Artikel 671b (Ontbinding arbeidsovereenkomst kantonrechter verzoek werkgever)
1. De kantonrechter kan op verzoek van de werkgever de arbeidsovereenkomst ontbinden:
a. op grond van artikel 669, lid 3, onderdelen c tot en met i; b. op grond van artikel 669, lid 3, onderdelen a en b, indien de toestemming, bedoeld in artikel 671a, is geweigerd; of c. op grond van artikel 669, lid 3, onderdelen a en b, indien er sprake is van een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd die niet tussentijds kan worden opgezegd.
2. De kantonrechter kan het verzoek, bedoeld in lid 1, slechts inwilligen indien aan de voorwaarden voor opzegging van de arbeidsovereenkomst, bedoeld in artikel 669, is voldaan en er geen opzegverboden als bedoeld in artikel 670 of met deze opzegverboden naar aard en strekking vergelijkbare opzegverboden in een ander wettelijk voorschrift gelden.
3. Indien het verzoek om ontbinding is gegrond op artikel 669, lid 3, onderdeel a, is artikel 671a, leden 5 en 7, van overeenkomstige toepassing.
4. Indien het verzoek om ontbinding is gegrond op artikel 669, lid 3, onderdeel c, wijst de kantonrechter het verzoek af, indien de werkgever niet beschikt over een verklaring ter zake van een deskundige als bedoeld in artikel 629a, tenzij het overleggen van deze verklaring in redelijkheid niet van de werkgever kan worden gevergd.
5. Indien het verzoek om ontbinding is gegrond op artikel 669, lid 3, onderdeel e, in verband met het, zonder deugdelijke grond door de werknemer niet nakomen van de verplichtingen, bedoeld in artikel 660a, wijst de kantonrechter het verzoek af, indien de werkgever:
a. de werknemer niet eerst schriftelijk heeft gemaand tot nakoming van die verplichtingen of om die reden, met inachtneming van het bepaalde in artikel 629, lid 7, de betaling van het loon heeft gestaakt; of b. niet beschikt over een verklaring ter zake van een deskundige als bedoeld in artikel 629a, tenzij het overleggen van deze verklaring in redelijkheid niet van de werkgever kan worden gevergd.
6. Indien de werkgever de ontbinding verzoekt op grond van artikel 669, lid 3, onderdelen b tot en met i, en een opzegverbod als bedoeld in artikel 670, leden 1 tot en met 4 en 10, of een met deze opzegverboden naar aard en strekking vergelijkbaar opzegverbod in een ander wettelijk voorschrift geldt, kan de kantonrechter, in afwijking van lid 2, het verzoek om ontbinding inwilligen, indien:
a. het verzoek geen verband houdt met omstandigheden waarop die opzegverboden betrekking hebben; of b. er sprake is van omstandigheden die van dien aard zijn dat de arbeidsovereenkomst in het belang van de werknemer behoort te eindigen.
7. Het opzegverbod, bedoeld in artikel 670, lid 1, geldt niet indien de ziekte een aanvang heeft genomen nadat het verzoek om ontbinding door de kantonrechter is ontvangen.
8. Indien de kantonrechter de arbeidsovereenkomst ontbindt op grond van artikel 669, lid 3, onderdeel i, kan hij aan de werknemer een vergoeding toekennen van ten hoogste de helft van de transitievergoeding, bedoeld in artikel 673, lid 2.
9. Indien het verzoek om ontbinding een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd of een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd betreft die tussentijds kan worden opgezegd, en de kantonrechter het verzoek inwilligt:
a. bepaalt hij het einde van de arbeidsovereenkomst op het tijdstip waarop de arbeidsovereenkomst bij regelmatige opzegging zou zijn geëindigd, waarbij, indien de ontbinding van de arbeidsovereenkomst niet het gevolg is van ernstig verwijtbaar handelen of nalaten van de werkgever, de duur van de periode die aanvangt op de datum van ontvangst van het verzoek om ontbinding en eindigt op de datum van dagtekening van de ontbindingsbeslissing in mindering wordt gebracht, met dien verstande dat een termijn van ten minste een maand resteert; b. kan hij, in afwijking van onderdeel a, het einde van de arbeidsovereenkomst bepalen op een eerder tijdstip, indien de ontbinding van de arbeidsovereenkomst het gevolg is van ernstig verwijtbaar handelen of nalaten van de werknemer; c. kan hij aan de werknemer een billijke vergoeding toekennen indien de ontbinding van de arbeidsovereenkomst het gevolg is van ernstig verwijtbaar handelen of nalaten van de werkgever.
