Terug naar bibliotheek
Boek 7. Bijzondere overeenkomsten
Titel 15. Vaststellingsovereenkomst
Artikel 907

Artikel 907 (Verbindendverklaring vaststellingsovereenkomst collectieve schade)

Laatste versie

1. Een overeenkomst strekkende tot vergoeding van schade die is veroorzaakt door een gebeurtenis of gelijksoortige gebeurtenissen, gesloten door één of meer stichtingen of verenigingen met volledige rechtsbevoegdheid met één of meer andere partijen, die zich bij deze overeenkomst hebben verbonden tot vergoeding van deze schade, kan door de rechter op gezamenlijk verzoek van deze stichtingen, verenigingen en andere partijen verbindend worden verklaard voor personen aan wie de schade is veroorzaakt, mits de stichtingen of verenigingen de belangen van deze personen ingevolge hun statuten behartigen. Onder personen aan wie de schade is veroorzaakt worden mede begrepen personen die een vordering ter zake van deze schade onder algemene of bijzondere titel hebben verkregen.

2. De overeenkomst bevat in ieder geval:

a. een omschrijving van de gebeurtenis of de gebeurtenissen waarop de overeenkomst betrekking heeft; b. een omschrijving van de groep dan wel groepen van personen ten behoeve van wie de overeenkomst is gesloten, naar gelang van de aard en de ernst van hun schade; c. een zo nauwkeurig mogelijke aanduiding van het aantal personen dat tot deze groep of groepen behoort; d. de vergoeding die aan deze personen wordt toegekend; e. de voorwaarden waaraan deze personen moeten voldoen om voor die vergoeding in aanmerking te komen; f. de wijze waarop de vergoeding wordt vastgesteld en kan worden verkregen; g. de naam en de woonplaats van degene aan wie de in artikel 908 leden 2 en 3 bedoelde schriftelijke mededeling kan worden gedaan.

3. De rechter wijst het verzoek af indien:

a. de overeenkomst niet aan lid 2 voldoet; b. de hoogte van de toegekende vergoedingen niet redelijk is, mede gelet op de omvang van de schade, de eenvoud en snelheid waarmee de vergoedingen verkregen kunnen worden en de mogelijke oorzaken van de schade; c. onvoldoende zeker is dat uit de overeenkomst voortvloeiende rechten van de personen ten behoeve van wie de overeenkomst is gesloten, kunnen worden nagekomen; d. de overeenkomst niet voorziet in de mogelijkheid van een onafhankelijke beslechting van geschillen die uit de overeenkomst kunnen voortvloeien door een ander dan de rechter die volgens de wet bevoegd zou zijn; e. de belangen van de personen ten behoeve van wie de overeenkomst is gesloten anderszins onvoldoende gewaarborgd zijn; f. de in lid 1 bedoelde stichtingen of verenigingen niet voldoende representatief zijn ter zake van de belangen van degenen ten behoeve van wie de overeenkomst is gesloten; g. de groep van personen ten behoeve van wie de overeenkomst is gesloten van onvoldoende omvang is om een verbindendverklaring te rechtvaardigen; h. er een rechtspersoon is die ingevolge de overeenkomst de vergoedingen verstrekt, en deze geen partij is bij de overeenkomst.

4. De rechter kan alvorens te beslissen de overeenkomst met instemming van partijen die de overeenkomst hebben gesloten aanvullen of wijzigen of die partijen de gelegenheid geven de overeenkomst aan te vullen of te wijzigen. De rechter vermeldt de aanvulling of wijziging in de beschikking tot verbindendverklaring.

5. Het verzoek, bedoeld in lid 1, stuit de verjaring van een rechtsvordering tot vergoeding van schade tegen de personen die zich bij de overeenkomst hebben verbonden tot vergoeding van deze schade. Een nieuwe verjaringstermijn van twee jaren begint te lopen met de aanvang van de dag, volgende op die waarop

a. definitief is beslist welke vergoeding wordt toegekend; b. de in artikel 908 lid 2 bedoelde termijn is verstreken nadat een gerechtigde binnen die termijn een in dat lid bedoelde mededeling heeft gedaan; c. onherroepelijk vaststaat dat het verzoek niet tot toewijzing leidt; d. de overeenkomst overeenkomstig artikel 908 lid 4 wordt opgezegd.

