Artikel 378 (Voorafgaande rechterlijke toetsing akkoordaspecten)
1. Voordat het akkoord overeenkomstig artikel 381, eerste lid, ter stemming is voorgelegd, kan de schuldenaar of de herstructureringsdeskundige, bedoeld in artikel 371, zo die is aangewezen, de rechtbank verzoeken een uitspraak te doen over aspecten die van belang zijn in het kader van het tot stand brengen van een akkoord overeenkomstig deze afdeling, waaronder:
a. de inhoud van de informatie die in het akkoord of in de daaraan gehechte bescheiden is opgenomen, als ook de door de schuldenaar gehanteerde waardes en uitgangspunten en aannames, bedoeld in artikel 375, eerste lid, onderdelen e tot en met g; b. de klassenindeling; c. de toelating tot de stemming van een schuldeiser of aandeelhouder; d. de procedure voor de stemming en binnen welke termijn nadat het akkoord aan de stemgerechtigde schuldeisers en aandeelhouders is voorgelegd of hen is meegedeeld hoe zij daarvan kennis kunnen nemen, de stemming redelijkerwijs zou mogen plaatsvinden; e. of, als alle klassen instemmen met het akkoord, een afwijzingsgrond als bedoeld in artikel 384, tweede en derde lid, alsnog aan de homologatie van het akkoord in de weg zou staan; f. of, als niet alle klassen instemmen met het akkoord, een afwijzingsgrond als bedoeld in artikel 384, tweede, derde en vierde lid, aan de homologatie van het akkoord in de weg zou staan, en g. of, als de schuldenaar een rechtspersoon is als bedoeld in artikel 383, tweede lid, het bestuur zonder goede reden weigert instemming te verlenen voor de indiening van het homologatieverzoek.
2. Artikel 371, tweede lid, eerste, tweede en vijfde zin, is van overeenkomstige toepassing.
3. De rechtbank behandelt de verzoeken die overeenkomstig het eerste lid aan haar worden gedaan zoveel mogelijk gezamenlijk en doet deze zoveel mogelijk op één zitting af.
4. Wordt de rechter op grond van het eerste lid verzocht zich uit te laten over de toelating van een schuldeiser of aandeelhouder tot de stemming of over de hoogte van het bedrag van de vordering van een stemgerechtigde schuldeiser dan wel het nominale bedrag van het aandeel van een stemgerechtigde aandeelhouder, dan bepaalt de rechtbank of en tot welk bedrag, deze schuldeiser of aandeelhouder tot de stemming over het akkoord wordt toegelaten. Artikel 147 is van overeenkomstige toepassing.
5. Wordt de rechter op grond van het eerste lid, onderdeel g, verzocht zich uit te laten over de weigering van het bestuur om de daar bedoelde instemming te verlenen en constateert hij dat het bestuur daarvoor geen goede reden heeft, dan kan de rechter op verzoek van de herstructureringsdeskundige bepalen dat zijn beslissing dezelfde kracht heeft als de instemming van het bestuur.
6. Als zij dit nodig acht in het kader van een door haar te nemen beslissing, kan de rechtbank één of meer deskundigen benoemen om binnen een door haar te bepalen termijn, die zo nodig kan worden verlengd, een onderzoek in te stellen en een beredeneerd verslag van bevindingen uit te brengen. De deskundigen leggen hun verslag neder ter griffie van de rechtbank, ter inzage van de stemgerechtigde schuldeisers en aandeelhouders. Artikel 371, zevende en achtste lid, zijn van overeenkomstige toepassing. De rechtbank kan te allen tijde een deskundige, na hem gehoord of behoorlijk opgeroepen te hebben, ontslaan en door een ander vervangen, een en ander op verzoek van hemzelf of ambtshalve.
7. Als informatie ontbreekt om de gevraagde beslissing te kunnen geven, kan de rechtbank de schuldenaar of de herstructureringsdeskundige een redelijke termijn gunnen om de ontbrekende gegevens te verstrekken, alvorens zij een beslissing neemt als bedoeld in het eerste en vierde lid.