10. Indien het verzoek om ontbinding een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd betreft die niet tussentijds kan worden opgezegd, en de kantonrechter het verzoek inwilligt, bepaalt hij op welk tijdstip de arbeidsovereenkomst eindigt en:
a. kan hij de werknemer een vergoeding toekennen tot ten hoogste het bedrag gelijk aan het in geld vastgestelde loon over de termijn dat de arbeidsovereenkomst geduurd zou hebben indien deze van rechtswege zou zijn geëindigd; b. kan hij de werknemer naast de vergoeding, bedoeld in onderdeel a, een billijke vergoeding toekennen indien de ontbinding het gevolg is van ernstig verwijtbaar handelen of nalaten van de werkgever; of c. kan hij, indien de ontbinding van de arbeidsovereenkomst het gevolg is van ernstig verwijtbaar handelen of nalaten van de werknemer, de werkgever een vergoeding toekennen tot ten hoogste het bedrag gelijk aan het in geld vastgestelde loon over de termijn dat de arbeidsovereenkomst geduurd zou hebben indien deze van rechtswege zou zijn geëindigd.
11. Elk beding waarbij de mogelijkheid voor de werkgever om de kantonrechter te verzoeken de arbeidsovereenkomst te ontbinden, bedoeld in lid 1, wordt uitgesloten of beperkt, is nietig.
Uitleg in duidelijke taal
1. De kantonrechter kan op verzoek van de werkgever de arbeidsovereenkomst ontbinden:
Dit betekent dat de kantonrechter, als de werkgever hierom verzoekt, de arbeidsovereenkomst kan beëindigen.
a. op grond van artikel 669, lid 3, onderdelen c tot en met i;
Deze ontbinding kan plaatsvinden op basis van de gronden die zijn genoemd in artikel 669, lid 3, specifiek de onderdelen c tot en met i.
b. op grond van artikel 669, lid 3, onderdelen a en b, indien de toestemming, bedoeld in artikel 671a, is geweigerd; of
De ontbinding kan ook plaatsvinden op basis van de gronden genoemd in artikel 669, lid 3, onderdelen a en b, in het geval dat de toestemming voor opzegging, zoals beschreven in artikel 671a, is geweigerd.
c. op grond van artikel 669, lid 3, onderdelen a en b, indien er sprake is van een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd die niet tussentijds kan worden opgezegd.
Daarnaast kan de ontbinding plaatsvinden op basis van de gronden genoemd in artikel 669, lid 3, onderdelen a en b, als het gaat om een arbeidsovereenkomst voor een vastgestelde periode die niet tussentijds beëindigd mag worden.
2. De kantonrechter kan het verzoek, bedoeld in lid 1, slechts inwilligen indien aan de voorwaarden voor opzegging van de arbeidsovereenkomst, bedoeld in artikel 669, is voldaan en er geen opzegverboden als bedoeld in artikel 670 of met deze opzegverboden naar aard en strekking vergelijkbare opzegverboden in een ander wettelijk voorschrift gelden.
Dit betekent dat de kantonrechter het verzoek van de werkgever om de arbeidsovereenkomst te ontbinden (zoals genoemd in lid 1) alleen kan goedkeuren als voldaan is aan de eisen voor opzegging die in artikel 669 staan. Bovendien mogen er geen opzegverboden gelden zoals beschreven in artikel 670, of opzegverboden die qua aard en doel vergelijkbaar zijn en in andere wetten staan.
3. Indien het verzoek om ontbinding is gegrond op artikel 669, lid 3, onderdeel a, is artikel 671a, leden 5 en 7, van overeenkomstige toepassing.
Dit betekent dat als het verzoek tot ontbinding gebaseerd is op artikel 669, lid 3, onderdeel a (bedrijfseconomische redenen), de bepalingen van artikel 671a, leden 5 en 7 (betreffende de herplaatsingsinspanning en de redelijke termijn daarvoor) op eenzelfde manier van toepassing zijn.
4. Indien het verzoek om ontbinding is gegrond op artikel 669, lid 3, onderdeel c, wijst de kantonrechter het verzoek af, indien de werkgever niet beschikt over een verklaring ter zake van een deskundige als bedoeld in artikel 629a, tenzij het overleggen van deze verklaring in redelijkheid niet van de werkgever kan worden gevergd.
