Artikel 691 (Uitzendovereenkomst termijnen en afwijkingen)
1. Op de uitzendovereenkomst is artikel 668a eerst van toepassing zodra de werknemer in meer dan 26 weken arbeid heeft verricht.
2. In de uitzendovereenkomst kan schriftelijk worden bedongen dat die overeenkomst van rechtswege eindigt doordat de terbeschikkingstelling van de werknemer door de werkgever aan de derde als bedoeld in artikel 690 op verzoek van die derde ten einde komt. Indien een beding als bedoeld in de vorige volzin in de uitzendovereenkomst is opgenomen, kan de werknemer die overeenkomst onverwijld opzeggen en is op de werkgever artikel 668, leden 1, 2, 3 en 4, onderdeel a, niet van toepassing.
3. Een beding als bedoeld in lid 2 verliest zijn kracht indien de werknemer in meer dan 26 weken arbeid voor de werkgever heeft verricht. Na het verstrijken van deze termijn vervalt de bevoegdheid van de werknemer tot opzegging als bedoeld in lid 2.
4. Voor de berekening van de termijnen, bedoeld in de leden 1 en 3, worden perioden waarin arbeid wordt verricht die elkaar opvolgen met tussenpozen van ten hoogste zes maanden mede in aanmerking genomen.
5. Voor de berekening van de termijnen, bedoeld in de leden 1 en 3, worden perioden waarin voor verschillende werkgevers arbeid wordt verricht die ten aanzien van de verrichte arbeid redelijkerwijze geacht moeten worden elkaars opvolger te zijn mede in aanmerking genomen.
6. Dit artikel is niet van toepassing op de uitzendovereenkomst waarbij de werkgever en de derde in een groep zijn verbonden als bedoeld in artikel 24b van Boek 2 dan wel de één een dochtermaatschappij is van de ander als bedoeld in artikel 24a van Boek 2.
7. Bij schriftelijke overeenkomst kan ten nadele van de werknemer worden afgeweken van artikel 628, lid 1, tot ten hoogste de eerste 26 weken waarin de werknemer arbeid verricht. Artikel 628, leden 5, 6 en 7, is niet van toepassing.
8. Bij collectieve arbeidsovereenkomst of bij regeling door of namens een daartoe bevoegd bestuursorgaan:
a. kunnen de termijnen, bedoeld in de leden 1, 3 en 7, worden verlengd tot ten hoogste 78 weken; b. kan van lid 5 worden afgeweken ten nadele van de werknemer; en c. kan de periode van 36 maanden, bedoeld in artikel 668a, lid 1, onderdeel a, worden verlengd tot ten hoogste 48 maanden en kan het aantal van drie, bedoeld in artikel 668a, lid 1, onderdeel b, worden verhoogd naar ten hoogste zes.
Uitleg in duidelijke taal
1. Op de uitzendovereenkomst is artikel 668a eerst van toepassing zodra de werknemer in meer dan 26 weken arbeid heeft verricht.
Dit betekent dat artikel 668a, dat regels bevat over de keten van arbeidsovereenkomsten voor bepaalde tijd, pas van toepassing is op een uitzendovereenkomst nadat de werknemer meer dan 26 weken arbeid heeft verricht.
2. In de uitzendovereenkomst kan schriftelijk worden bedongen dat die overeenkomst van rechtswege eindigt doordat de terbeschikkingstelling van de werknemer door de werkgever aan de derde als bedoeld in artikel 690 op verzoek van die derde ten einde komt. Indien een beding als bedoeld in de vorige volzin in de uitzendovereenkomst is opgenomen, kan de werknemer die overeenkomst onverwijld opzeggen en is op de werkgever artikel 668, leden 1, 2, 3 en 4, onderdeel a, niet van toepassing.
Dit lid stelt dat in de uitzendovereenkomst schriftelijk kan worden afgesproken (bedongen) dat de overeenkomst automatisch (van rechtswege) eindigt. Dit gebeurt wanneer de werkgever de werknemer niet langer ter beschikking stelt aan de derde (de inlener, zoals gedefinieerd in artikel 690), omdat die derde daarom heeft verzocht. Als een dergelijke afspraak (beding) in de uitzendovereenkomst staat, heeft de werknemer het recht de overeenkomst direct (onverwijld) op te zeggen. In dat geval zijn de verplichtingen voor de werkgever uit artikel 668, leden 1, 2, 3 en 4, onderdeel a (betreffende de aanzegplicht bij het einde van een contract voor bepaalde tijd) niet van toepassing.
3. Een beding als bedoeld in lid 2 verliest zijn kracht indien de werknemer in meer dan 26 weken arbeid voor de werkgever heeft verricht. Na het verstrijken van deze termijn vervalt de bevoegdheid van de werknemer tot opzegging als bedoeld in lid 2.
Een afspraak zoals genoemd in lid 2 (het uitzendbeding) is niet langer geldig (verliest zijn kracht) als de werknemer meer dan 26 weken arbeid voor de werkgever heeft verricht. Zodra deze periode (termijn) is afgelopen, heeft de werknemer niet langer het recht (de bevoegdheid) om de overeenkomst op te zeggen op de manier zoals beschreven in lid 2.
