Terug naar bibliotheek
Boek 7. Bijzondere overeenkomsten
Titel 10. Arbeidsovereenkomst
Afdeling 9. Einde van de arbeidsovereenkomst
Artikel 668a

Artikel 668a (Ketenregeling omzetting naar onbepaalde tijd)

Laatste versie

1. Vanaf de dag dat tussen dezelfde partijen:

a. arbeidsovereenkomsten voor bepaalde tijd elkaar met tussenpozen van ten hoogste zes maanden hebben opgevolgd en een periode van 36 maanden, deze tussenpozen inbegrepen, hebben overschreden, geldt met ingang van die dag de laatste arbeidsovereenkomst als aangegaan voor onbepaalde tijd; b. meer dan drie voor bepaalde tijd aangegane arbeidsovereenkomsten elkaar hebben opgevolgd met tussenpozen van ten hoogste zes maanden, geldt de laatste arbeidsovereenkomst als aangegaan voor onbepaalde tijd.

2. Lid 1 is van overeenkomstige toepassing op elkaar opvolgende arbeidsovereenkomsten tussen een werknemer en verschillende werkgevers, die, ongeacht of inzicht bestaat in de hoedanigheid en geschiktheid van de werknemer, ten aanzien van de verrichte arbeid redelijkerwijze geacht moeten worden elkaars opvolger te zijn.

3. Lid 1, onderdeel a, is niet van toepassing op een arbeidsovereenkomst aangegaan voor ten hoogste drie maanden die onmiddellijk volgt op een tussen dezelfde partijen aangegane arbeidsovereenkomst voor 36 maanden of langer.

4. De termijn van opzegging wordt berekend vanaf het tijdstip van totstandkoming van de eerste arbeidsovereenkomst als bedoeld onder a of b van lid 1.

5. Bij collectieve arbeidsovereenkomst of bij regeling door of namens een daartoe bevoegd bestuursorgaan kan de periode van 36 maanden, bedoeld in lid 1, onderdeel a, worden verlengd tot ten hoogste 48 maanden en kan het aantal van drie, bedoeld in lid 1, onderdeel b, worden verhoogd naar ten hoogste zes, indien uit die overeenkomst of regeling blijkt dat voor bij die overeenkomst of regeling te bepalen functies of functiegroepen de intrinsieke aard van de bedrijfsvoering deze verlenging of verhoging vereist.

6. Bij collectieve arbeidsovereenkomst of bij regeling door of namens een daartoe bevoegd bestuursorgaan kan van lid 2 worden afgeweken ten nadele van de werknemer.

7. Bij schriftelijke overeenkomst of bij regeling door of namens een daartoe bevoegd bestuursorgaan kan ten nadele van de bestuurder van een rechtspersoon worden afgeweken van de periode, bedoeld in lid 1, onderdeel a.

8. Bij collectieve arbeidsovereenkomst of bij regeling door of namens een daartoe bevoegd bestuursorgaan kan dit artikel buiten toepassing worden verklaard voor bepaalde functies in een bedrijfstak indien Onze Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid bij ministeriële regeling deze functies heeft aangewezen, omdat het voor die functies in die bedrijfstak bestendig gebruik is en vanwege de intrinsieke aard van de bedrijfsvoering en van die functies noodzakelijk is de arbeid uitsluitend te verrichten op grond van arbeidsovereenkomsten voor bepaalde tijd, niet zijnde uitzendovereenkomsten als bedoeld in artikel 690. Bij die regeling kunnen nadere voorwaarden worden gesteld aan het buiten toepassing verklaren, bedoeld in de eerste zin.

9. Bij collectieve arbeidsovereenkomst of bij regeling door of namens een daartoe bevoegd bestuursorgaan kan voor daarin aangewezen arbeidsovereenkomsten die uitsluitend of overwegend zijn aangegaan omwille van de educatie van de werknemer dit artikel geheel of gedeeltelijk niet van toepassing worden verklaard.