Dit betekent dat als het verzoek tot ontbinding gebaseerd is op artikel 669, lid 3, onderdeel c (frequent ziekteverzuim), de kantonrechter het verzoek zal afwijzen als de werkgever geen verklaring van een deskundige (zoals bedoeld in artikel 629a, vaak een bedrijfsarts of UWV-arts) kan overleggen, tenzij het redelijkerwijs niet van de werkgever verwacht kan worden dat hij deze verklaring overlegt.
5. Indien het verzoek om ontbinding is gegrond op artikel 669, lid 3, onderdeel e, in verband met het, zonder deugdelijke grond door de werknemer niet nakomen van de verplichtingen, bedoeld in artikel 660a, wijst de kantonrechter het verzoek af, indien de werkgever:
Dit betekent dat als het verzoek tot ontbinding gebaseerd is op artikel 669, lid 3, onderdeel e (verwijtbaar handelen of nalaten van de werknemer), specifiek omdat de werknemer zonder goede reden zijn re-integratieverplichtingen (zoals bedoeld in artikel 660a) niet nakomt, de kantonrechter het verzoek zal afwijzen indien de werkgever:
a. de werknemer niet eerst schriftelijk heeft gemaand tot nakoming van die verplichtingen of om die reden, met inachtneming van het bepaalde in artikel 629, lid 7, de betaling van het loon heeft gestaakt; of
de werknemer niet eerst schriftelijk heeft aangemaand om zijn verplichtingen na te komen, of om die reden de loonbetaling heeft stopgezet (rekening houdend met wat in artikel 629, lid 7 staat); of
b. niet beschikt over een verklaring ter zake van een deskundige als bedoeld in artikel 629a, tenzij het overleggen van deze verklaring in redelijkheid niet van de werkgever kan worden gevergd.
niet beschikt over een verklaring van een deskundige (zoals bedoeld in artikel 629a), tenzij het redelijkerwijs niet van de werkgever verwacht kan worden dat hij deze verklaring overlegt.
6. Indien de werkgever de ontbinding verzoekt op grond van artikel 669, lid 3, onderdelen b tot en met i, en een opzegverbod als bedoeld in artikel 670, leden 1 tot en met 4 en 10, of een met deze opzegverboden naar aard en strekking vergelijkbaar opzegverbod in een ander wettelijk voorschrift geldt, kan de kantonrechter, in afwijking van lid 2, het verzoek om ontbinding inwilligen, indien:
Dit betekent dat als de werkgever ontbinding verzoekt op basis van artikel 669, lid 3, onderdelen b tot en met i (zoals langdurige arbeidsongeschiktheid, disfunctioneren, verwijtbaar handelen, verstoorde arbeidsrelatie, etc.), en er een opzegverbod geldt zoals genoemd in artikel 670, leden 1 tot en met 4 en 10 (bijvoorbeeld tijdens ziekte, zwangerschap, lidmaatschap medezeggenschapsorgaan), of een vergelijkbaar opzegverbod uit een andere wet, de kantonrechter toch het verzoek kan goedkeuren, in afwijking van lid 2, als:
a. het verzoek geen verband houdt met omstandigheden waarop die opzegverboden betrekking hebben; of
het ontbindingsverzoek niets te maken heeft met de redenen waarom het opzegverbod geldt; of
b. er sprake is van omstandigheden die van dien aard zijn dat de arbeidsovereenkomst in het belang van de werknemer behoort te eindigen.
er zulke bijzondere omstandigheden zijn dat het beter is voor de werknemer als de arbeidsovereenkomst eindigt.
7. Het opzegverbod, bedoeld in artikel 670, lid 1, geldt niet indien de ziekte een aanvang heeft genomen nadat het verzoek om ontbinding door de kantonrechter is ontvangen.
Dit betekent dat het opzegverbod tijdens ziekte (zoals genoemd in artikel 670, lid 1) niet van toepassing is als de werknemer ziek is geworden nadat de kantonrechter het verzoek tot ontbinding van de werkgever heeft ontvangen.
8. Indien de kantonrechter de arbeidsovereenkomst ontbindt op grond van artikel 669, lid 3, onderdeel i, kan hij aan de werknemer een vergoeding toekennen van ten hoogste de helft van de transitievergoeding, bedoeld in artikel 673, lid 2.
Dit betekent dat als de kantonrechter de arbeidsovereenkomst ontbindt op basis van de zogenoemde 'i-grond' (cumulatiegrond, een combinatie van omstandigheden uit de onderdelen c tot en met h van artikel 669, lid 3), hij de werknemer een vergoeding kan geven die maximaal de helft bedraagt van de transitievergoeding zoals berekend volgens artikel 673, lid 2.
