Terug naar bibliotheek
Titel I. Van faillissement
Tweede afdeling. Van de gevolgen der faillietverklaring
Artikel 22a

Artikel 22a (Levensverzekering rechten buiten faillissementsboedel)

Laatste versie

1. Ten aanzien van een overeenkomst van levensverzekering vallen voorts buiten de boedel:

a. het recht op het doen afkopen van een levensverzekering voorzover de begunstigde of de verzekeringnemer door afkoop onredelijk benadeeld wordt; b. het recht om de begunstiging te wijzigen, tenzij de wijziging geschiedt ten behoeve van de boedel en de begunstigde of de verzekeringnemer daardoor niet onredelijk benadeeld wordt; c. het recht om de verzekering te belenen.

2. Voor de uitoefening van het recht op het doen afkopen en het recht om de begunstiging te wijzigen, behoeft de curator de toestemming van de rechter-commissaris, die daarbij zonodig vaststelt tot welk bedrag deze rechten mogen worden uitgeoefend. Slechts met schriftelijke toestemming van de verzekeringnemer is de curator bevoegd tot overdracht van de verzekering.

3. Indien de curator de begunstiging heeft gewijzigd, vervalt deze wijziging met de beëindiging van het faillissement.

4. Indien de begunstiging na de faillietverklaring onherroepelijk wordt, kan deze onherroepelijkheid niet aan de boedel worden tegengeworpen. De verzekeraar is verplicht een uitkering, waarop de begunstiging betrekking heeft, onder zich te houden. Voor zover vaststaat dat de begunstiging niet zal worden gewijzigd, blijven de eerste en de tweede volzin buiten toepassing. Ten aanzien van de begunstigde is artikel 69 van overeenkomstige toepassing.

5. In afwijking van het vierde lid, tweede zin, kan de verzekeraar een betaling aan de begunstigde tegenwerpen aan de boedel, voorzover de curator niet bewijst dat de verzekeraar op het tijdstip van betaling op de hoogte was van het faillissement of van een daaraan voorafgegaan beslag ten laste van de verzekeringnemer. In dat geval heeft de curator verhaal op de begunstigde.

Uitleg in duidelijke taal

1. Ten aanzien van een overeenkomst van levensverzekering vallen voorts buiten de boedel:

Dit betekent dat met betrekking tot een overeenkomst van levensverzekering de hierna genoemde zaken eveneens buiten de failliete boedel vallen:

a. het recht op het doen afkopen van een levensverzekering voorzover de begunstigde of de verzekeringnemer door afkoop onredelijk benadeeld wordt;

Dit betreft het recht om een levensverzekering te laten afkopen, maar dit recht valt buiten de boedel indien en voor zover de begunstigde (de persoon die de uitkering zou ontvangen) of de verzekeringnemer (de persoon die de verzekering heeft afgesloten) door die afkoop onredelijk zou worden benadeeld.

b. het recht om de begunstiging te wijzigen, tenzij de wijziging geschiedt ten behoeve van de boedel en de begunstigde of de verzekeringnemer daardoor niet onredelijk benadeeld wordt;

Dit betreft het recht om de persoon die als begunstigde is aangewezen te veranderen. Dit recht valt buiten de boedel, behalve als de wijziging wordt gedaan in het voordeel van de failliete boedel en de begunstigde of de verzekeringnemer daardoor niet onredelijk wordt benadeeld.

c. het recht om de verzekering te belenen.

Dit betreft het recht om de levensverzekering als onderpand te gebruiken voor een lening. Dit recht valt buiten de boedel.

2. Voor de uitoefening van het recht op het doen afkopen en het recht om de begunstiging te wijzigen, behoeft de curator de toestemming van de rechter-commissaris, die daarbij zonodig vaststelt tot welk bedrag deze rechten mogen worden uitgeoefend. Slechts met schriftelijke toestemming van de verzekeringnemer is de curator bevoegd tot overdracht van de verzekering.

Dit lid stelt dat als de curator het recht op afkoop van de levensverzekering of het recht om de begunstiging te wijzigen wil uitoefenen (rechten die onder bepaalde voorwaarden wél in de boedel kunnen vallen), hij daarvoor toestemming nodig heeft van de rechter-commissaris. De rechter-commissaris bepaalt dan, indien nodig, tot welk bedrag deze rechten mogen worden uitgeoefend. De curator mag de verzekering alleen overdragen aan een ander als de verzekeringnemer daarvoor schriftelijk toestemming geeft.

3. Indien de curator de begunstiging heeft gewijzigd, vervalt deze wijziging met de beëindiging van het faillissement.

Dit lid bepaalt dat als de curator de begunstigde van de levensverzekering heeft gewijzigd, deze wijziging ongedaan wordt gemaakt (vervalt) zodra het faillissement eindigt.

4. Indien de begunstiging na de faillietverklaring onherroepelijk wordt, kan deze onherroepelijkheid niet aan de boedel worden tegengeworpen. De verzekeraar is verplicht een uitkering, waarop de begunstiging betrekking heeft, onder zich te houden. Voor zover vaststaat dat de begunstiging niet zal worden gewijzigd, blijven de eerste en de tweede volzin buiten toepassing. Ten aanzien van de begunstigde is artikel 69 van overeenkomstige toepassing.

Dit lid regelt de situatie waarin een begunstiging na de faillietverklaring onherroepelijk wordt. Deze onherroepelijkheid kan niet tegen de failliete boedel worden ingeroepen. De verzekeringsmaatschappij (verzekeraar) moet een uitkering die onder deze begunstiging valt, vasthouden en niet uitkeren. Echter, als vaststaat dat de begunstiging niet gewijzigd zal worden, dan gelden de voorgaande twee zinnen (over het niet kunnen tegenwerpen van onherroepelijkheid en de plicht van de verzekeraar om de uitkering vast te houden) niet. Artikel 69 van de Faillissementswet is van overeenkomstige toepassing op de begunstigde, wat betekent dat de regels uit dat artikel ook hier gelden voor de begunstigde.

5. In afwijking van het vierde lid, tweede zin, kan de verzekeraar een betaling aan de begunstigde tegenwerpen aan de boedel, voorzover de curator niet bewijst dat de verzekeraar op het tijdstip van betaling op de hoogte was van het faillissement of van een daaraan voorafgegaan beslag ten laste van de verzekeringnemer. In dat geval heeft de curator verhaal op de begunstigde.

Dit lid vormt een uitzondering op de regel in de tweede zin van het vierde lid (dat de verzekeraar de uitkering moet vasthouden). De verzekeraar kan een betaling die hij al aan de begunstigde heeft gedaan, toch tegen de boedel inroepen (de boedel kan de betaling dan niet nogmaals vorderen van de verzekeraar). Dit geldt voor zover de curator niet kan bewijzen dat de verzekeraar wist van het faillissement of van een eerder gelegd beslag op de verzekering op het moment van betaling. Als de verzekeraar de betaling mag tegenwerpen, kan de curator het betaalde bedrag wel proberen terug te vorderen van de begunstigde (verhaal op de begunstigde).