Artikel 850 (Borgtocht definitie, geldigheid en toepasselijkheid)
1. Borgtocht is de overeenkomst waarbij de ene partij, de borg, zich tegenover de andere partij, de schuldeiser, verbindt tot nakoming van een verbintenis, die een derde, de hoofdschuldenaar, tegenover de schuldeiser heeft of zal krijgen.
2. Voor de geldigheid van een borgtocht is niet vereist dat de hoofdschuldenaar deze kent.
3. Op borgtocht zijn de bepalingen omtrent hoofdelijke verbintenissen van toepassing, voor zover daarvan in deze titel niet wordt afgeweken.
Uitleg in duidelijke taal
1. Borgtocht is de overeenkomst waarbij de ene partij, de borg, zich tegenover de andere partij, de schuldeiser, verbindt tot nakoming van een verbintenis, die een derde, de hoofdschuldenaar, tegenover de schuldeiser heeft of zal krijgen.
Dit artikelonderdeel definieert borgtocht als een overeenkomst. In deze overeenkomst verbindt één partij, de borg, zich jegens een andere partij, de schuldeiser. De verbintenis van de borg houdt in dat hij zal instaan voor de nakoming van een verbintenis die een derde persoon, de hoofdschuldenaar, heeft of in de toekomst zal hebben jegens diezelfde schuldeiser.
2. Voor de geldigheid van een borgtocht is niet vereist dat de hoofdschuldenaar deze kent.
Dit betekent dat een borgtochtovereenkomst geldig is, ook als de hoofdschuldenaar (de persoon voor wiens schuld de borg instaat) niet op de hoogte is van het bestaan van deze borgtocht.
3. Op borgtocht zijn de bepalingen omtrent hoofdelijke verbintenissen van toepassing, voor zover daarvan in deze titel niet wordt afgeweken.
Dit houdt in dat de wettelijke regels die gelden voor hoofdelijke verbintenissen ook van toepassing zijn op borgtocht. Dit is echter alleen het geval als de specifieke bepalingen over borgtocht in deze titel (Titel 14 van Boek 7) niet iets anders voorschrijven.
Gerelateerde rechtspraak
ECLI:NL:HR:2008:BD5520
ECLI:NL:HR:2021:38
ECLI:NL:HR:2017:1108
ECLI:NL:HR:2018:915 - Borgtocht en zorgplicht: geen ontbinding bij eenzijdige overeenkomst
Een borgtochtovereenkomst is in beginsel eenzijdig, niet wederkerig. Een schending van de zorgplicht door de schuldeiser geeft de borg daarom geen recht op ontbinding (art. 6:265 BW), maar mogelijk wel op schadevergoeding. De aard van de overeenkomst verzet zich tegen ontbinding.