9. Indien het verzoek om ontbinding een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd of een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd betreft die tussentijds kan worden opgezegd, en de kantonrechter het verzoek inwilligt:
Dit betekent dat als het verzoek tot ontbinding gaat over een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd, of een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd die tussentijds opgezegd mag worden, en de kantonrechter het verzoek goedkeurt:
a. bepaalt hij het einde van de arbeidsovereenkomst op het tijdstip waarop de arbeidsovereenkomst bij regelmatige opzegging zou zijn geëindigd, waarbij, indien de ontbinding van de arbeidsovereenkomst niet het gevolg is van ernstig verwijtbaar handelen of nalaten van de werkgever, de duur van de periode die aanvangt op de datum van ontvangst van het verzoek om ontbinding en eindigt op de datum van dagtekening van de ontbindingsbeslissing in mindering wordt gebracht, met dien verstande dat een termijn van ten minste een maand resteert;
de kantonrechter de einddatum van de arbeidsovereenkomst vaststelt op het moment dat deze zou zijn geëindigd bij een normale opzegging. Als de ontbinding niet komt door ernstig verwijtbaar gedrag van de werkgever, wordt de proceduretijd (vanaf ontvangst verzoek tot datum beslissing) van de opzegtermijn afgetrokken, maar er moet altijd minimaal één maand opzegtermijn overblijven.
b. kan hij, in afwijking van onderdeel a, het einde van de arbeidsovereenkomst bepalen op een eerder tijdstip, indien de ontbinding van de arbeidsovereenkomst het gevolg is van ernstig verwijtbaar handelen of nalaten van de werknemer;
de kantonrechter, anders dan in onderdeel a, de arbeidsovereenkomst op een eerdere datum kan laten eindigen als de ontbinding het gevolg is van ernstig verwijtbaar gedrag van de werknemer.
c. kan hij aan de werknemer een billijke vergoeding toekennen indien de ontbinding van de arbeidsovereenkomst het gevolg is van ernstig verwijtbaar handelen of nalaten van de werkgever.
de kantonrechter de werknemer een billijke vergoeding kan toekennen als de ontbinding het gevolg is van ernstig verwijtbaar gedrag van de werkgever.
10. Indien het verzoek om ontbinding een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd betreft die niet tussentijds kan worden opgezegd, en de kantonrechter het verzoek inwilligt, bepaalt hij op welk tijdstip de arbeidsovereenkomst eindigt en:
Dit betekent dat als het verzoek tot ontbinding gaat over een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd die niet tussentijds opgezegd mag worden, en de kantonrechter het verzoek goedkeurt, hij de einddatum van de arbeidsovereenkomst vaststelt en:
a. kan hij de werknemer een vergoeding toekennen tot ten hoogste het bedrag gelijk aan het in geld vastgestelde loon over de termijn dat de arbeidsovereenkomst geduurd zou hebben indien deze van rechtswege zou zijn geëindigd;
hij de werknemer een vergoeding kan toekennen die maximaal gelijk is aan het loon dat de werknemer zou hebben ontvangen over de resterende looptijd van het contract als het niet tussentijds was beëindigd.
b. kan hij de werknemer naast de vergoeding, bedoeld in onderdeel a, een billijke vergoeding toekennen indien de ontbinding het gevolg is van ernstig verwijtbaar handelen of nalaten van de werkgever; of
hij de werknemer, bovenop de vergoeding genoemd in onderdeel a, een billijke vergoeding kan toekennen als de ontbinding het gevolg is van ernstig verwijtbaar gedrag van de werkgever; of
c. kan hij, indien de ontbinding van de arbeidsovereenkomst het gevolg is van ernstig verwijtbaar handelen of nalaten van de werknemer, de werkgever een vergoeding toekennen tot ten hoogste het bedrag gelijk aan het in geld vastgestelde loon over de termijn dat de arbeidsovereenkomst geduurd zou hebben indien deze van rechtswege zou zijn geëindigd.
hij, als de ontbinding het gevolg is van ernstig verwijtbaar gedrag van de werknemer, de werkgever een vergoeding kan toekennen die maximaal gelijk is aan het loon over de resterende looptijd van het contract.
11. Elk beding waarbij de mogelijkheid voor de werkgever om de kantonrechter te verzoeken de arbeidsovereenkomst te ontbinden, bedoeld in lid 1, wordt uitgesloten of beperkt, is nietig.