6. De overeenkomst kan bepalen dat een recht op vergoeding ingevolge de overeenkomst vervalt indien een gerechtigde tot een vergoeding niet binnen een termijn van ten minste één jaar na de aanvang van de dag, volgende op die waarop hij met de opeisbaarheid van zijn vergoeding bekend is geworden, daarop aanspraak heeft gemaakt.

7. Dit artikel en de artikelen 908 tot en met 910 zijn van overeenkomstige toepassing op overeenkomsten die voor personen die door een gebeurtenis of gelijksoortige gebeurtenissen zijn benadeeld, een recht scheppen om een andere dan de in lid 1 bedoelde prestatie te vorderen of op een andere wijze een beroep op de overeenkomst te doen.

8. De personen ten behoeve van wie de overeenkomst is gesloten zijn bevoegd om gedurende de tijd dat het verzoek in behandeling is en zolang daarop niet onherroepelijk is beslist, de nakoming van op hun rustende verbintenissen op te schorten voor zover de overeenkomst voorziet in de beëindiging van een geschil daaromtrent.

Uitleg in duidelijke taal

1. Een overeenkomst strekkende tot vergoeding van schade die is veroorzaakt door een gebeurtenis of gelijksoortige gebeurtenissen, gesloten door één of meer stichtingen of verenigingen met volledige rechtsbevoegdheid met één of meer andere partijen, die zich bij deze overeenkomst hebben verbonden tot vergoeding van deze schade, kan door de rechter op gezamenlijk verzoek van deze stichtingen, verenigingen en andere partijen verbindend worden verklaard voor personen aan wie de schade is veroorzaakt, mits de stichtingen of verenigingen de belangen van deze personen ingevolge hun statuten behartigen. Onder personen aan wie de schade is veroorzaakt worden mede begrepen personen die een vordering ter zake van deze schade onder algemene of bijzondere titel hebben verkregen.

Dit lid stelt dat een overeenkomst die gericht is op het vergoeden van schade, veroorzaakt door een specifieke gebeurtenis of soortgelijke gebeurtenissen, door de rechter bindend kan worden verklaard. Deze overeenkomst moet zijn aangegaan door enerzijds één of meer stichtingen of verenigingen met volledige rechtsbevoegdheid en anderzijds één of meer andere partijen. Deze andere partijen moeten zich in de overeenkomst hebben verplicht (verbonden) om de schade te vergoeden. De rechter kan deze overeenkomst bindend verklaren op gezamenlijk verzoek van alle betrokken stichtingen, verenigingen en andere partijen. De overeenkomst wordt dan bindend voor de personen die schade hebben geleden. Een voorwaarde hiervoor is dat de stichtingen of verenigingen volgens hun statuten de belangen van deze gedupeerde personen behartigen. Onder de personen aan wie schade is veroorzaakt, vallen ook personen die de claim (vordering) voor deze schade via een algemene titel (zoals erfopvolging) of een bijzondere titel (zoals overdracht van een vordering) hebben verkregen.

2. De overeenkomst bevat in ieder geval:

Dit lid specificeert dat de overeenkomst minimaal de volgende onderdelen moet bevatten:

a. een omschrijving van de gebeurtenis of de gebeurtenissen waarop de overeenkomst betrekking heeft;

Dit betekent een duidelijke beschrijving van de specifieke gebeurtenis of gebeurtenissen waarvoor de overeenkomst is gesloten.

b. een omschrijving van de groep dan wel groepen van personen ten behoeve van wie de overeenkomst is gesloten, naar gelang van de aard en de ernst van hun schade;

Dit vereist een beschrijving van de groep of groepen mensen voor wie de overeenkomst bedoeld is, waarbij onderscheid gemaakt kan worden op basis van de soort en de hevigheid van hun schade.

c. een zo nauwkeurig mogelijke aanduiding van het aantal personen dat tot deze groep of groepen behoort;

Dit houdt in dat zo precies mogelijk moet worden aangegeven hoeveel personen tot de omschreven groep of groepen behoren.

d. de vergoeding die aan deze personen wordt toegekend;

Dit betreft de specifieke schadevergoeding die aan de betreffende personen zal worden uitgekeerd.

e. de voorwaarden waaraan deze personen moeten voldoen om voor die vergoeding in aanmerking te komen;

Dit zijn de criteria of eisen waaraan de personen moeten voldoen om recht te hebben op de vastgestelde vergoeding.

f. de wijze waarop de vergoeding wordt vastgesteld en kan worden verkregen;

Dit beschrijft de procedure voor het bepalen van de hoogte van de vergoeding en hoe de personen deze kunnen ontvangen.

g. de naam en de woonplaats van degene aan wie de in artikel 908 leden 2 en 3 bedoelde schriftelijke mededeling kan worden gedaan.