8. De rechtbank beslist niet als bedoeld in het eerste en vierde lid dan nadat zij de schuldenaar, de herstructureringsdeskundige zo die is aangewezen, de observator, bedoeld in artikel 380, zo die is aangesteld, en de schuldeisers en aandeelhouders van wie de belangen rechtstreeks geraakt worden door de beslissing op een door haar nader te bepalen wijze en binnen een door haar te bepalen termijn in de gelegenheid heeft gesteld een zienswijze te geven. Wordt de rechter gevraagd om een beslissing te nemen als bedoeld in het vierde lid, dan is de vorige zin in ieder geval van toepassing op de schuldeiser of aandeelhouder, bedoeld in dat lid.
9. Beslissingen van de rechtbank op grond van dit artikel zijn slechts bindend voor die schuldeisers en aandeelhouders die op grond van het vorige lid door de rechtbank in de gelegenheid zijn gesteld om een zienswijze te geven.
10. Artikel 371, veertiende lid, is van overeenkomstige toepassing.
Uitleg in duidelijke taal
1. Voordat het akkoord overeenkomstig artikel 381, eerste lid, ter stemming is voorgelegd, kan de schuldenaar of de herstructureringsdeskundige, bedoeld in artikel 371, zo die is aangewezen, de rechtbank verzoeken een uitspraak te doen over aspecten die van belang zijn in het kader van het tot stand brengen van een akkoord overeenkomstig deze afdeling, waaronder:
Dit lid bepaalt dat voordat een akkoord, in overeenstemming met artikel 381, eerste lid, ter stemming wordt gebracht, de schuldenaar of de herstructureringsdeskundige (zoals genoemd in artikel 371, indien deze is aangewezen) de rechtbank kan verzoeken om een oordeel te geven over specifieke punten. Deze punten zijn van belang voor het opstellen van een akkoord volgens de regels van deze afdeling. Hieronder vallen onder andere:
a. de inhoud van de informatie die in het akkoord of in de daaraan gehechte bescheiden is opgenomen, als ook de door de schuldenaar gehanteerde waardes en uitgangspunten en aannames, bedoeld in artikel 375, eerste lid, onderdelen e tot en met g;
Dit betreft een verzoek aan de rechtbank om een uitspraak te doen over de informatie die is opgenomen in het akkoord zelf of in de bijbehorende documenten, alsmede over de waardes, uitgangspunten en aannames die de schuldenaar heeft gebruikt, zoals gespecificeerd in artikel 375, eerste lid, onderdelen e tot en met g.
b. de klassenindeling;
Dit betreft een verzoek aan de rechtbank om een uitspraak te doen over de indeling van schuldeisers en aandeelhouders in verschillende klassen.
c. de toelating tot de stemming van een schuldeiser of aandeelhouder;
Dit betreft een verzoek aan de rechtbank om een uitspraak te doen over het al dan niet toestaan dat een specifieke schuldeiser of aandeelhouder deelneemt aan de stemming over het akkoord.
d. de procedure voor de stemming en binnen welke termijn nadat het akkoord aan de stemgerechtigde schuldeisers en aandeelhouders is voorgelegd of hen is meegedeeld hoe zij daarvan kennis kunnen nemen, de stemming redelijkerwijs zou mogen plaatsvinden;
Dit betreft een verzoek aan de rechtbank om een uitspraak te doen over de te volgen procedure bij de stemming en over de redelijke termijn waarbinnen de stemming zou mogen plaatsvinden, nadat het akkoord is gepresenteerd aan de stemgerechtigde schuldeisers en aandeelhouders of nadat hen is geïnformeerd hoe zij kennis kunnen nemen van het akkoord.
e. of, als alle klassen instemmen met het akkoord, een afwijzingsgrond als bedoeld in artikel 384, tweede en derde lid, alsnog aan de homologatie van het akkoord in de weg zou staan;
Dit betreft een verzoek aan de rechtbank om een uitspraak te doen over de vraag of, zelfs als alle klassen van schuldeisers en aandeelhouders instemmen met het akkoord, er een reden voor afwijzing (afwijzingsgrond), zoals genoemd in artikel 384, tweede en derde lid, de goedkeuring (homologatie) van het akkoord alsnog zou kunnen verhinderen.
f. of, als niet alle klassen instemmen met het akkoord, een afwijzingsgrond als bedoeld in artikel 384, tweede, derde en vierde lid, aan de homologatie van het akkoord in de weg zou staan, en
Dit betreft een verzoek aan de rechtbank om een uitspraak te doen over de vraag of, indien niet alle klassen van schuldeisers en aandeelhouders instemmen met het akkoord, een reden voor afwijzing (afwijzingsgrond), zoals genoemd in artikel 384, tweede, derde en vierde lid, de goedkeuring (homologatie) van het akkoord zou kunnen verhinderen.
g. of, als de schuldenaar een rechtspersoon is als bedoeld in artikel 383, tweede lid, het bestuur zonder goede reden weigert instemming te verlenen voor de indiening van het homologatieverzoek.
