger beroep wordt ingesteld door indiening van een verzoek ter griffie van het rechtscollege, dat van de zaak kennis moet nemen. De voorzitter bepaalt terstond dag en uur voor de behandeling.
5. De schuldenaar, de schuldeiser die het faillissement heeft verzocht, en, in geval van verzet, de curator, worden opgeroepen op de wijze bepaald in de artikelen 271 tot en met 277 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering.
6. De behandeling geschiedt op de wijze bij artikel 4 voorgeschreven.
Uitleg in duidelijke taal
1. De schuldenaar, die in staat van faillissement is verklaard, nadat hij op de aanvraag tot faillietverklaring is gehoord, heeft gedurende acht dagen, na de dag der uitspraak, recht van hoger beroep.
Dit betekent dat de schuldenaar die failliet is verklaard en die voorafgaand aan die verklaring is gehoord over de aanvraag tot faillietverklaring, gedurende acht dagen na de dag van de uitspraak het recht heeft om in hoger beroep te gaan.
2. Zo hij niet is gehoord, heeft hij gedurende veertien dagen, na de dag der uitspraak, recht van verzet. Indien hij tijdens de uitspraak zich niet binnen het Rijk in Europa bevindt, wordt die termijn verlengd tot een maand.
Indien de schuldenaar niet is gehoord, heeft hij gedurende veertien dagen na de dag van de uitspraak het recht om verzet aan te tekenen. Als de schuldenaar zich tijdens de uitspraak niet binnen het Rijk in Europa bevindt, wordt die termijn verlengd tot een maand.
3. Van het vonnis, op het verzet gewezen, kan hij gedurende acht dagen, na de dag der uitspraak, in hoger beroep komen.
Tegen het vonnis dat is gewezen op het verzet, kan de schuldenaar gedurende acht dagen na de dag van die uitspraak in hoger beroep komen.
4. Het verzet of hoger beroep wordt ingesteld door indiening van een verzoek ter griffie van het rechtscollege, dat van de zaak kennis moet nemen. De voorzitter bepaalt terstond dag en uur voor de behandeling.
Het verzet of hoger beroep wordt ingesteld door een verzoek in te dienen bij de griffie van het rechtscollege dat de zaak moet behandelen. De voorzitter van dat rechtscollege bepaalt onmiddellijk (terstond) de dag en het uur voor de behandeling.
5. De schuldenaar, de schuldeiser die het faillissement heeft verzocht, en, in geval van verzet, de curator, worden opgeroepen op de wijze bepaald in de artikelen 271 tot en met 277 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering.
De schuldenaar, de schuldeiser die het faillissement heeft aangevraagd, en, in het geval van verzet, de curator, worden opgeroepen volgens de wijze die is bepaald in de artikelen 271 tot en met 277 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering.
6. De behandeling geschiedt op de wijze bij artikel 4 voorgeschreven.
De behandeling vindt plaats op de manier die is voorgeschreven in artikel 4.