Terug naar bibliotheek
Titel I. Van faillissement
Eerste afdeling. Van de faillietverklaring
Artikel 11

Artikel 11 (Hoger beroep na verzet faillietverklaring)

Laatste versie

1. De schuldeiser of de belanghebbende, wiens in het vorige artikel bedoeld verzet door de rechtbank is afgewezen, heeft recht van hoger beroep, gedurende acht dagen na de dag der afwijzing.

2. Hetzelfde geldt, bij vernietiging der faillietverklaring door de rechtbank ten gevolge van dat verzet, voor de schuldenaar, de schuldeiser, die de faillietverklaring verzocht heeft, en het Openbaar Ministerie, in welk geval tevens het tweede lid van artikel 9 van toepassing is.

3. De instelling en behandeling van het hoger beroep geschiedt op de wijze in de artikelen 4 en 6 voorgeschreven.

4. Is het verzet bij het gerechtshof gedaan, dan is hoger beroep uitgesloten.

Uitleg in duidelijke taal

1. De schuldeiser of de belanghebbende, wiens in het vorige artikel bedoeld verzet door de rechtbank is afgewezen, heeft recht van hoger beroep, gedurende acht dagen na de dag der afwijzing.

Dit lid bepaalt dat de schuldeiser of de belanghebbende, wiens in het vorige artikel bedoeld verzet door de rechtbank is afgewezen, recht van hoger beroep heeft. Dit hoger beroep moet worden ingesteld gedurende acht dagen na de dag der afwijzing.

2. Hetzelfde geldt, bij vernietiging der faillietverklaring door de rechtbank ten gevolge van dat verzet, voor de schuldenaar, de schuldeiser, die de faillietverklaring verzocht heeft, en het Openbaar Ministerie, in welk geval tevens het tweede lid van artikel 9 van toepassing is.

Dit lid stelt dat hetzelfde recht van hoger beroep geldt wanneer de rechtbank de faillietverklaring vernietigt ten gevolge van dat verzet. Dit recht komt dan toe aan de schuldenaar, de schuldeiser die de faillietverklaring verzocht heeft, en het Openbaar Ministerie. In dat geval is tevens het tweede lid van artikel 9 van toepassing.

3. De instelling en behandeling van het hoger beroep geschiedt op de wijze in de artikelen 4 en 6 voorgeschreven.

Dit lid schrijft voor dat de instelling en behandeling van het hoger beroep geschieden op de wijze die in de artikelen 4 en 6 is voorgeschreven.

4. Is het verzet bij het gerechtshof gedaan, dan is hoger beroep uitgesloten.

Dit lid bepaalt dat indien het verzet bij het gerechtshof is gedaan, hoger beroep is uitgesloten.