10. Dit artikel is niet van toepassing op arbeidsovereenkomsten die zijn aangegaan in verband met een beroepsbegeleidende leerweg als bedoeld in artikel 7.2.2. van de Wet educatie en beroepsonderwijs.

11. Dit artikel is niet van toepassing op een arbeidsovereenkomst met een werknemer die de leeftijd van achttien jaar nog niet heeft bereikt, indien de gemiddelde omvang van de door hem verrichte arbeid ten hoogste twaalf uur per week heeft bedragen.

12. De periode, bedoeld in lid 1, onderdeel a, wordt verlengd tot ten hoogste 48 maanden, en het aantal, bedoeld in lid 1, onderdeel b, bedraagt ten hoogste zes, indien het betreft een arbeidsovereenkomst met een werknemer die de in artikel 7, onderdeel a, van de Algemene Ouderdomswet bedoelde leeftijd heeft bereikt. Voor de vaststelling of de in dit lid bedoelde periode of het bedoelde aantal arbeidsovereenkomsten is overschreden worden alleen arbeidsovereenkomsten in aanmerking genomen die zijn aangegaan na het bereiken van de in artikel 7, onderdeel a, van de Algemene Ouderdomswet bedoelde leeftijd.

13. Bij collectieve arbeidsovereenkomst of bij regeling door of namens een daartoe bevoegd bestuursorgaan kunnen de tussenpozen, bedoeld in lid 1, onderdelen a en b, worden verkort tot ten hoogste drie maanden, voor bij die overeenkomst of regeling aangewezen functies, die gedurende een periode van ten hoogste negen maanden per jaar kunnen worden uitgeoefend en niet aansluitend door dezelfde werknemer kunnen worden uitgeoefend gedurende een periode van meer dan negen maanden per jaar.

14. Bij regeling van Onze Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid kunnen op verzoek van de Stichting van de Arbeid de tussenpozen, bedoeld in lid 1, onderdelen a en b, worden verkort tot ten hoogste drie maanden, voor bij die regeling aan te wijzen functies, die gedurende een periode van ten hoogste negen maanden per jaar kunnen worden uitgeoefend en niet aansluitend door dezelfde werknemer kunnen worden uitgeoefend gedurende een periode van meer dan negen maanden per jaar.

15. Dit artikel is niet van toepassing op een arbeidsovereenkomst met een werknemer op een school als bedoeld in artikel 1 van de Wet op het primair onderwijs of artikel 1 van de Wet op de expertisecentra, indien die arbeidsovereenkomst is aangegaan in verband met vervanging wegens ziekte van een werknemer die een onderwijsgevende of onderwijsondersteunende functie met lesgebonden of behandeltaken bekleedt.

Details

[Wijziging(en) op nader te bepalen datum(s); laatste bekendgemaakt in 2019. Zie het overzicht van wijzigingen]

Uitleg in duidelijke taal

1. Vanaf de dag dat tussen dezelfde partijen:

Dit lid introduceert de voorwaarden waaronder arbeidsovereenkomsten voor bepaalde tijd overgaan in een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd, wanneer deze tussen dezelfde werkgever en werknemer zijn gesloten.

a. arbeidsovereenkomsten voor bepaalde tijd elkaar met tussenpozen van ten hoogste zes maanden hebben opgevolgd en een periode van 36 maanden, deze tussenpozen inbegrepen, hebben overschreden, geldt met ingang van die dag de laatste arbeidsovereenkomst als aangegaan voor onbepaalde tijd;

Dit onderdeel specificeert dat als arbeidsovereenkomsten voor bepaalde tijd elkaar opvolgen met tussenpozen van maximaal zes maanden, en de totale duur van deze contracten (inclusief de tussenpozen) meer dan 36 maanden bedraagt, de laatste arbeidsovereenkomst vanaf die dag wordt beschouwd als een contract voor onbepaalde tijd.

b. meer dan drie voor bepaalde tijd aangegane arbeidsovereenkomsten elkaar hebben opgevolgd met tussenpozen van ten hoogste zes maanden, geldt de laatste arbeidsovereenkomst als aangegaan voor onbepaalde tijd.

