Burgerlijk Wetboek Boek 7

1. Indien de verzekerde terzake van door hem geleden schade anders dan uit verzekering vorderingen tot schadevergoeding op derden heeft, gaan die vorderingen bij wijze van subrogatie op de verzekeraar over voor zover deze, al dan niet verplicht, die schade vergoedt. De verzekerde moet zich, nadat het risico zich heeft verwezenlijkt, onthouden van elke gedraging welke aan het recht van de verzekeraar tegen die derden afbreuk doet.

Dit betekent letterlijk: Als de verzekerde schade heeft geleden en hij uit hoofde van die schade vorderingen tot schadevergoeding op derden heeft (dus vorderingen die niet voortkomen uit een verzekeringsovereenkomst met die derden), dan gaan deze vorderingen door middel van subrogatie over op de verzekeraar. Deze overgang vindt plaats voor zover de verzekeraar deze schade vergoedt, ongeacht of de verzekeraar hiertoe verplicht was. Nadat het risico zich heeft verwezenlijkt (het verzekerde voorval heeft plaatsgevonden), moet de verzekerde zich onthouden van elke gedraging die afbreuk doet aan het recht van de verzekeraar tegen die derden.

2. De verzekeraar kan de vordering waarin hij is gesubrogeerd, of die hij door overdracht heeft verkregen, niet ten nadele van het recht op schadevergoeding van de verzekerde uitoefenen.

Dit betekent letterlijk: De verzekeraar mag een vordering waarin hij is gesubrogeerd (is getreden in de rechten van de verzekerde) of die hij door overdracht heeft verkregen, niet uitoefenen op een manier die het recht van de verzekerde op schadevergoeding benadeelt (ten nadele van ... uitoefenen).

3. De verzekeraar krijgt geen vordering op de verzekeringnemer, een mede-verzekerde, de niet van tafel en bed gescheiden echtgenoot of de geregistreerde partner van een verzekerde, de andere levensgezel van een verzekerde, noch op de bloedverwanten in de rechte lijn van een verzekerde, op een werknemer of de werkgever van de verzekerde, of op degene die in dienst staat tot dezelfde werkgever als de verzekerde. Deze regel geldt niet voor zover zulk een persoon jegens de verzekerde aansprakelijk is wegens een omstandigheid die afbreuk zou hebben gedaan aan de uitkering, indien die omstandigheid aan de verzekerde zou zijn toe te rekenen.

Dit betekent letterlijk: De verzekeraar verkrijgt geen vordering (kan geen verhaal halen) op de volgende personen: de verzekeringnemer, een mede-verzekerde, de echtgenoot of geregistreerde partner van een verzekerde (zolang zij niet van tafel en bed gescheiden zijn), de andere levensgezel van een verzekerde, en ook niet op de bloedverwanten in de rechte lijn van een verzekerde (zoals ouders, kinderen), op een werknemer of de werkgever van de verzekerde, of op een persoon die in dienst is bij dezelfde werkgever als de verzekerde. Deze beperking is niet van toepassing als een dergelijke persoon jegens de verzekerde aansprakelijk is vanwege een omstandigheid die, indien deze aan de verzekerde zelf zou zijn toe te rekenen, tot gevolg zou hebben gehad dat de verzekeringsuitkering verminderd of geweigerd zou zijn (afbreuk zou hebben gedaan aan de uitkering).