Terug naar bibliotheek
Titel I. Van faillissement
Zevende afdeling. Van de vereffening des boedels
Artikel 193

Artikel 193 (Beëindiging faillissement en curatorverplichtingen)

Laatste versie

1. Zodra aan de geverifieerde schuldeisers het volle bedrag hunner vorderingen is uitgekeerd, of zodra de slotuitdelingslijst verbindend is geworden, neemt het faillissement een einde, behoudens de bepaling van artikel 194. Door de curator geschiedt daarvan aankondiging op de wijze bij artikel 14 bepaald.

2. Na verloop van een maand doet de curator rekening en verantwoording van zijn beheer aan de rechter-commissaris.

3. De boeken en papieren, door de curator in de boedel gevonden, worden door hem tegen behoorlijk bewijs aan de schuldenaar afgegeven.

Uitleg in duidelijke taal

1. Zodra aan de geverifieerde schuldeisers het volle bedrag hunner vorderingen is uitgekeerd, of zodra de slotuitdelingslijst verbindend is geworden, neemt het faillissement een einde, behoudens de bepaling van artikel 194. Door de curator geschiedt daarvan aankondiging op de wijze bij artikel 14 bepaald.

Dit lid bepaalt dat het faillissement eindigt op het moment dat de geverifieerde schuldeisers het volledige bedrag van hun vorderingen hebben ontvangen, of op het moment dat de slotuitdelingslijst definitief is geworden (verbindend is geworden). Het faillissement neemt dan een einde, met een uitzondering (behoudens) voor wat in artikel 194 is vastgelegd. De curator maakt het einde van het faillissement bekend (aankondiging) op de manier zoals die in artikel 14 is omschreven.

2. Na verloop van een maand doet de curator rekening en verantwoording van zijn beheer aan de rechter-commissaris.

Dit betekent dat de curator, één maand nadat het faillissement is geëindigd, aan de rechter-commissaris een overzicht en uitleg (rekening en verantwoording) moet geven van hoe hij de failliete boedel heeft beheerd (zijn beheer).

3. De boeken en papieren, door de curator in de boedel gevonden, worden door hem tegen behoorlijk bewijs aan de schuldenaar afgegeven.

Dit lid stelt dat de curator de administratie (boeken en papieren) die hij in de failliete boedel heeft aangetroffen, moet overdragen (afgegeven) aan de schuldenaar. Deze overdracht moet plaatsvinden tegen een deugdelijk bewijs van ontvangst (behoorlijk bewijs).