Dit vereist de vermelding van de naam en het adres van de persoon of instantie aan wie een schriftelijke mededeling, zoals bedoeld in artikel 908, leden 2 en 3, kan worden gericht (bijvoorbeeld een opt-out mededeling).

3. De rechter wijst het verzoek af indien:

Dit lid beschrijft de gronden waarop de rechter een verzoek tot verbindendverklaring van de overeenkomst zal afwijzen:

a. de overeenkomst niet aan lid 2 voldoet;

Als de overeenkomst niet alle in lid 2 genoemde verplichte onderdelen bevat.

b. de hoogte van de toegekende vergoedingen niet redelijk is, mede gelet op de omvang van de schade, de eenvoud en snelheid waarmee de vergoedingen verkregen kunnen worden en de mogelijke oorzaken van de schade;

Als het bedrag van de schadevergoedingen niet als redelijk wordt beschouwd, rekening houdend met de totale schade, hoe makkelijk en snel de vergoedingen te verkrijgen zijn, en de mogelijke oorzaken van de schade.

c. onvoldoende zeker is dat uit de overeenkomst voortvloeiende rechten van de personen ten behoeve van wie de overeenkomst is gesloten, kunnen worden nagekomen;

Als er niet genoeg zekerheid bestaat dat de rechten die voor de gedupeerden uit de overeenkomst voortvloeien, ook daadwerkelijk kunnen worden vervuld (bijvoorbeeld als de betalende partij mogelijk niet kan betalen).

d. de overeenkomst niet voorziet in de mogelijkheid van een onafhankelijke beslechting van geschillen die uit de overeenkomst kunnen voortvloeien door een ander dan de rechter die volgens de wet bevoegd zou zijn;

Als de overeenkomst geen regeling bevat voor een onafhankelijke manier om geschillen op te lossen die uit de overeenkomst kunnen ontstaan, anders dan via de reguliere, wettelijk bevoegde rechter.

e. de belangen van de personen ten behoeve van wie de overeenkomst is gesloten anderszins onvoldoende gewaarborgd zijn;

Als de belangen van de personen voor wie de overeenkomst is bedoeld, op andere manieren niet voldoende beschermd zijn.

f. de in lid 1 bedoelde stichtingen of verenigingen niet voldoende representatief zijn ter zake van de belangen van degenen ten behoeve van wie de overeenkomst is gesloten;

Als de stichtingen of verenigingen, zoals genoemd in lid 1, niet representatief genoeg zijn om de belangen te behartigen van de groep personen voor wie de overeenkomst is gesloten.

g. de groep van personen ten behoeve van wie de overeenkomst is gesloten van onvoldoende omvang is om een verbindendverklaring te rechtvaardigen;

Als de groep gedupeerden voor wie de overeenkomst is bedoeld, te klein is om een algemeen verbindendverklaring te rechtvaardigen.

h. er een rechtspersoon is die ingevolge de overeenkomst de vergoedingen verstrekt, en deze geen partij is bij de overeenkomst.

Als er een rechtspersoon is die volgens de overeenkomst de schadevergoedingen moet uitkeren, maar deze rechtspersoon zelf geen partij is bij de overeenkomst die ter verbindendverklaring wordt voorgelegd.

4. De rechter kan alvorens te beslissen de overeenkomst met instemming van partijen die de overeenkomst hebben gesloten aanvullen of wijzigen of die partijen de gelegenheid geven de overeenkomst aan te vullen of te wijzigen. De rechter vermeldt de aanvulling of wijziging in de beschikking tot verbindendverklaring.

