Terug naar bibliotheek
Titel I. Van faillissement
Vijfde afdeling. Van de verificatie der schuldvorderingen
Artikel 136

Artikel 136 (Verificatie vorderingen failliete hoofdelijke schuldenaren)

Laatste versie

1. Indien van hoofdelijke schuldenaren een of meer in staat van faillissement verkeren, kan de schuldeiser in het faillissement van die schuldenaar, onderscheidenlijk in het faillissement van ieder dier schuldenaren opkomen voor en betaling ontvangen over het gehele bedrag, hem ten tijde der faillietverklaring nog verschuldigd, totdat zijn vordering ten volle zal zijn gekweten.

2. Een hoofdelijke schuldenaar kan, zo nodig voorwaardelijk, worden toegelaten voor de bedragen waarvoor hij op de gefailleerde, krachtens hun onderlinge rechtsverhouding als hoofdelijke medeschuldenaren, een vordering heeft verkregen of zal verkrijgen. De toelating geschiedt echter slechts:

  1. voorzover de schuldeiser daarvoor zelf niet kan opkomen of, hoewel hij het kan, niet opkomt;
  2. voor het geval de schuldeiser gedurende het faillissement voor het gehele bedrag waarvoor hij is opgekomen, wordt voldaan;
  3. voorzover om een andere reden de toelating geen voor de concurrente schuldeisers nadelige invloed heeft op de aan hen uit te keren percenten.

Uitleg in duidelijke taal

1. Indien van hoofdelijke schuldenaren een of meer in staat van faillissement verkeren, kan de schuldeiser in het faillissement van die schuldenaar, onderscheidenlijk in het faillissement van ieder dier schuldenaren opkomen voor en betaling ontvangen over het gehele bedrag, hem ten tijde der faillietverklaring nog verschuldigd, totdat zijn vordering ten volle zal zijn gekweten.

Dit betekent dat als één of meerdere hoofdelijke schuldenaren in staat van faillissement verkeren, de schuldeiser in het faillissement van die specifieke schuldenaar, of (onderscheidenlijk) in het faillissement van elk van die schuldenaren, kan opkomen voor het gehele bedrag dat hem op het moment van de faillietverklaring nog verschuldigd was. De schuldeiser kan hierover ook betaling ontvangen, totdat zijn vordering ten volle zal zijn gekweten (volledig betaald).

2. Een hoofdelijke schuldenaar kan, zo nodig voorwaardelijk, worden toegelaten voor de bedragen waarvoor hij op de gefailleerde, krachtens hun onderlinge rechtsverhouding als hoofdelijke medeschuldenaren, een vordering heeft verkregen of zal verkrijgen. De toelating geschiedt echter slechts:

Dit betekent dat een hoofdelijke schuldenaar (die dus niet zelf failliet is, maar medeaansprakelijk is met een failliete partij) kan worden toegelaten tot de verificatie van schuldvorderingen. Dit kan, indien nodig, voorwaardelijk gebeuren. Deze toelating geldt voor de bedragen waarvoor deze hoofdelijke schuldenaar een vordering heeft verkregen of zal verkrijgen op de gefailleerde (de failliete schuldenaar). Deze vordering is krachtens hun onderlinge rechtsverhouding als hoofdelijke medeschuldenaren. De toelating geschiedt echter slechts onder de volgende voorwaarden:

  1. voorzover de schuldeiser daarvoor zelf niet kan opkomen of, hoewel hij het kan, niet opkomt;

Dit betekent dat de toelating van de hoofdelijke medeschuldenaar alleen plaatsvindt voorzover de oorspronkelijke schuldeiser voor diezelfde bedragen niet zelf kan opkomen (zijn vordering kan indienen) in het faillissement, of, hoewel hij het kan, ervoor kiest om niet op te komen.

  1. voor het geval de schuldeiser gedurende het faillissement voor het gehele bedrag waarvoor hij is opgekomen, wordt voldaan;

Dit betekent dat de toelating ook plaatsvindt voor het geval de oorspronkelijke schuldeiser gedurende het faillissement volledig wordt voldaan (betaald krijgt) voor het gehele bedrag waarvoor hij is opgekomen (de vordering die hij heeft ingediend).

  1. voorzover om een andere reden de toelating geen voor de concurrente schuldeisers nadelige invloed heeft op de aan hen uit te keren percenten.

Dit betekent dat de toelating ook alleen plaatsvindt voorzover er een andere reden is waarom de toelating geen nadelige invloed heeft op de percenten (percentages) die aan de concurrente schuldeisers (andere schuldeisers van gelijke rang) uit te keren zijn. De toelating mag dus niet leiden tot een lagere uitkering voor andere schuldeisers.