Dit onderdeel stelt dat indien er meer dan drie arbeidsovereenkomsten voor bepaalde tijd elkaar hebben opgevolgd, met tussenpozen van maximaal zes maanden, de laatste arbeidsovereenkomst eveneens geldt als aangegaan voor onbepaalde tijd.

2. Lid 1 is van overeenkomstige toepassing op elkaar opvolgende arbeidsovereenkomsten tussen een werknemer en verschillende werkgevers, die, ongeacht of inzicht bestaat in de hoedanigheid en geschiktheid van de werknemer, ten aanzien van de verrichte arbeid redelijkerwijze geacht moeten worden elkaars opvolger te zijn.

Dit lid bepaalt dat de regels uit lid 1 ook gelden voor situaties waarin een werknemer achtereenvolgens voor verschillende werkgevers werkt, mits deze werkgevers redelijkerwijs als elkaars opvolger kunnen worden beschouwd met betrekking tot de verrichte arbeid. Dit geldt ook als de opvolgende werkgever geen inzicht heeft in de kwaliteiten en geschiktheid van de werknemer.

3. Lid 1, onderdeel a, is niet van toepassing op een arbeidsovereenkomst aangegaan voor ten hoogste drie maanden die onmiddellijk volgt op een tussen dezelfde partijen aangegane arbeidsovereenkomst voor 36 maanden of langer.

Dit lid maakt een uitzondering op de regel in lid 1, onderdeel a. Die regel (omzetting na 36 maanden) geldt niet voor een kortdurende arbeidsovereenkomst van maximaal drie maanden die direct volgt op een eerdere arbeidsovereenkomst tussen dezelfde partijen die 36 maanden of langer heeft geduurd.

4. De termijn van opzegging wordt berekend vanaf het tijdstip van totstandkoming van de eerste arbeidsovereenkomst als bedoeld onder a of b van lid 1.

Dit lid stelt dat voor de berekening van de opzegtermijn wordt uitgegaan van de startdatum van de eerste arbeidsovereenkomst in de keten, zoals beschreven in lid 1, onderdeel a of b.

5. Bij collectieve arbeidsovereenkomst of bij regeling door of namens een daartoe bevoegd bestuursorgaan kan de periode van 36 maanden, bedoeld in lid 1, onderdeel a, worden verlengd tot ten hoogste 48 maanden en kan het aantal van drie, bedoeld in lid 1, onderdeel b, worden verhoogd naar ten hoogste zes, indien uit die overeenkomst of regeling blijkt dat voor bij die overeenkomst of regeling te bepalen functies of functiegroepen de intrinsieke aard van de bedrijfsvoering deze verlenging of verhoging vereist.

Dit lid geeft aan dat in een collectieve arbeidsovereenkomst (cao) of een regeling van een bevoegd bestuursorgaan de periode van 36 maanden (uit lid 1, onderdeel a) verlengd kan worden tot maximaal 48 maanden. Ook kan het maximumaantal van drie contracten (uit lid 1, onderdeel b) verhoogd worden tot maximaal zes. Dit is alleen toegestaan als de cao of regeling aangeeft dat de specifieke aard van de bedrijfsvoering dit noodzakelijk maakt voor bepaalde functies of functiegroepen.

6. Bij collectieve arbeidsovereenkomst of bij regeling door of namens een daartoe bevoegd bestuursorgaan kan van lid 2 worden afgeweken ten nadele van de werknemer.

Dit lid maakt het mogelijk dat in een cao of een regeling van een bevoegd bestuursorgaan wordt afgeweken van de regels over opvolgend werkgeverschap (lid 2), ook als dit nadelig is voor de werknemer.