Dit betekent dat elke afspraak of bepaling (beding) die de mogelijkheid voor de werkgever om de kantonrechter te vragen de arbeidsovereenkomst te ontbinden (zoals beschreven in lid 1) uitsluit of beperkt, ongeldig (nietig) is.
Gerelateerde rechtspraak
ECLI:NL:HR:2018:2218 - Billijke vergoeding: gevolgen van ontslag meewegen bij ernstige verwijtbaarheid werkgever
Indien een ontbinding het gevolg is van ernstig verwijtbaar handelen van de werkgever, moeten de gevolgen van het ontslag voor de werknemer kenbaar worden meegewogen bij het bepalen van de billijke vergoeding. Dit omvat ook de verwachte duur van de arbeidsovereenkomst.
ECLI:NL:HR:2018:182 - Ontslag wegens disfunctioneren: beoordelingsruimte werkgever en bewijs onder de Wwz
De werkgever heeft beoordelingsruimte bij de vraag of een werknemer disfunctioneert, maar moet de onderliggende feiten bij betwisting bewijzen. De appelrechter die een ontbinding alsnog toewijst, is vrij in het bepalen van een toekomstige einddatum en niet gebonden aan de opzegtermijn.
ECLI:NL:HR:2018:220 - Verstoorde arbeidsrelatie: verwijtbaarheid werknemer geen vereiste voor ontbinding
Voor ontbinding van de arbeidsovereenkomst op grond van een verstoorde arbeidsverhouding (g-grond) is verwijtbaarheid van de werknemer niet vereist. Ook eventuele verwijtbaarheid van de werkgever staat op zichzelf niet in de weg aan ontbinding, al kan dit wel meewegen in de beoordeling.
ECLI:NL:HR:2016:2998 - De voorwaardelijke ontbinding na ontslag op staande voet onder de WWZ
De Hoge Raad oordeelt dat een werkgever na een ontslag op staande voet nog steeds een voorwaardelijk ontbindingsverzoek kan indienen. De voorwaarde mag echter alleen zien op de vernietiging van het ontslag in dezelfde instantie, niet op een eventuele vernietiging in hoger beroep.
ECLI:NL:HR:2019:933 - Verbetertraject disfunctioneren: welke inspanning mag van werkgever en werknemer worden verwacht?
De inspanningen die een werkgever moet verrichten in een verbetertraject zijn afhankelijk van de omstandigheden. Van een werknemer met een hoge functie en veel ervaring, wiens disfunctioneren mede ligt in gebrek aan zelfreflectie, mag worden verwacht dat deze zelf actief meedenkt en voorstellen doet.
ECLI:NL:HR:2018:857 - Art. 7:683 BW: Billijke vergoeding na onterechte ontbinding is geen automatisme
Indien een hof oordeelt dat een ontbinding onterecht was maar herstel niet toewijst, is het niet verplicht een billijke vergoeding ex art. 7:683 lid 3 BW toe te kennen. De rechter heeft de discretionaire bevoegdheid om, na afweging van de omstandigheden, geen vergoeding toe te kennen.
ECLI:NL:HR:2018:1812
ECLI:NL:HR:2020:284 - Hoge Raad: Beoordeling ontslag ex tunc, maar de gevolgen ex nunc
De Hoge Raad oordeelt dat de rechtmatigheid van een door de kantonrechter toegewezen ontbinding in hoger beroep 'ex tunc' moet worden beoordeeld. De keuze voor herstel of een billijke vergoeding en de beoordeling van de transitievergoeding moeten echter 'ex nunc' plaatsvinden.
ECLI:NL:HR:2020:283 - Hoge Raad: Geen gedeeltelijke ontbinding, wel ex nunc toetsing in hoger beroep
De Hoge Raad oordeelt dat een arbeidsovereenkomst niet gedeeltelijk kan worden ontbonden op grond van art. 7:671b BW. Wel zijn er andere wijzen van gedeeltelijke beëindiging. Bij hoger beroep tegen een afgewezen ontbindingsverzoek moet de rechter oordelen naar de actuele situatie (ex nunc).
ECLI:NL:HR:2022:276 - Peilmoment opzegverbod bij ziekte: UWV-aanvraag is beslissend, niet kantonrechtersverzoek
Indien een werknemer zich ziek meldt ná de ontslagaanvraag bij het UWV maar vóór het ontbindingsverzoek bij de kantonrechter, geldt het opzegverbod tijdens ziekte niet. Het peilmoment van de UWV-aanvraag is doorslaggevend vanwege de nauwe verbondenheid tussen beide procedures.