4. Voor de berekening van de termijnen, bedoeld in de leden 1 en 3, worden perioden waarin arbeid wordt verricht die elkaar opvolgen met tussenpozen van ten hoogste zes maanden mede in aanmerking genomen.
Voor het berekenen van de periodes (termijnen) die in lid 1 en lid 3 worden genoemd, worden periodes waarin arbeid is verricht en die elkaar opvolgen met onderbrekingen (tussenpozen) van maximaal zes maanden, ook meegeteld (mede in aanmerking genomen).
5. Voor de berekening van de termijnen, bedoeld in de leden 1 en 3, worden perioden waarin voor verschillende werkgevers arbeid wordt verricht die ten aanzien van de verrichte arbeid redelijkerwijze geacht moeten worden elkaars opvolger te zijn mede in aanmerking genomen.
Bij het berekenen van de periodes (termijnen) genoemd in lid 1 en lid 3, worden ook periodes meegeteld (mede in aanmerking genomen) waarin arbeid is verricht voor verschillende werkgevers. Dit geldt als deze werkgevers, gelet op de verrichte arbeid, redelijkerwijs beschouwd moeten worden als elkaars opvolger.
6. Dit artikel is niet van toepassing op de uitzendovereenkomst waarbij de werkgever en de derde in een groep zijn verbonden als bedoeld in artikel 24b van Boek 2 dan wel de één een dochtermaatschappij is van de ander als bedoeld in artikel 24a van Boek 2.
Dit volledige artikel (artikel 691) is niet van toepassing op uitzendovereenkomsten waarbij de werkgever (het uitzendbureau) en de derde (de inlener) deel uitmaken van dezelfde groep van ondernemingen (in een groep zijn verbonden) zoals beschreven in artikel 24b van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek, of als de één een dochteronderneming (dochtermaatschappij) is van de ander, zoals beschreven in artikel 24a van Boek 2.
7. Bij schriftelijke overeenkomst kan ten nadele van de werknemer worden afgeweken van artikel 628, lid 1, tot ten hoogste de eerste 26 weken waarin de werknemer arbeid verricht. Artikel 628, leden 5, 6 en 7, is niet van toepassing.
Er kan in een schriftelijke overeenkomst worden afgeweken van artikel 628, lid 1 (dat de loondoorbetalingsplicht van de werkgever regelt als er geen werk is), ten nadele van de werknemer. Deze afwijking mag gelden voor maximaal de eerste 26 weken waarin de werknemer arbeid verricht. De bepalingen van artikel 628, leden 5, 6 en 7, zijn dan niet van toepassing.
8. Bij collectieve arbeidsovereenkomst of bij regeling door of namens een daartoe bevoegd bestuursorgaan:
Door middel van een collectieve arbeidsovereenkomst (CAO) of een regeling die is vastgesteld door of namens een bestuursorgaan dat daartoe de bevoegdheid heeft, kan het volgende worden bepaald:
a. kunnen de termijnen, bedoeld in de leden 1, 3 en 7, worden verlengd tot ten hoogste 78 weken;
De periodes (termijnen) die genoemd worden in lid 1, lid 3 en lid 7 kunnen worden verlengd tot een maximum van 78 weken.
b. kan van lid 5 worden afgeweken ten nadele van de werknemer; en
Er kan worden afgeweken van de bepaling in lid 5 (over opvolgend werkgeverschap), op een manier die nadelig is voor de werknemer.
c. kan de periode van 36 maanden, bedoeld in artikel 668a, lid 1, onderdeel a, worden verlengd tot ten hoogste 48 maanden en kan het aantal van drie, bedoeld in artikel 668a, lid 1, onderdeel b, worden verhoogd naar ten hoogste zes.
De periode van 36 maanden, zoals genoemd in artikel 668a, lid 1, onderdeel a (betreffende de maximale duur van een keten van arbeidsovereenkomsten), kan worden verlengd tot maximaal 48 maanden. Bovendien kan het aantal van drie arbeidsovereenkomsten, zoals genoemd in artikel 668a, lid 1, onderdeel b (betreffende het maximale aantal opeenvolgende arbeidsovereenkomsten), worden verhoogd naar maximaal zes.
Gerelateerde rechtspraak
ECLI:NL:HR:2012:BU9889
ECLI:NL:HR:2016:2356
ECLI:NL:HR:2023:426 - Uitzendbeding bij ziekte: fictief verzoek inlener in CAO is nietig
Een CAO-bepaling die stelt dat een uitzendovereenkomst bij ziekmelding eindigt door een fictief beëindigingsverzoek van de inlener, is nietig. Voor een rechtsgeldig einde van de uitzendovereenkomst op grond van het uitzendbeding is een daadwerkelijk verzoek van de inlener vereist.
ECLI:NL:HR:2015:33
ECLI:NL:HR:2016:2757 - Uitzendovereenkomst, payrolling en opvolgend werkgeverschap: reikwijdte ketenregeling en Ragetlie-regel
Een payrollconstructie valt onder de ruime definitie van de uitzendovereenkomst. Bij een directe overstap van de werknemer naar de inlener, moet deze inlener als opvolgend werkgever worden beschouwd. De voorgaande periode telt dan mee voor de ketenregeling en de Ragetlie-regel.