7. Bij schriftelijke overeenkomst of bij regeling door of namens een daartoe bevoegd bestuursorgaan kan ten nadele van de bestuurder van een rechtspersoon worden afgeweken van de periode, bedoeld in lid 1, onderdeel a.

Dit lid staat toe dat voor bestuurders van een rechtspersoon via een schriftelijke overeenkomst of een regeling van een bevoegd bestuursorgaan kan worden afgeweken van de 36-maandenperiode (genoemd in lid 1, onderdeel a), zelfs als dit in het nadeel van de bestuurder is.

8. Bij collectieve arbeidsovereenkomst of bij regeling door of namens een daartoe bevoegd bestuursorgaan kan dit artikel buiten toepassing worden verklaard voor bepaalde functies in een bedrijfstak indien Onze Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid bij ministeriële regeling deze functies heeft aangewezen, omdat het voor die functies in die bedrijfstak bestendig gebruik is en vanwege de intrinsieke aard van de bedrijfsvoering en van die functies noodzakelijk is de arbeid uitsluitend te verrichten op grond van arbeidsovereenkomsten voor bepaalde tijd, niet zijnde uitzendovereenkomsten als bedoeld in artikel 690. Bij die regeling kunnen nadere voorwaarden worden gesteld aan het buiten toepassing verklaren, bedoeld in de eerste zin.

Dit lid bepaalt dat dit gehele artikel (de ketenregeling) via een cao of een regeling van een bevoegd bestuursorgaan buiten toepassing kan worden gelaten voor specifieke functies binnen een bedrijfstak. Voorwaarde is dat de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid deze functies via een ministeriële regeling heeft aangewezen. De reden hiervoor moet zijn dat het in die bedrijfstak gebruikelijk is en vanwege de aard van de bedrijfsvoering en de functies noodzakelijk is om uitsluitend met contracten voor bepaalde tijd te werken (uitzendovereenkomsten vallen hier niet onder). Aan deze buitentoepassingverklaring kunnen nadere voorwaarden worden gesteld.

9. Bij collectieve arbeidsovereenkomst of bij regeling door of namens een daartoe bevoegd bestuursorgaan kan voor daarin aangewezen arbeidsovereenkomsten die uitsluitend of overwegend zijn aangegaan omwille van de educatie van de werknemer dit artikel geheel of gedeeltelijk niet van toepassing worden verklaard.

Dit lid maakt het mogelijk dat via een cao of een regeling van een bevoegd bestuursorgaan dit artikel geheel of gedeeltelijk niet van toepassing wordt verklaard op arbeidsovereenkomsten die hoofdzakelijk of uitsluitend zijn gesloten met het oog op de opleiding of scholing (educatie) van de werknemer.

10. Dit artikel is niet van toepassing op arbeidsovereenkomsten die zijn aangegaan in verband met een beroepsbegeleidende leerweg als bedoeld in artikel 7.2.2. van de Wet educatie en beroepsonderwijs.

Dit lid stelt dat de ketenregeling niet geldt voor arbeidsovereenkomsten in het kader van een beroepsbegeleidende leerweg (BBL), zoals gedefinieerd in de Wet educatie en beroepsonderwijs.

11. Dit artikel is niet van toepassing op een arbeidsovereenkomst met een werknemer die de leeftijd van achttien jaar nog niet heeft bereikt, indien de gemiddelde omvang van de door hem verrichte arbeid ten hoogste twaalf uur per week heeft bedragen.

Dit lid bepaalt dat de ketenregeling niet van toepassing is op arbeidsovereenkomsten met werknemers jonger dan achttien jaar, mits zij gemiddeld niet meer dan twaalf uur per week werken.