Dit betreft een verzoek aan de rechtbank om een uitspraak te doen over de vraag of, in het geval de schuldenaar een rechtspersoon is zoals omschreven in artikel 383, tweede lid, het bestuur zonder een gegronde reden weigert toestemming te geven voor het indienen van het verzoek tot goedkeuring (homologatieverzoek) van het akkoord.
2. Artikel 371, tweede lid, eerste, tweede en vijfde zin, is van overeenkomstige toepassing.
Dit betekent dat de eerste, tweede en vijfde zin van het tweede lid van artikel 371 op een vergelijkbare manier van toepassing zijn op de procedures en verzoeken die in dit artikel (artikel 378) worden beschreven.
3. De rechtbank behandelt de verzoeken die overeenkomstig het eerste lid aan haar worden gedaan zoveel mogelijk gezamenlijk en doet deze zoveel mogelijk op één zitting af.
Dit betekent dat de rechtbank ernaar streeft om de verzoeken die op grond van het eerste lid zijn ingediend, zoveel mogelijk tegelijkertijd (gezamenlijk) te behandelen en deze, indien mogelijk, tijdens één enkele rechtbankzitting af te handelen.
4. Wordt de rechter op grond van het eerste lid verzocht zich uit te laten over de toelating van een schuldeiser of aandeelhouder tot de stemming of over de hoogte van het bedrag van de vordering van een stemgerechtigde schuldeiser dan wel het nominale bedrag van het aandeel van een stemgerechtigde aandeelhouder, dan bepaalt de rechtbank of en tot welk bedrag, deze schuldeiser of aandeelhouder tot de stemming over het akkoord wordt toegelaten. Artikel 147 is van overeenkomstige toepassing.
Dit houdt in dat als de rechter op basis van het eerste lid wordt gevraagd een oordeel te geven over de toelating van een schuldeiser of aandeelhouder tot de stemming, of over de hoogte van de vordering van een stemgerechtigde schuldeiser, of over het nominale bedrag van het aandeel van een stemgerechtigde aandeelhouder, de rechtbank dan beslist of deze schuldeiser of aandeelhouder mag deelnemen aan de stemming over het akkoord en, zo ja, tot welk bedrag. Artikel 147 is hierbij op een vergelijkbare manier van toepassing.
5. Wordt de rechter op grond van het eerste lid, onderdeel g, verzocht zich uit te laten over de weigering van het bestuur om de daar bedoelde instemming te verlenen en constateert hij dat het bestuur daarvoor geen goede reden heeft, dan kan de rechter op verzoek van de herstructureringsdeskundige bepalen dat zijn beslissing dezelfde kracht heeft als de instemming van het bestuur.
Dit betekent dat als de rechter op basis van het eerste lid, onderdeel g, wordt verzocht een oordeel te geven over de weigering van het bestuur om de in dat onderdeel genoemde instemming te verlenen, en de rechter vaststelt dat het bestuur geen gegronde reden heeft voor deze weigering, de rechter dan, op verzoek van de herstructureringsdeskundige, kan beslissen dat zijn uitspraak dezelfde juridische waarde heeft als de instemming van het bestuur.
6. Als zij dit nodig acht in het kader van een door haar te nemen beslissing, kan de rechtbank één of meer deskundigen benoemen om binnen een door haar te bepalen termijn, die zo nodig kan worden verlengd, een onderzoek in te stellen en een beredeneerd verslag van bevindingen uit te brengen. De deskundigen leggen hun verslag neder ter griffie van de rechtbank, ter inzage van de stemgerechtigde schuldeisers en aandeelhouders. Artikel 371, zevende en achtste lid, zijn van overeenkomstige toepassing. De rechtbank kan te allen tijde een deskundige, na hem gehoord of behoorlijk opgeroepen te hebben, ontslaan en door een ander vervangen, een en ander op verzoek van hemzelf of ambtshalve.