Dit lid geeft de rechter de mogelijkheid om, voordat hij een definitieve beslissing neemt, de overeenkomst aan te vullen of te wijzigen. Dit moet gebeuren met instemming van de partijen die de overeenkomst oorspronkelijk hebben gesloten. De rechter kan de partijen ook de kans geven om zelf de overeenkomst aan te vullen of te wijzigen. Eventuele aanvullingen of wijzigingen worden door de rechter opgenomen in de officiële uitspraak (beschikking) waarin de overeenkomst verbindend wordt verklaard.

5. Het verzoek, bedoeld in lid 1, stuit de verjaring van een rechtsvordering tot vergoeding van schade tegen de personen die zich bij de overeenkomst hebben verbonden tot vergoeding van deze schade. Een nieuwe verjaringstermijn van twee jaren begint te lopen met de aanvang van de dag, volgende op die waarop

Dit lid bepaalt dat het indienen van het verzoek tot verbindendverklaring (zoals genoemd in lid 1) de lopende verjaringstermijn van een juridische claim (rechtsvordering) tot schadevergoeding onderbreekt (stuit). Deze claim is gericht tegen de personen die zich in de overeenkomst hebben verplicht de schade te vergoeden. Een nieuwe verjaringstermijn van twee jaar start op de dag nadat:

a. definitief is beslist welke vergoeding wordt toegekend;

er een definitieve beslissing is genomen over de hoogte van de toegekende schadevergoeding.

b. de in artikel 908 lid 2 bedoelde termijn is verstreken nadat een gerechtigde binnen die termijn een in dat lid bedoelde mededeling heeft gedaan;

de termijn genoemd in artikel 908 lid 2 (voor een opt-out) is afgelopen, nadat een persoon die recht heeft op vergoeding (gerechtigde) binnen die termijn een mededeling heeft gedaan zoals bedoeld in dat lid (namelijk dat hij niet gebonden wil zijn aan de overeenkomst).

c. onherroepelijk vaststaat dat het verzoek niet tot toewijzing leidt;

definitief en onomkeerbaar (onherroepelijk) is vastgesteld dat het verzoek tot verbindendverklaring wordt afgewezen.

d. de overeenkomst overeenkomstig artikel 908 lid 4 wordt opgezegd.

de overeenkomst wordt beëindigd (opgezegd) conform de bepalingen van artikel 908 lid 4.

6. De overeenkomst kan bepalen dat een recht op vergoeding ingevolge de overeenkomst vervalt indien een gerechtigde tot een vergoeding niet binnen een termijn van ten minste één jaar na de aanvang van de dag, volgende op die waarop hij met de opeisbaarheid van zijn vergoeding bekend is geworden, daarop aanspraak heeft gemaakt.

Dit lid stelt dat in de overeenkomst kan worden opgenomen dat het recht op schadevergoeding op basis van die overeenkomst komt te vervallen. Dit gebeurt als een persoon die recht heeft op vergoeding (gerechtigde) niet binnen een periode van minimaal één jaar aanspraak maakt op deze vergoeding. Deze termijn van één jaar begint te lopen op de dag nadat de gerechtigde bekend is geworden met het feit dat zijn vergoeding opeisbaar is.

7. Dit artikel en de artikelen 908 tot en met 910 zijn van overeenkomstige toepassing op overeenkomsten die voor personen die door een gebeurtenis of gelijksoortige gebeurtenissen zijn benadeeld, een recht scheppen om een andere dan de in lid 1 bedoelde prestatie te vorderen of op een andere wijze een beroep op de overeenkomst te doen.

Dit lid bepaalt dat de regels van dit artikel (artikel 907) en de artikelen 908 tot en met 910 op een vergelijkbare manier (van overeenkomstige toepassing) gelden voor overeenkomsten die andere rechten creëren voor benadeelde personen. Het gaat dan om het recht om een andere prestatie te eisen dan de schadevergoeding genoemd in lid 1, of om op een andere manier gebruik te maken van (een beroep te doen op) de overeenkomst.

8. De personen ten behoeve van wie de overeenkomst is gesloten zijn bevoegd om gedurende de tijd dat het verzoek in behandeling is en zolang daarop niet onherroepelijk is beslist, de nakoming van op hun rustende verbintenissen op te schorten voor zover de overeenkomst voorziet in de beëindiging van een geschil daaromtrent.

