Artikel 21. Voorwaarden voor uitoefening van de functie
1. De rechters moeten het hoogst mogelijk zedelijk aanzien genieten en in zich verenigen de voorwaarden die worden vereist voor het uitoefenen van een hoge functie bij de rechterlijke macht, ofwel rechtsgeleerden zijn van erkende bekwaamheid.
2. Kandidaten dienen jonger te zijn dan 65 jaar op de datum waarop de Parlementaire Vergadering om de ontvangst van de lijst van drie kandidaten heeft verzocht, in aansluiting op artikel 22.
3. De rechters hebben zitting in het Hof op persoonlijke titel.
4. Gedurende hun ambtstermijn mogen de rechters geen activiteiten verrichten die onverenigbaar zijn met hun onafhankelijkheid, onpartijdigheid of met de eisen van een volledige dagtaak; het Hof beslist over alle vragen met betrekking tot de toepassing van dit lid.
Uitleg in duidelijke taal
1. De rechters moeten het hoogst mogelijk zedelijk aanzien genieten en in zich verenigen de voorwaarden die worden vereist voor het uitoefenen van een hoge functie bij de rechterlijke macht, ofwel rechtsgeleerden zijn van erkende bekwaamheid.
Dit betekent letterlijk dat de rechters het hoogst mogelijke morele prestige (zedelijk aanzien) moeten hebben. Daarnaast moeten zij voldoen aan de eisen (voorwaarden) die gesteld worden voor het bekleden van een hoge positie binnen de rechterlijke macht, of zij moeten rechtsgeleerden zijn met een erkende deskundigheid (bekwaamheid).
2. Kandidaten dienen jonger te zijn dan 65 jaar op de datum waarop de Parlementaire Vergadering om de ontvangst van de lijst van drie kandidaten heeft verzocht, in aansluiting op artikel 22.
Dit houdt in dat personen die kandidaat zijn voor de functie van rechter, jonger moeten zijn dan 65 jaar. Dit geldt op de specifieke datum waarop de Parlementaire Vergadering, conform artikel 22, heeft gevraagd om de lijst met drie kandidaten te ontvangen.
3. De rechters hebben zitting in het Hof op persoonlijke titel.
Dit betekent dat de rechters hun functie in het Hof uitoefenen in hun hoedanigheid als individu, en niet als vertegenwoordiger van bijvoorbeeld een staat of organisatie.
4. Gedurende hun ambtstermijn mogen de rechters geen activiteiten verrichten die onverenigbaar zijn met hun onafhankelijkheid, onpartijdigheid of met de eisen van een volledige dagtaak; het Hof beslist over alle vragen met betrekking tot de toepassing van dit lid.
Dit stelt dat rechters tijdens de periode dat zij hun ambt uitoefenen (ambtstermijn) geen werkzaamheden (activiteiten) mogen doen die niet samengaan (onverenigbaar zijn) met hun onafhankelijkheid, hun onpartijdigheid, of met de vereisten die een volledige werkdag (volledige dagtaak) met zich meebrengt. Het Hof zelf neemt de beslissing over alle kwesties (vragen) die te maken hebben met hoe dit lid wordt toegepast.