12. De periode, bedoeld in lid 1, onderdeel a, wordt verlengd tot ten hoogste 48 maanden, en het aantal, bedoeld in lid 1, onderdeel b, bedraagt ten hoogste zes, indien het betreft een arbeidsovereenkomst met een werknemer die de in artikel 7, onderdeel a, van de Algemene Ouderdomswet bedoelde leeftijd heeft bereikt. Voor de vaststelling of de in dit lid bedoelde periode of het bedoelde aantal arbeidsovereenkomsten is overschreden worden alleen arbeidsovereenkomsten in aanmerking genomen die zijn aangegaan na het bereiken van de in artikel 7, onderdeel a, van de Algemene Ouderdomswet bedoelde leeftijd.

Dit lid specificeert dat voor werknemers die de AOW-gerechtigde leeftijd hebben bereikt, de periode van 36 maanden (uit lid 1, onderdeel a) wordt verlengd tot maximaal 48 maanden, en het aantal van drie contracten (uit lid 1, onderdeel b) wordt verhoogd naar maximaal zes. Bij de beoordeling of deze langere periode of dit hogere aantal contracten is overschreden, tellen alleen arbeidsovereenkomsten mee die zijn aangegaan nadat de werknemer de AOW-gerechtigde leeftijd heeft bereikt.

13. Bij collectieve arbeidsovereenkomst of bij regeling door of namens een daartoe bevoegd bestuursorgaan kunnen de tussenpozen, bedoeld in lid 1, onderdelen a en b, worden verkort tot ten hoogste drie maanden, voor bij die overeenkomst of regeling aangewezen functies, die gedurende een periode van ten hoogste negen maanden per jaar kunnen worden uitgeoefend en niet aansluitend door dezelfde werknemer kunnen worden uitgeoefend gedurende een periode van meer dan negen maanden per jaar.

Dit lid staat toe dat de tussenpozen van zes maanden (genoemd in lid 1, onderdelen a en b) via een cao of een regeling van een bevoegd bestuursorgaan verkort kunnen worden tot maximaal drie maanden. Dit geldt voor specifiek aangewezen functies die maximaal negen maanden per jaar kunnen worden uitgeoefend en die niet direct aansluitend door dezelfde werknemer voor langer dan negen maanden per jaar kunnen worden gedaan (typisch voor seizoenswerk).

14. Bij regeling van Onze Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid kunnen op verzoek van de Stichting van de Arbeid de tussenpozen, bedoeld in lid 1, onderdelen a en b, worden verkort tot ten hoogste drie maanden, voor bij die regeling aan te wijzen functies, die gedurende een periode van ten hoogste negen maanden per jaar kunnen worden uitgeoefend en niet aansluitend door dezelfde werknemer kunnen worden uitgeoefend gedurende een periode van meer dan negen maanden per jaar.

Dit lid bepaalt dat de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, op verzoek van de Stichting van de Arbeid, via een ministeriële regeling de tussenpozen (uit lid 1, onderdelen a en b) kan verkorten tot maximaal drie maanden. Dit is mogelijk voor specifiek aan te wijzen functies die maximaal negen maanden per jaar worden uitgeoefend en niet aansluitend door dezelfde werknemer voor langer dan negen maanden per jaar kunnen worden gedaan.

15. Dit artikel is niet van toepassing op een arbeidsovereenkomst met een werknemer op een school als bedoeld in artikel 1 van de Wet op het primair onderwijs of artikel 1 van de Wet op de expertisecentra, indien die arbeidsovereenkomst is aangegaan in verband met vervanging wegens ziekte van een werknemer die een onderwijsgevende of onderwijsondersteunende functie met lesgebonden of behandeltaken bekleedt.

Dit lid stelt dat de ketenregeling niet van toepassing is op arbeidsovereenkomsten met invalkrachten in het primair onderwijs of op expertisecentra. Dit geldt specifiek wanneer de arbeidsovereenkomst is gesloten ter vervanging van een zieke werknemer met een onderwijsgevende of onderwijsondersteunende functie die lesgebonden of behandeltaken heeft.

