Terug naar bibliotheek
Boek 7. Bijzondere overeenkomsten
Titel 2a. Consumentenkredietovereenkomsten
Afdeling 1. Bepalingen ter uitvoering van richtlijn nr. 2008/48/EG van 23 april 2008 inzake kredietovereenkomsten voor consumenten
Onderafdeling 6. Slotbepalingen
Artikel 73

Artikel 73 (Dwingendrechtelijke consumentenbescherming kredietovereenkomsten)

Laatste versie

1. Van het bepaalde bij deze titel kan niet ten nadele van de consument worden afgeweken.

2. De consument kan de hem krachtens deze titel toegekende bescherming niet worden ontzegd, door overeenkomsten een bijzondere vorm te geven, met name door kredietopnemingen of kredietovereenkomsten die onder de Richtlijn vallen op te nemen in overeenkomsten die, door de aard of het doel ervan, buiten de werkingssfeer ervan zouden kunnen vallen.

3. Aan de consument kan, indien de kredietovereenkomst een nauwe band heeft met het grondgebied van een of meer lidstaten van de Europese Unie, de hem krachtens de Richtlijn door het recht van die staat toegekende bescherming niet worden onthouden, ongeacht het recht dat de kredietovereenkomst beheerst.

Uitleg in duidelijke taal

1. Van het bepaalde bij deze titel kan niet ten nadele van de consument worden afgeweken.

Dit betekent dat er niet mag worden afgeweken van de bepalingen in deze titel als dit nadelig is voor de consument.

2. De consument kan de hem krachtens deze titel toegekende bescherming niet worden ontzegd, door overeenkomsten een bijzondere vorm te geven, met name door kredietopnemingen of kredietovereenkomsten die onder de Richtlijn vallen op te nemen in overeenkomsten die, door de aard of het doel ervan, buiten de werkingssfeer ervan zouden kunnen vallen.

Dit betekent dat de consument de bescherming die hem op grond van (krachtens) deze titel is gegeven, niet kan worden afgenomen (ontzegd). Dit geldt ook als men probeert dit te doen door overeenkomsten een speciale (bijzondere) vorm te geven. Een voorbeeld hiervan is het opnemen van kredietopnemingen of kredietovereenkomsten die onder de Richtlijn vallen, in overeenkomsten die, vanwege hun aard of doel, normaal gesproken buiten de werkingssfeer van de Richtlijn zouden kunnen vallen.

3. Aan de consument kan, indien de kredietovereenkomst een nauwe band heeft met het grondgebied van een of meer lidstaten van de Europese Unie, de hem krachtens de Richtlijn door het recht van die staat toegekende bescherming niet worden onthouden, ongeacht het recht dat de kredietovereenkomst beheerst.

Dit betekent dat als een kredietovereenkomst een sterke (nauwe) verbinding (band) heeft met het grondgebied van een of meer lidstaten van de Europese Unie, de consument de bescherming die hem op grond van (krachtens) de Richtlijn door het recht van die lidstaat wordt toegekend, niet mag worden afgenomen (onthouden). Dit geldt ongeacht welk rechtssysteem (recht) de kredietovereenkomst beheerst.