Artikel 942 (Verjaring en stuiting rechtsvordering verzekeringsuitkering)
1. Een rechtsvordering tegen de verzekeraar tot het doen van een uitkering verjaart door verloop van drie jaren na de aanvang van de dag, volgende op die waarop de tot uitkering gerechtigde met de opeisbaarheid daarvan bekend is geworden.
2. De verjaring wordt gestuit door een schriftelijke mededeling, waarbij op uitkering aanspraak wordt gemaakt. Een nieuwe verjaringstermijn van drie jaren begint te lopen met de aanvang van de dag, volgende op die waarop de verzekeraar hetzij de aanspraak erkent, hetzij ondubbelzinnig heeft medegedeeld de aanspraak af te wijzen.
3. Bij verzekering tegen aansprakelijkheid wordt de verjaring in afwijking van lid 2, eerste zin, gestuit door iedere onderhandeling tussen de verzekeraar en de tot uitkering gerechtigde of de benadeelde. In dat geval begint een nieuwe verjaringstermijn van drie jaren te lopen met de aanvang van de dag, volgende op die waarop de verzekeraar hetzij de aanspraak erkent, hetzij ondubbelzinnig aan degene met wie hij onderhandelt en, indien deze een ander is, aan de tot uitkering gerechtigde heeft medegedeeld dat hij de onderhandelingen afbreekt.
Uitleg in duidelijke taal
1. Een rechtsvordering tegen de verzekeraar tot het doen van een uitkering verjaart door verloop van drie jaren na de aanvang van de dag, volgende op die waarop de tot uitkering gerechtigde met de opeisbaarheid daarvan bekend is geworden.
Dit lid bepaalt dat een juridische claim (rechtsvordering) gericht tegen de verzekeraar om een betaling (uitkering) te ontvangen, zijn geldigheid verliest (verjaart) nadat er drie jaren zijn verstreken. Deze termijn van drie jaren begint te lopen vanaf het begin (aanvang) van de dag die volgt op de dag waarop de persoon die recht heeft op de uitkering (de tot uitkering gerechtigde) wist dat de uitkering opeisbaar was (met de opeisbaarheid daarvan bekend is geworden).
2. De verjaring wordt gestuit door een schriftelijke mededeling, waarbij op uitkering aanspraak wordt gemaakt. Een nieuwe verjaringstermijn van drie jaren begint te lopen met de aanvang van de dag, volgende op die waarop de verzekeraar hetzij de aanspraak erkent, hetzij ondubbelzinnig heeft medegedeeld de aanspraak af te wijzen.
Dit lid stelt dat de verjaring wordt onderbroken (gestuit) door middel van een schriftelijke kennisgeving (schriftelijke mededeling) waarin een claim op de uitkering wordt ingediend (waarbij op uitkering aanspraak wordt gemaakt). Vervolgens start er een nieuwe verjaringstermijn van drie jaren. Deze nieuwe termijn gaat in vanaf het begin (aanvang) van de dag die volgt op de dag waarop de verzekeraar ofwel de claim erkent (de aanspraak erkent), ofwel op een niet mis te verstane wijze (ondubbelzinnig) heeft laten weten dat hij de claim afwijst (de aanspraak af te wijzen).
3. Bij verzekering tegen aansprakelijkheid wordt de verjaring in afwijking van lid 2, eerste zin, gestuit door iedere onderhandeling tussen de verzekeraar en de tot uitkering gerechtigde of de benadeelde. In dat geval begint een nieuwe verjaringstermijn van drie jaren te lopen met de aanvang van de dag, volgende op die waarop de verzekeraar hetzij de aanspraak erkent, hetzij ondubbelzinnig aan degene met wie hij onderhandelt en, indien deze een ander is, aan de tot uitkering gerechtigde heeft medegedeeld dat hij de onderhandelingen afbreekt.
Dit lid specificeert dat bij een verzekering die dekking biedt tegen aansprakelijkheid (verzekering tegen aansprakelijkheid), de verjaring wordt onderbroken (gestuit) – in afwijking van de eerste zin van lid 2 – door elke vorm van onderhandeling (iedere onderhandeling) die plaatsvindt tussen de verzekeraar en de persoon die recht heeft op de uitkering (de tot uitkering gerechtigde) of de gedupeerde partij (de benadeelde). Wanneer dit gebeurt (in dat geval), start er een nieuwe verjaringstermijn van drie jaren. Deze nieuwe termijn gaat in vanaf het begin (aanvang) van de dag die volgt op de dag waarop de verzekeraar ofwel de claim erkent (de aanspraak erkent), ofwel op een niet mis te verstane wijze (ondubbelzinnig) aan de persoon met wie hij onderhandelt, en ook aan de tot uitkering gerechtigde als dit een andere persoon is, heeft laten weten dat hij de onderhandelingen beëindigt (dat hij de onderhandelingen afbreekt).
Gerelateerde rechtspraak
ECLI:NL:HR:2018:726 - Onmiddellijke werking overgangsrecht onaanvaardbaar door buitensporige lasten voor verzekeraar
Onmiddellijke werking van art. 7:942 (oud) BW kan op grond van art. 75 Ow NBW buiten toepassing blijven als dit voor een verzekeraar leidt tot onvoorziene en buitensporig bezwarende gevolgen, zoals het moeten versturen van miljoenen aangetekende brieven.
ECLI:NL:HR:2016:335 - Verzekeraar moet bij elke afwijzing wijzen op korte verjaringstermijn
Een verzekeraar moet bij elke afwijzing van een aanspraak voldoen aan de formele eisen van art. 7:942 lid 2 (oud) BW, ook na een eerdere stuiting. Het enkel herhalen van de afwijzing is onvoldoende om de korte verjaringstermijn opnieuw te laten lopen.
ECLI:NL:HR:2015:3618
ECLI:NL:HR:2019:1529 - Vrijwaringszaak, verjaring en de afhankelijkheid van de hoofdzaak
Een vrijwaringszaak kan niet worden afgedaan voordat in de hoofdzaak is beslist, als de uitkomst ervan afhangt. Daarnaast heeft art. 7:942 BW (nieuw) onmiddellijke werking, waardoor een afwijzing van dekking van vóór de wetswijziging een nieuwe verjaringstermijn start op de dag na de afwijzing.