Gerelateerde rechtspraak

Hoge Raad51x keer aangehaald in latere zaken

ECLI:NL:HR:2017:2905 - Aanzegging als opzegging en overgangsrecht bij opvolgend werkgeverschap

ECLI:NL:HR:2017:290517 november 2017Dit wetsartikel wordt 15 keer genoemd in deze uitspraak

Een mededeling van een werkgever kan als opzegging gelden, zelfs als deze is bedoeld als aanzegging. Bij de beoordeling van opvolgend werkgeverschap (WWZ) voor werkgeverswisselingen vóór 1 juli 2015 geldt nog het oude 'zodanige banden'-criterium, ook voor de transitievergoeding.

Civiel RechtArbeidsrecht
Hoge Raad54x keer aangehaald in latere zaken

ECLI:NL:HR:2012:BV9603

ECLI:NL:HR:2012:BV960311 mei 2012Dit wetsartikel wordt 4 keer genoemd in deze uitspraak
Hoge Raad14x keer aangehaald in latere zaken

ECLI:NL:HR:2006:AY3782

ECLI:NL:HR:2006:AY378214 juli 2006Dit wetsartikel wordt 10 keer genoemd in deze uitspraak
Hoge Raad18x keer aangehaald in latere zaken

ECLI:NL:HR:2015:39

ECLI:NL:HR:2015:399 januari 2015Dit wetsartikel wordt 4 keer genoemd in deze uitspraak
Hoge Raad4x keer aangehaald in latere zaken

ECLI:NL:HR:2018:2222 - Opzegtermijn bij opvolgend werkgeverschap: bedoeling wetgever prevaleert boven wettekst

ECLI:NL:HR:2018:222230 november 2018Dit wetsartikel wordt 15 keer genoemd in deze uitspraak

Bij opvolgend werkgeverschap telt de duur van de eerdere arbeidsovereenkomst mee voor de opzegtermijn van de opvolgende overeenkomst, ook als beide voor onbepaalde tijd zijn. De Hoge Raad oordeelt dat de duidelijke bedoeling van de wetgever hierin prevaleert boven de minder duidelijke wettekst.

Civiel RechtArbeidsrecht
Hoge Raad5x keer aangehaald in latere zaken

ECLI:NL:HR:2016:2757 - Uitzendovereenkomst, payrolling en opvolgend werkgeverschap: reikwijdte ketenregeling en Ragetlie-regel

ECLI:NL:HR:2016:27572 december 2016Dit wetsartikel wordt 11 keer genoemd in deze uitspraak

Een payrollconstructie valt onder de ruime definitie van de uitzendovereenkomst. Bij een directe overstap van de werknemer naar de inlener, moet deze inlener als opvolgend werkgever worden beschouwd. De voorgaande periode telt dan mee voor de ketenregeling en de Ragetlie-regel.

Civiel RechtArbeidsrecht, Burgerlijk Procesrecht
Hoge Raad8x keer aangehaald in latere zaken

ECLI:NL:HR:2007:BA2504

ECLI:NL:HR:2007:BA250429 juni 2007Dit wetsartikel wordt 7 keer genoemd in deze uitspraak
Civiel RechtArbeidsrecht, Burgerlijk Procesrecht
Hoge Raad6x keer aangehaald in latere zaken

ECLI:NL:HR:2020:312

ECLI:NL:HR:2020:31221 februari 2020Dit wetsartikel wordt 6 keer genoemd in deze uitspraak
Hoge Raad3x keer aangehaald in latere zaken

ECLI:NL:HR:2018:1909

ECLI:NL:HR:2018:190912 oktober 2018Dit wetsartikel wordt 2 keer genoemd in deze uitspraak
Hoge Raad1x keer aangehaald in latere zaken

ECLI:NL:HR:2012:BV9601

ECLI:NL:HR:2012:BV960125 mei 2012Dit wetsartikel wordt 4 keer genoemd in deze uitspraak