Dit lid geeft de personen voor wie de overeenkomst is bedoeld, de bevoegdheid om hun eigen verplichtingen (nakoming van op hun rustende verbintenissen) tijdelijk niet na te komen (op te schorten). Dit mogen zij doen gedurende de periode dat het verzoek tot verbindendverklaring bij de rechter in behandeling is en er nog geen definitieve (onherroepelijke) beslissing is genomen. Deze opschorting is alleen toegestaan als de overeenkomst zelf een regeling bevat om een bestaand geschil over die verplichtingen te beëindigen.

Gerelateerde rechtspraak

Hoge Raad409x keer aangehaald in latere zaken

ECLI:NL:HR:2009:BH2815

ECLI:NL:HR:2009:BH28155 juni 2009Dit wetsartikel wordt 1 keer genoemd in deze uitspraak
Hoge Raad145x keer aangehaald in latere zaken

ECLI:NL:HR:2015:3018

ECLI:NL:HR:2015:30189 oktober 2015Dit wetsartikel wordt 1 keer genoemd in deze uitspraak
Civiel RechtBurgerlijk Procesrecht, Verbintenissenrecht, Financieel Recht, Personen En Familierecht
Hoge Raad101x keer aangehaald in latere zaken

ECLI:NL:HR:2017:936 - Stuiting verjaring door collectieve actie duurt voort tot WCAM-beslissing

ECLI:NL:HR:2017:93619 mei 2017Dit wetsartikel wordt 4 keer genoemd in deze uitspraak

Een collectieve actie stuit de verjaring voor vernietiging van effectenleaseovereenkomsten. Deze stuitende werking eindigt niet bij de schikking, maar pas met de rechterlijke beslissing op het WCAM-verzoek. De termijn van art. 3:316 lid 2 BW vangt pas dan aan.

Civiel RechtFinancieel Recht, Verbintenissenrecht, Burgerlijk Procesrecht, Personen En Familierecht
Hoge Raad75x keer aangehaald in latere zaken

ECLI:NL:HR:2009:BH2811

ECLI:NL:HR:2009:BH28115 juni 2009Dit wetsartikel wordt 1 keer genoemd in deze uitspraak
Civiel RechtFinancieel Recht, Verbintenissenrecht, Burgerlijk Procesrecht
Hoge Raad25x keer aangehaald in latere zaken

ECLI:NL:HR:2016:2822 - WCAM opt-out verklaring: strenge formele eisen voor rechtszekerheid

ECLI:NL:HR:2016:28229 december 2016Dit wetsartikel wordt 3 keer genoemd in deze uitspraak

Een opt-out verklaring onder de Wet collectieve afwikkeling massaschade (WCAM) moet worden gericht aan de daartoe in de overeenkomst aangewezen persoon, zoals een notaris. Een mededeling aan de wederpartij is ongeldig. Dit is cruciaal voor de rechtszekerheid, behoudens onaanvaardbaarheid naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid.

Civiel RechtFinancieel Recht, Verbintenissenrecht, Burgerlijk Procesrecht
Hoge Raad11x keer aangehaald in latere zaken

ECLI:NL:HR:2017:210

ECLI:NL:HR:2017:21010 februari 2017Dit wetsartikel wordt 2 keer genoemd in deze uitspraak
Hoge Raad9x keer aangehaald in latere zaken

ECLI:NL:HR:2016:2835

ECLI:NL:HR:2016:28359 december 2016Dit wetsartikel wordt 1 keer genoemd in deze uitspraak
Hoge Raad1x keer aangehaald in latere zaken

ECLI:NL:HR:2016:2825

ECLI:NL:HR:2016:28259 december 2016Dit wetsartikel wordt 7 keer genoemd in deze uitspraak
Hoge Raad5x keer aangehaald in latere zaken

ECLI:NL:HR:2011:BO5822

ECLI:NL:HR:2011:BO582228 januari 2011Dit wetsartikel wordt 1 keer genoemd in deze uitspraak
Hoge Raad

ECLI:NL:HR:2022:520

ECLI:NL:HR:2022:5208 april 2022Dit wetsartikel wordt 1 keer genoemd in deze uitspraak