Terug naar bibliotheek
Titel I. Van faillissement
Eerste afdeling. Van de faillietverklaring
Artikel 10

Artikel 10 (Verzet tegen faillietverklaring)

Laatste versie

1. Elk schuldeiser, met uitzondering van hem die de faillietverklaring heeft verzocht, en elk belanghebbende heeft tegen de faillietverklaring recht van verzet gedurende acht dagen na de dag der uitspraak.

2. Het verzet wordt ingesteld door indiening van een verzoek ter griffie van het rechtscollege, dat de faillietverklaring heeft uitgesproken.

3. De voorzitter bepaalt terstond dag en uur voor de behandeling.

4. De schuldenaar, de schuldeiser die het faillissement heeft verzocht, de curator en de schuldeiser of belanghebbende die het verzet heeft ingesteld, worden opgeroepen op de wijze bepaald in de artikelen 271 tot en met 277 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering.

5. De behandeling geschiedt op de wijze bij artikel 4 voorgeschreven.

Uitleg in duidelijke taal

1. Elk schuldeiser, met uitzondering van hem die de faillietverklaring heeft verzocht, en elk belanghebbende heeft tegen de faillietverklaring recht van verzet gedurende acht dagen na de dag der uitspraak.

Dit lid bepaalt dat iedere schuldeiser – behalve de schuldeiser die de faillietverklaring heeft aangevraagd – en iedere belanghebbende het recht van verzet heeft tegen de faillietverklaring. Dit verzet moet worden ingesteld binnen een termijn van acht dagen na de dag der uitspraak van de faillietverklaring.

2. Het verzet wordt ingesteld door indiening van een verzoek ter griffie van het rechtscollege, dat de faillietverklaring heeft uitgesproken.

Dit lid beschrijft dat het verzet wordt ingesteld door middel van de indiening van een verzoek. Dit verzoek moet worden ingediend ter griffie van het rechtscollege dat de faillietverklaring heeft uitgesproken.

3. De voorzitter bepaalt terstond dag en uur voor de behandeling.

Dit lid stelt dat de voorzitter van het rechtscollege terstond (onmiddellijk) de dag en het uur vaststelt voor de behandeling van het verzet.

4. De schuldenaar, de schuldeiser die het faillissement heeft verzocht, de curator en de schuldeiser of belanghebbende die het verzet heeft ingesteld, worden opgeroepen op de wijze bepaald in de artikelen 271 tot en met 277 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering.

Dit lid specificeert dat de volgende personen worden opgeroepen voor de behandeling van het verzet: de schuldenaar, de schuldeiser die het faillissement heeft verzocht, de curator, en de schuldeiser of belanghebbende die het verzet heeft ingesteld. De oproeping gebeurt op de wijze bepaald in de artikelen 271 tot en met 277 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering.

5. De behandeling geschiedt op de wijze bij artikel 4 voorgeschreven.

Dit lid geeft aan dat de behandeling van het verzet geschiedt op de wijze die is voorgeschreven bij artikel 4.