Terug naar bibliotheek
Boek 7. Bijzondere overeenkomsten
Titel 12. Aanneming van werk
Afdeling 2. Bijzondere bepalingen voor de bouw van een woning in opdracht van een natuurlijk persoon die niet handelt in de uitoefening van een beroep of bedrijf
Artikel 768

Artikel 768 (Inhouden aanneemsom depot notaris woningbouw)

Laatste versie

1. De opdrachtgever kan, zonder beroep te doen op artikel 262 van Boek 6 en onder behoud van zijn recht op oplevering, maximaal 5% van de aanneemsom inhouden op de laatste termijn of laatste termijnen en dit bedrag in plaats van aan de aannemer te betalen, in depot storten bij een notaris.

2. De aannemer stelt de opdrachtgever uiterlijk twee maanden na het tijdstip van oplevering, doch niet eerder dan één maand na dat tijdstip, schriftelijk in de gelegenheid aan te geven of hij van de in artikel 262 van Boek 6 toegekende bevoegdheid gebruik wenst te maken. De aannemer stuurt hiervan een afschrift aan de notaris.

3. De notaris brengt het bedrag in de macht van de aannemer nadat drie maanden zijn verstreken na het tijdstip van oplevering, indien hij het afschrift, bedoeld in het tweede lid, heeft ontvangen, tenzij de opdrachtgever van de in artikel 262 van Boek 6 toegekende bevoegdheid wenst gebruik te maken. In dat geval deelt de opdrachtgever aan de notaris mee tot welk bedrag het depot moet worden gehandhaafd.

4. De notaris brengt het bedrag voorts in de macht van de aannemer voor zover de opdrachtgever daarin toestemt, de aannemer een aan het depot gelijkwaardige zekerheid stelt of bij een uitspraak die partijen bindt, is beslist dat een depot niet of niet langer gerechtvaardigd is.

5. Indien de opdrachtgever aan de aannemer schadevergoeding verschuldigd is wegens de in lid 1 bedoelde depotstorting of de door de aannemer gestelde gelijkwaardige zekerheid, wordt deze gesteld op de wettelijke rente bedoeld in artikel 119 van Boek 6. Gedurende de drie maanden bedoeld in lid 3, is zij niet verschuldigd, zelfs niet indien geen gebreken worden geconstateerd.

Uitleg in duidelijke taal

1. De opdrachtgever kan, zonder beroep te doen op artikel 262 van Boek 6 en onder behoud van zijn recht op oplevering, maximaal 5% van de aanneemsom inhouden op de laatste termijn of laatste termijnen en dit bedrag in plaats van aan de aannemer te betalen, in depot storten bij een notaris.

Dit lid bepaalt dat de opdrachtgever het recht heeft om een bedrag van maximaal 5% van de totale aanneemsom in te houden. Deze inhouding mag plaatsvinden op de laatste betalingstermijn of termijnen. De opdrachtgever kan dit doen zonder zich te beroepen op artikel 262 van Boek 6 van het Burgerlijk Wetboek (opschortingsrecht) en hij behoudt zijn recht op de oplevering van de woning. Het ingehouden bedrag moet de opdrachtgever, in plaats van het aan de aannemer te betalen, bij een notaris in depot storten.

2. De aannemer stelt de opdrachtgever uiterlijk twee maanden na het tijdstip van oplevering, doch niet eerder dan één maand na dat tijdstip, schriftelijk in de gelegenheid aan te geven of hij van de in artikel 262 van Boek 6 toegekende bevoegdheid gebruik wenst te maken. De aannemer stuurt hiervan een afschrift aan de notaris.

Dit lid legt een verplichting op aan de aannemer. De aannemer moet de opdrachtgever schriftelijk de kans geven om aan te geven of hij gebruik wil maken van de bevoegdheid die artikel 262 van Boek 6 hem toekent (het opschortingsrecht). Dit moet de aannemer doen uiterlijk twee maanden na de oplevering, maar niet eerder dan één maand na de oplevering. Van deze schriftelijke mededeling moet de aannemer een kopie (afschrift) naar de notaris sturen.

3. De notaris brengt het bedrag in de macht van de aannemer nadat drie maanden zijn verstreken na het tijdstip van oplevering, indien hij het afschrift, bedoeld in het tweede lid, heeft ontvangen, tenzij de opdrachtgever van de in artikel 262 van Boek 6 toegekende bevoegdheid wenst gebruik te maken. In dat geval deelt de opdrachtgever aan de notaris mee tot welk bedrag het depot moet worden gehandhaafd.

Dit lid regelt wanneer de notaris het in depot gestorte bedrag aan de aannemer mag uitbetalen. De notaris mag het bedrag aan de aannemer overdragen (in de macht van de aannemer brengen) pas nadat er drie maanden voorbij zijn sinds de oplevering. Dit kan alleen als de notaris het afschrift heeft ontvangen waarover in lid 2 wordt gesproken. Een uitzondering hierop is als de opdrachtgever aangeeft gebruik te willen maken van zijn bevoegdheid volgens artikel 262 van Boek 6. Als dat het geval is, moet de opdrachtgever aan de notaris laten weten welk deel van het depotbedrag gehandhaafd moet blijven.

4. De notaris brengt het bedrag voorts in de macht van de aannemer voor zover de opdrachtgever daarin toestemt, de aannemer een aan het depot gelijkwaardige zekerheid stelt of bij een uitspraak die partijen bindt, is beslist dat een depot niet of niet langer gerechtvaardigd is.

Dit lid beschrijft andere situaties waarin de notaris het depotbedrag (of een deel daarvan) aan de aannemer mag overdragen. Dit mag de notaris doen als:

  • de opdrachtgever ermee instemt;
  • de aannemer een zekerheid stelt die gelijkwaardig is aan het depotbedrag;
  • er een uitspraak is gedaan die bindend is voor beide partijen (opdrachtgever en aannemer) waarin is besloten dat het depot niet of niet langer nodig (gerechtvaardigd) is.

5. Indien de opdrachtgever aan de aannemer schadevergoeding verschuldigd is wegens de in lid 1 bedoelde depotstorting of de door de aannemer gestelde gelijkwaardige zekerheid, wordt deze gesteld op de wettelijke rente bedoeld in artikel 119 van Boek 6. Gedurende de drie maanden bedoeld in lid 3, is zij niet verschuldigd, zelfs niet indien geen gebreken worden geconstateerd.

Dit lid bepaalt dat als de opdrachtgever schadevergoeding moet betalen aan de aannemer vanwege de depotstorting (zoals genoemd in lid 1) of vanwege de gelijkwaardige zekerheid die de aannemer heeft gesteld, deze schadevergoeding gelijk is aan de wettelijke rente (zoals bedoeld in artikel 119 van Boek 6). Echter, gedurende de periode van drie maanden na oplevering (zoals genoemd in lid 3) is deze schadevergoeding niet verschuldigd, ook niet als er uiteindelijk geen gebreken aan de woning worden gevonden.