Dit betekent dat indien de rechtbank het noodzakelijk vindt voor een te nemen beslissing, zij één of meer deskundigen kan aanstellen. Deze deskundigen moeten binnen een door de rechtbank vastgestelde termijn (die eventueel verlengd kan worden) een onderzoek uitvoeren en een onderbouwd rapport met hun bevindingen (beredeneerd verslag van bevindingen) presenteren. De deskundigen moeten dit verslag deponeren bij de griffie van de rechtbank, waar het ingezien kan worden door de stemgerechtigde schuldeisers en aandeelhouders. Het zevende en achtste lid van artikel 371 zijn hierbij op een vergelijkbare manier van toepassing. De rechtbank heeft ook de bevoegdheid om een deskundige op elk moment te ontslaan en te vervangen, nadat de deskundige is gehoord of correct is opgeroepen. Dit kan gebeuren op verzoek van de deskundige zelf of op initiatief van de rechtbank (ambtshalve).
7. Als informatie ontbreekt om de gevraagde beslissing te kunnen geven, kan de rechtbank de schuldenaar of de herstructureringsdeskundige een redelijke termijn gunnen om de ontbrekende gegevens te verstrekken, alvorens zij een beslissing neemt als bedoeld in het eerste en vierde lid.
Dit betekent dat indien er informatie mist die nodig is om de gevraagde beslissing te kunnen nemen, de rechtbank de schuldenaar of de herstructureringsdeskundige een passende periode (redelijke termijn) kan geven om de ontbrekende gegevens aan te leveren. Pas daarna zal de rechtbank een beslissing nemen zoals bedoeld in het eerste en vierde lid van dit artikel.
8. De rechtbank beslist niet als bedoeld in het eerste en vierde lid dan nadat zij de schuldenaar, de herstructureringsdeskundige zo die is aangewezen, de observator, bedoeld in artikel 380, zo die is aangesteld, en de schuldeisers en aandeelhouders van wie de belangen rechtstreeks geraakt worden door de beslissing op een door haar nader te bepalen wijze en binnen een door haar te bepalen termijn in de gelegenheid heeft gesteld een zienswijze te geven. Wordt de rechter gevraagd om een beslissing te nemen als bedoeld in het vierde lid, dan is de vorige zin in ieder geval van toepassing op de schuldeiser of aandeelhouder, bedoeld in dat lid.
Dit lid stelt dat de rechtbank pas een beslissing neemt zoals bedoeld in het eerste en vierde lid, nadat zij verschillende partijen de kans heeft gegeven om hun mening (zienswijze) te geven. Deze partijen zijn: de schuldenaar, de eventueel aangewezen herstructureringsdeskundige, de eventueel aangestelde observator (genoemd in artikel 380), en de schuldeisers en aandeelhouders wier belangen direct door de beslissing worden beïnvloed. De rechtbank bepaalt zelf op welke manier en binnen welke termijn deze partijen hun zienswijze kunnen geven. Als de rechter specifiek gevraagd wordt een beslissing te nemen zoals bedoeld in het vierde lid (over toelating tot stemming of hoogte vordering/aandeel), dan geldt de verplichting om een zienswijze te vragen in ieder geval voor de desbetreffende schuldeiser of aandeelhouder.
9. Beslissingen van de rechtbank op grond van dit artikel zijn slechts bindend voor die schuldeisers en aandeelhouders die op grond van het vorige lid door de rechtbank in de gelegenheid zijn gesteld om een zienswijze te geven.
Dit betekent dat de beslissingen die de rechtbank neemt op basis van dit artikel alleen juridisch bindend zijn voor die schuldeisers en aandeelhouders die, conform het achtste lid, door de rechtbank de mogelijkheid hebben gekregen om hun mening (zienswijze) over de zaak te geven.
10. Artikel 371, veertiende lid, is van overeenkomstige toepassing.
Dit betekent dat het veertiende lid van artikel 371 op een vergelijkbare manier van toepassing is op de procedures en situaties die in dit artikel (artikel 378) worden beschreven.